donderdag 3 juli 2025

Astolphe Marquis de Custine • 4 juli 1839

Astolphe Marquis de Custine (1790-1857) was een Franse schrijver die bekend werd, en is gebleven, door zijn in 1843 gepubliceerde reisverslag Lettres de Russie, door Carly Misset en Anton van der Niet vertaald als Brieven uit Rusland.

Travemünde, 4 juli 1839.
Vanochtend in Lübeck kwam de herbergier toen hij hoorde dat ik scheep zou gaan naar Rusland, mijn kamer binnen met een uitdrukking van medelijden op zijn gezicht die mij aan het lachen maakte: deze man heeft een levendiger geest, is scherpzinniger en ironischer dan je het eerste ogenblik zou denken als je zijn huilerige stem hoort en de manier waarop hij Frans spreekt.
Toen hij merkte dat ik louter voor mijn genoegen reisde, begon hij met Duitse gemoedelijkheid een preek tegen mij af te steken om mij van mijn voornemen af te brengen. 'Kent u Rusland?' vroeg ik hem.
‘Nee mijnheer, maar ik ken de Russen. Er zijn er veel die Lübeck aandoen en ik beoordeel een land naar de uitdrukking op het gezicht van zijn bewoners.’
‘Wat ziet u dan op hun gezicht dat mij zou moeten weerhouden om hen in hun eigen land te gaan bezoeken?’
‘Mijnheer, zij hebben twee gezichten. Ik heb het nu niet over de knechten die helemaal geen gezicht hebben, ik heb het over de hoge heren: wanneer die van boord komen om naar Europa te gaan, zien ze er vrolijk, vrij en tevreden uit: het zijn ontsnapte paarden, vogels die hun kooi uit mogen. Mannen, vrouwen, jonge en oude mensen, ze zijn allemaal blij als scholieren op vakantie: op de terugweg kijken dezelfde mensen bedrukt, somber, gekweld. Zij praten kortaf, op afgebeten toon, hun voorhoofd vertoont zorgelijke rimpels: uit die tegenstelling heb ik opgemaakt dat een land dat men met zoveel vreugde achter zich laat en waarnaar men met zoveel spijt terugkeert, een slecht land is.’
‘Misschien heeft u gelijk,’ antwoordde ik, ‘maar uw opmerkingen vormen voor mij het bewijs dat de Russen niet zo gesloten zijn als zij worden afgeschilderd; ik dacht dat zij ondoorgrondelijk waren.’
‘In hun eigen land zijn zij dat ook, maar ons, goede Duitsers wantrouwen zij niet,’ zei de herbergier met een fijn glimlachje terwijl hij zich terugtrok.
‘Dat is een man die behoorlijk bang is voor onnozel te worden versleten!’ dacht ik terwijl ik alleen achtergebleven moest lachen... Men moet zelf reizen om te ontdekken hoe sterk de reputaties die de verschillende volken aan reizigers te danken hebben die vaak lichtvaardig oordelen omdat zij te lui zijn om na te denken, een persoonlijkheid kunnen beïnvloeden. Ieder afzonderlijk individu doet zijn best om op te komen tegen het oordeel dat men zich in het algemeen heeft gevormd over de mensen uit zijn land.
[...]

woensdag 2 juli 2025

Klaas Hoekstra • 3 juli 1827

• Nadat zijn schip in het ijs was vastgelopen en gezonken, kwamen gezagvoerder Klaas Hoekstra en zijn bemanning op Groenland terecht, waar ze met sloepen probeerden verder te komen. Het verslag van de tocht vol ontberingen is vastgelegd in Dagverhaal van het verongelukken van het Galjootschip Harlingen, in Straat-Davids. Ondertitel: De togt van de Equipagie met sloepen over en langs het ijs, en overwintering van dezelve in het Noordelijk gedeelte van Groenland.

Den 3 Julij verlieten wij Holsteinburg en vervorderden onze reis naar Koppenhagen, alwaar wij met 15 personen mijner equipagie den 9 Augustus arriveerden. De meesten onzer geene Europesche kleederen hebbende, waren wij genoodzaakt in Groenlandsche aan land te gaan, met zooveel bekijk, dat wij ter naauwernood over de straat konden komen. Ik was verpligt terstond andere klederen te koopen, en zag toen naar gelegenheid om, om te scheep naar Holland te vertrekken, dan geene schepen daar zijnde, waren wij genoodzaakt ons 5 dagen op te houden en met de stoomboot naar Kiel in het Holsteinsche te gaan. Daar komende vertrokken wij dadelijk weder met wagens naar Hamburg, alwaar ik een tjalk aannam, om ons naar Delfzijl te brengen, komende daar in den morgen van 23 Augustus 1827, zijnde precies een jaar na het ongelukkig verliezen van ons schip. Oogenblikkelijk reisden wij voort naar Harlingen, den nacht door, zoodat wij in den morgen van den 24 Augustus aldaar aankwamen, mogende het mij, Gode zij dank! gebeuren, mijne vrouw en kinderen gezond weder te vinden. De vreugde en aandoening waren verbazend, daar wij reeds onder de dooden geteld waren. Van Heeren Directeuren der Nederlandsche Groenlandsen Straat-Davids Visscherij Societeit werden wij op de gulhartigste wijze ontvangen, aan welken ik niet genoeg mijnen dank kan betuigen voor de liefderijke zorg aan mijne vrouw en kinderen, gedurende mijne afwezigheid, betoond en voor de mij gegevene hoop, om eerlang weder door hun in mijne vorige betrekking geplaatst te worden, en dat zij zich mijner niet zouden onttrekken, gedurende den tijd dat ik zonder schip was.

Den 10 October kwam het laatste volk mijner equipagie te Harlingen, zoodat wij toen allen, op twee na, na groote gevaren te hebben doorgestaan, – hoewel eenigen met verlies van teenen, waaronder twee, welke thans nog niet genezen zijnde, voor rekening der Societeit, geneesmiddelen bezorgd worden, – eindelijk in het Vaderland terug waren.

dinsdag 1 juli 2025

Willem Oltmans • 2 juli 1995

Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de DBNL.

2 juli 1995
[...]
22:30 uur
Ik ben gevlucht, want het aids-feest ontaardde in een hossende bende met gelal en gebral. Het begon best aardig. Op de gang ontmoette ik Van der Klaauw. Ik was heel vriendelijk, maar ik dacht: valse lul. De tent op de Dam voor het aids-diner was door Joop van den Ende neergezet. Robert Halewijn, de vriend van Evert Santegoeds, kwam Frits Salomonson, de homoseksuele advocatenvriend van Beatrix en Claus, voorstellen. Helen Hissink van Privé vertelde me dat de rvd had gebeld. Margriet had om foto's met mij gevraagd. Nu willen ze weten hoe beschadigend het is geweest.
De zogenaamde haute volée was aanwezig, een totale ramp. Kende er dus nagenoeg geen hond. Liesbeth List zong en er waren nog wat beroemde personen, van wie ik het bestaan niet kende. Ik kocht toch maar een lot van 75 gulden en won een kist bier, die ik heb laten staan omdat ik geen bier drink. Duizend gasten maal 75 gulden voor de loterij leverde nog eens 75.000 gulden op.
Het probleem dat ik met deze hele affaire heb, is dat ik het geen welgekozen formule vind voor een zo afschuwelijke ziekte als aids.

maandag 30 juni 2025

Wim Verstappen • 1 juli 1977

Wim Verstappen (1937-2004) was een Nederlandse filmregisseur. Van 29 juni tot 6 juli 1977 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij, toen hij bezig was met de Vestdijk-verfilming Pastorale 1943.

Vrijdag [1 juli]
Eerste draaidag. Om kwart over zes pik ik overbuurvrouw-regieassistente Vivian Pieters op en rij naar een boerderij in Lienden waar om half tien het eerste shot er op staat: Hein Boele en Pim Vosmaer (als onderduikers, de Joodse Cohen en de Indische Jan Intveld) die de boerderij verlaten om een weekend in Amsterdam vakantie te nemen, de eerste stap in wat een van de grootste scènes in de film gaat worden, hoe Cohen uit de band breekt en doet wat hij niet doen kan, de trein naar Amsterdam neemt en daar ook zonder problemen komt, op de terugweg ook door alle controles heenzwijnt, niet weet dat de boerderij intussen verraden is, en door Duitsers opgepakt wordt vijf minuten nadat hij weer terug is. Het is even spannend hoe of de acteurs het zullen gaan doen. Veel mensen menen dat je daar als regisseur wel wat aan doen kan, maar dat is een van de grote misvattingen over mijn vak. Een goed acteur is een goed acteur, en een slecht acteur kan je niet echt oppeppen tot grote prestaties. Pim Vosmaer, vers van de Arnhemse toneelschool, doet het heel goed en houdt ook bij veel repetities de spanning van de eerste keer vast, iets waar acteurs het wel eens lastig mee hebben. Hein Boele gaat de rol van zijn leven spelen, is onze indruk. De crew haalt opgelucht adem. Met de rolbezetting zit het dus goed. Een fotograaf van 'onze bladen' staat op de set (iedereen kankert altijd graag op de Telegraaf en ik lees zelf de krant ook niet vaak, maar het blijven de beste news-getters van Nederland; ik bedoel ze staan er nu toch en de kunstredacties van de andere kranten zijn straks dan maar weer kwaad dat zij de primeur niet hebben), en deze fotograaf stelt, als hij ziet dat we in een koeiestal draaien, voor dan maar een prent te maken waarop de acteurs hun koppen door de staken steken. Dat lijkt hem wel leuk. Hitchcock heeft wel eens gezegd dat acteurs vee zijn, maar daarom zijn het nog geen koeien, zeg ik.

Zaterdag [2 juli]
De boer toont mij 'de krant'. Mensen die de Telegraaf lezen, noemen dat ding altijd 'de krant', alsof het de enige in Nederland zou zijn. De fotograaf heeft een schitterende foto gemaakt gisteren. Zowel zijn eerste indruk over de film als mijn eerste indruk over hem blijken dus fout geweest te zijn. Her artikel bij de foto citeert mij, ik geef een kat naar mijn film Alicia. Het afgelopen jaar heb ik echter met geen enkel lid van de kunstredactie van die krant gesproken, en ik vind zelf Alicia een erg aardige film die ik nooit af zal vallen. Wat moet ik? Een ingezonden stuk aan de Telegraaf sturen? Een brief naar Hugo Metsers, Willeke van Ammelrooy en Mijanou van Baarsel sturen dat ik helemaal niet negatief denk over die film waar zij zich zo voor ingezet hebben? Er zijn nu al heel wat acteurs voor de camera geweest, en ik wil nu nóg wel eens iemand tegenkomen die beweert dat Vestdijk bloedeloos is. De acteurs hebben niet de minste moeite met begrip voor wat ze spelen moeten, en dat komt toch omdat de oude Vestdijk in zijn roman afgeronde en complete portretten van volbloed mensen geschilderd heeft.

zondag 29 juni 2025

Hanny Michaelis • 30 juni 1942

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Dinsdag 30 juni '42 ± half 12 's morgens • Vannacht erg onrustig geslapen. De hele nacht B. verteld van de deportatie naar Polen en mijn dagboeken in zijn zorg aanbevolen (!). 's Morgens vroeg herhaaldelijk wakker geworden met een loodzwaar gevoel en steeds opnieuw gevlucht in de slaap, met de neiging om als een mol in de grond te kruipen en alles te vergeten. Voor het opstaan met mammie er een lang gesprek over gehad. Tot de conclusie gekomen, dat zoiets nog wel een maand of 3 kan duren, en ons met de illusie gevleid, dat er binnen die tijd heel wat kan gebeuren. Ook is het niet zeker, dat we er zouden moeten omkomen, er bestaat nog een kleine kans, dat we het ondanks Engelse bommen, Duitse mitrailleurs en Poolse epidemieën overleven. Hóe, dat is de vraag. Ik heb het stukje van gisteravond overgelezen en me geërgerd aan mijn grondeloos egoïsme. Ik kan alleen maar denken aan wat mij persoonlijk raakt. Het klinkt onmenselijk wreed en gevoelloos, maar ik geloof, dat ik Nico zou verkiezen boven mijn ouden. Het regent al de hele morgen. De Amstel ligt in een grijs zilverlicht en de straten glimmen van vocht. Duivendrecht gaat half schuil in grijze nevels. Er hangt iets onzegbaar mclancholieks over alles. Wat een verschil met gisteren, toen ik 's middags op het dak heb gelegen, dommelend in de hete zon. Op het zand krioelde het van kleine, halfnaakte kinderen met emmers en schopjes, de lucht weerklonk van hun schelle stemmen. Het was een allergrappigst gezicht, al die bruine lichaampjes. Overal zaten groepjes moeders te breien en te kletsen, het had wel iets van Zandvoort. [...]

Hanny Michaelis • 29 juni 1942

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Maandag 29 juni '42 's nachts 1 uur • Vanavond zijn pappie en mammie thuisgekomen met het bericht, dat binnenkort alle Joden (en de Duitse het eerst) naar Polen en Duitsland zullen worden gedeporteerd om in de fabrieken te werken of te worden vergast. De Joodse Raad is gisteravond om zo uur bijeengeroepen, en prof. Cohen heeft zich zo lang mogelijk verzet, maar er was niets aan te doen omdat het bevel uit Berlijn kwam. Nu is ook het raadsel van de steeds koortsachtiger inventarisatie opgelost. We zullen in gezinsverband worden weggestuurd en het blijft alleen nog de vraag of het binnen één of twéé maanden zal gebeuren. Het is verschrikkelijk, een gevoel alsof het zwaard van Damocles je ieder moment kan treffen. Het gevoel van een ter dood veroordeelde. En geen vooruitzicht op een naderend einde! Zoals de zaken nu staan, kan het nog 2 jaar ook duren. We hebben nog een uur bij elkaar gezeten met sombere gezichten en geprikkeld door elkaars pessimistische beweringen. Mammie zat met een wezenloos gezicht tegen de stoelleuning te trommelen en praatte steeds maar over kristal en de naaimachine inpakken, wat pappie en mij ontzettend irriteerde. Ik kon alleen aan Nico denken en aan alles wat ik moet achterlaten, misschien voor altijd. Meer dan ooit heb ik hem nodig, om in zijn armen uit te huilen en me door hem te laten geruststellen. Ik benijd mensen zoals Betty Santcroos, die tenminste samen met hun mannen kunnen gaan en niet degeen van wie ze houden hoeven achter te laten. Ik zit nog steeds aangekleed op de rand van de divan. Buiten klinkt het geronk van vliegtuigmotoren. Als het maar uit kon zijn voor het ergste gebeurde! Ik geloof niet aan een god, ik kan niemand bidden in de hoop, dat het verhoord zal worden. Ik kan alleen maar vol vertwijfelde hoop luisteren naar de Engelse bommenwerpers en met een dichtgeknepen keel aan Nico denken. Het is allemaal zo luguber en wanhopig. En ik voel me zo verschrikkelijk eenzaam en hulpeloos. Nico, als ik je nog maar eenmaal kon spreken voor het te laat is ... Maar ik ben het immers niet alleen. Ik heb geen recht mezelf zo te beklagen wanneer honderdduizenden hetzelfde lot delen. Het is een schrale troost, maar het is er een.

Hanny Michaelis • 28 juni 1942

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Zondag 28 juni '42 ± half 11 's avonds • Mijn wens om van Nico te dromen is vervuld: Donderdagnacht droomde ik, dat hij uit St. Michielsgestel was ontsnapt en afscheid van me kwam nemen voor hij naar Rusland zou uitwijken. Ik moest lachen bij het idee, dat Nico met zijn neiging tot het conservatisme in een land als Rusland verzeild zou raken, maar ondanks dat was ik erg verliefd, wat zich uitte in een zekere bereidwillige tegemoetkomendheid toen hij me in zijn armen nam en me op mijn mond zoende. Ik onderging de zoen met het gevoel: 'Zie je wel, het is helemaal niet zo erg', en ik slaagde er zelfs in mijn afkeer te overwinnen voor het geval als hij eventueel zijn tong tussen mijn lippen zou steken (een gebaar waaraan ik met steeds meer tegenzin en schaamte heb teruggedacht, niet in het minst om mijn eigen willoosheid in dit opzicht, die ziet op instemming tenslotte) en voelde me bijzonder toegevingsgezind, wat niet wegnam, dat ik blij was, toen hij het niet deed. Deze droom is wel typerend voor mijn instelling t.o.v. hem. Erg bemoedigend is het niet. Maar wie weet hoe zalig ik het zal vinden om weer door hem te worden gezoend, misschien is die hele afkeer niets anders dan te laat besefte schaamte en ongewoonte. Sinds gisteren geniet ik van mijn vacantie, het is heerlijk. Maar als het langer dan 2 gesplitste weken zou duren, zou het oude gevoel van doelloosheid de overhand krijgen. Dat ligt trouwens altijd op de loer, maar als ik minder te doen heb en meer tijd om na te denken krijgt het eerder de kans me te overvallen. Het is mijn grootste vijand omdat ik er zo machteloos tegenover sta. Op sommige momenten denk ik dat het leven eigenlijk niets is dan een langzaam, zinloos en attractieloos voortrollen naar het einde, en dat illusies en verwachtingen met geen ander doel ontstaan dan om de baan wat minder eentonig te doen lijken. Maar op andere momenten voel ik me gelukkig met mezelf en mijn bestaan en ben ik dankbaar voor alles en niets. Een ding staat vast: ik zou met niemand ter wereld willen ruilen. Als ik niet tevreden ben met wat ik ben en heb, betekent het nooit, dat ik een ander lot of zelfs een andere persoonlijkheid verkies. [...]