• Soetan Sjahrir (1909-1966), was een Indonesisch politicus en de eerste premier van dat land. Hij speelde een grote rol in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 werd hij gerarresteerd. Hij doet verslag van zijn gevangenschap en verbanning in een dagboek, dat is gepubliceerd als Indonesische overpeinzingen.
- We leven hier langzamerhand ook al op hoogspanning. Zoals de gebeurtenissen in China en Palestina de mensen hier beroeren. Iedereen heeft het er over en er gaan de gekste praatjes rond. Daarbij is natuurlijk steeds, hoewel meestal indirect, onze eigen toestand betrokken. Men kan zeggen, dat de mensen hier in hun sympathie voor de Japanners zo ver gaan dat ze zelfs een onvriendelijke houding tegenover de Nederlanders durven tonen, hetgeen anders niet licht gebeurt. Indirect is dus het partijkiezen voor Japan het uiting geven aan gevoelens van antipathie tegen de Hollandse overheersing. Nooit zo uitgesproken, vaak ook alleen onbewust en meestal zelfs niet zo bedoeld of gewild, - maar de sympathie voor Japan heeft onderbewuste oorzaken en dat zijn de Aziatische minderwaardigheidsgevoelens, die compensatie zoeken in glorifiëren van de Japanners, omdat haatgevoelens tegenover de blanken gevaar meebrengen voor zichzelf. Japanse liefde is dus maar één kant van de zaak, de veilige kant voor den geïntimideerden kolonialen oosterling. Het leedvermaak, dat de mensen koesteren over de moeilijkheden, die de Japanners den blanken bezorgen, is daarvoor een sterke aanwijzing. Toen men hier onlangs hoorde, hoe een Nederlands patrouillerend schip hardhandig tegen een paar Japanse vissersboten was opgetreden, was men verbaasd en teleurgesteld, dat de Japanners zoiets kon overkomen. Geen, die ik sprak, bekeek de zaak van de Nederlandse kant. Maar men durfde natuurlijk ook niet openlijk partijkiezen voor de Japanners. Nu gaat er sinds een week een praatje rond over de strafmaatregelen, die de Japanners tegenover de overmoedige Nederlanders nemen. Men fluistert in de kampongs, dat de ‘Flores’, het schip, dat op de Japanners heeft geschoten, is verdwenen. Dat wordt dan op zo'n veelbetekenende toon gezegd, dat het onnatuurlijke van die verdwijning vaststaat. En daarbij wordt dan gedacht: de Japanners, — en zeker niet zonder leedvermaak. Maar dat alles wordt niet uitgesproken, men heeft wel geleerd om zijn gevoelens jegens het Nederlandse gezag altijd voor zichzelf te houden. Men kan veilig de Japanners prijzen en daarbij indirect uiting geven aan verborgen gevoelens, zonder dat men voor communist wordt uitgemaakt. Niet, dat men de Japanners als heilbrengers beschouwt; niemand, die er aan denkt de Nederlanders voor de Japanners te willen verwisselen. Zo ver gaat men niet. Er zijn er zelfs, die, alhoewel spijtig, toegeven dat het beter moet zijn de Nederlanders als overheersers te hebben dan de Japanners. Hun leedvermaak geldt dan ook alleen de moeilijkheden, die die ‘kranige Japannertjes’ de in het diepst van hun hart gehate blanken — nu nog gevreesd — veroorzaken. Want het zijn juist degenen, die het meest lijden aan minderwaardigheidsgevoelens, die zo met de Japanners weglopen. Meestal zijn de ambtenaren, juist van het Nederlandse gezag, de ijverige dienaren, die alleen vertrouwen hebben in de onwrikbare macht van de koloniale overheersers. Men bewondert Japan, men dweept met Japan, om de vermeende kracht van Azië, die men in dat land gelooft te zien. Men assimileert het geldingsstreven van zichzelf met de geduchtheid van Japan en daarom is men zelfs boos op het ongelukkige, aangevallen China, dat Japan weerstreeft en daarbij de waan dreigt te verstoren, waarin men verkeert. En heel verborgen, slechts zelden uitgesproken, wordt er bij gedacht: China speelt de gehate en gevreesde blanken in de kaart.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten