dinsdag 31 oktober 2017

Peter R. de Vries -- 31 oktober 2005

• Peter R. de Vries (1956) is een Nederlandse misdaadverslaggever. In 2005, toen hij kortstondig lijsttrekker was van een door hem opgerichte politieke partij, hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij.

Maandag
Dit is dan de dag. Ik hoef er hier niet veel over uit te weiden. Het was bijna niet te missen in de media. De proclamatie mochten we inderdaad niet op de deur timmeren, maar het kwam allemaal goed. Ik heb het gevoel dat ik mijn verhaal goed heb kunnen doen. Ik had me ingesteld op kritische vragen van de parlementaire pers, maar het niveau viel me zwaar tegen. Onbenullige, soms bijna lachwekkende vragen: `Waarom wilt u zes uur gymnastiek op school per week en geen zeven?' Wie is hier nu eigenlijk de populist, vraag ik me na een poosje af en verberg mijn irritatie hierover onvoldoende. Ik krijg tenminste een kleine reprimande van Jac die ook aanwezig is en ook Peter Schouten zegt dat ik de `zeurende' verslaggever van De Telegraaf geen sneer had mogen geven. Ik begrijp wat ze bedoelen, maar ik houd nu eenmaal niet van zoete broodjes bakken. De vraag die ik had verwacht (`kan een politicus bevriend zijn geweest met een crimineel als Heineken-ontvoerder Cor van Hout?') blijft overigens uit. 's Avonds race ik van Nova naar Barend & Van Dorp en Met het oog op morgen. Als ik om half twee in bed plof, ben ik niet ontevreden.

zondag 29 oktober 2017

Raymond Queneau -- 30 oktober 1940

Raymond Queneau (1903-1976) was een Frans schrijver, dichter, dramaturg en wiskundige. Notities en fragmenten uit zijn dagboeken zijn opgenomen in Mijn moeder zong (vertaling door Jan Pieter van der Sterre).

30 oktober 1940
Ik klop aan bij bakkerij Queneau. Een jonge vrouw komt opendoen. Ik vind dat mijn nicht er een stuk jonger uitziet, twaalf jaar heb ik haar niet gezien. Mijn neef wordt wakker gemaakt. Hij komt. Ik denk mijn vader te zien, maar dan tien jaar jonger, dezelfde puilende ogen, dezelfde politieke bezieling, dezelfde taal. En ik ben verbaasd dat mijn nicht niet aardiger tegen me doet. Ik durf niet te veel vragen te stellen. Bij het weggaan wil ik mijn nicht een complimentje maken omdat ze zo jong is gebleven; maar ik kom er niet goed uit en zeg alleen: 'Tot ziens, lieve: nicht.' Afgezien daarvan vertelt Edmond leuke verhalen. Ook hij heeft astma; zit in de familie.
Vervolgens wandeling rue de Flandre.
Thuisgekomen ruim ik brieven op. Ik vind er een terug van mijn vader uit maart van dit jaar, waarin hij me meldt dat mijn nicht overleden is. En dat ik Edmond moet condoleren. Wie was die jonge vrouw dan? Een jongere zuster van de ander? Een nieuwe vrouw?
Ik heb ze beslist niet op een rijtje, zoals mijn vader zegt. Dat herinnert me eraan dat ik bij Domela binnenstapte terwijl ik van plan was naar Hartung te gaan. Twee jaar geleden ongeveer. Geloof ik.


• De dagboeken van Raymond Queneau (1903-1976) vormden als het ware het achterhoofd van de schrijver, een opslagplaats met zeer uiteenlopende voorraden, waarin hij verwerkte wat hij las (veel) en beleefde (minder veel).

Vasili Rozanov -- 29 oktober 1912

• De autobiografische publicaties van de Russische schrijver Vasili Rozanov (1856-1919) zijn “een uiterst boeiende en vooral tegendraadse collectie literaire fragmenten, aforismen en persoonlijke notities van iemand die rustig een van de meest opzienbarende fenomenen van de Russische letteren genoemd kan worden”. Een selectie uit zijn werk (vertaald door Yolanda Bloemen) is verschenen on der de titel Roem is een slang.

[29-31 oktober 1912]
De opzet van Dode zielen is eigenlijk een anekdote; zoals ook De revisor een anekdote is. Hoe een heer dode zielen wilde opkopen om ze te belenen; en hoe een andere oplichter in een stad voor een revisor werd aangezien. En al zijn toneelstukken, Het huwelijk, De spelers en zijn novellen, zoals De mantel, zijn gewoon Petersburgse anekdotes, die waar en die niet waar konden zijn. Zij hebben niets bijzonders en hebben geen inhoud.
Frappant is die eenvoud, het elementaire van zijn opzet: Gogol had niet de kracht zijn opzet gecompliceerd te maken; een roman of een verhaal in de zin van ontwikkeling of de ontvouwing van hartstocht kon hij zich, zo voel je, ook niet voorstellen, en aanzetten daartoe zijn in zijn aantekeningen niet gevonden.
Wat wil dat zeggen? Zijn ziel was merkwaardig elementair. Frappant dat ook Gogol zelf zich niet ontwikkelde; zijn ziel bleef dezelfde, zijn overtuigingen veranderden niet.
Bij de overgang van de Kleinrussische verhalen naar de Petersburgse anekdotes, richtte hij zijn blik alleen van het zuiden naar het noorden, maar zijn wijze van kijken bleef dezelfde.

zaterdag 28 oktober 2017

Wim Kan -- 28 oktober 1962

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

Zondag 28 oktober. Ochtend 12.00 uur. In kleine kamertje
Cubacrisis gaat steeds op en neer, in razend snel, slopend tempo. Was gisteren uurtje op strand van Noordwijk. Stapte 15.30 uur in auto, hoorde nog net: Dit was een extra nieuwsuitzending. Geen mens meer! Dacht: wat zou er nou weer zijn gebeurd. Om 16.00 uur: Chroesjtsjov bood aan raketbasissen op Cuba te ontruimen als Amerika hetzelfde in Turkije zou doen. Maar om 24.00 uur vannacht lag dat alles weer in het water. Een vreselijke tijd.
Mies Bouwman, na de voorstelling in Leiden, komt op 26 november met een AVRO tv-uitzending ten bate van de bouw van een dorp bij Arnhem voor blijvende invaliden en gehandicapten. Er is vijf miljoen nodig. Uitzending zou 22 uur moeten duren. Waarom? Omdat ze zoiets ook in Amerika doen!!! Aan het slot zou ik firma's moeten opbellen (Philips, Albert Heijn, KLM) om geld los te krijgen. Denk steeds 26 november, als we dan nog op deze aarde zijn tenminste. Maar... alles gaat door. We zetten de melkflesjes weer op de trap voor de melkboer.

Vrijdag 2 november. Middag
Storm af en toe. Hele dag al aan het werk. Gedachten ordenen. Knipsels uit de Cubaanse crisis. Grapjes plaatsen. Veel dagen lang getobt en toen aan het werk.

Woensdag 21 november 13.45 uur. Weer thuis in werkhuisje
Kennedy zit in z'n schommelstoel. Cubacrisis voorbij. Chroesjtsjov trekt de Iljoesjins terug. Blokkade opgeheven. China tegen India staakt het vuren en nou weer in Aalsmeer een sinterklazenoorlog. Nooit krijgt deze wereld rust!

woensdag 25 oktober 2017

Frederik van Eeden -- 26 oktober 1918

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
• Portret door Henri Braakensiek (1918).

zaterdag 26 oktober
Vrij goed Octoberweer. De boomen in herfstpracht. De schoolen zijn geslooten, om de [Spaanse griep-]epidemie.
Ik sprak Woensdag in den Haag, ik at eerst bij der Mouw. Het was er aangenaam. Hij zegde een van zijn gedichten op: Het hagedisje. Het is uitsteekend werk. Hij sprak oover Kloos dien hij bezocht had. Hij had een prettigen indruk van hem gekreegen en vond hem een ‘goeye man’.** (Toen ik Donderdag thuis kwam zag ik iemand Walden voorbij stappen, die precies op Kloos leek).
Het spreeken, voor de Coöperatieve Vrouwenbond, was mij aangenaam der Mouw was er ook, met zijn vrouw.
Ik logeerde op Westerbro, bij de goede Margaretha Meyboom. Haar vader, de dominee was een man zonder zonde, naar haar verhalen, een voortreffelijk mensch. Een haar eigen leeven is ook één gestadige toewijding aan de ongelukkige menschheid. Westerbro is nog steeds eeven aandoenlijk en roerend. De vier huisjes, de niet heel goed geëxploiteerde moestuin, de gasten en de welmeenendheid, de soberheid en de aardige verhouding onder elkaar, het is nog eeven als voor vijftien jaar.
Ik wandelde in den nacht van den Haag naar Rijswijk, en den volgenden morgen van Rijswijk naar Delft. Noenmaal bij Hans. Het werd toen wel alles beeter, maar ik was nog onder den druk.
[...]
Geldzaken drukken mij weer. Ik schreef een krachtig stuk oover de brochure Eureka.
De verwarring in Europa neemt ontzettend toe. Alle volken roepen om zelfstandigheid.



** Die indruk was wederkerig, zoals blijkt uit Kloos' mededelingen dienaangaande: ‘De overeenkomst tusschen zijn meeningen en mijn eigene was hier en daar zoo treffend, dat ik soms bij mijzelven dacht: 't is of ik mijzelven hoor, terwijl ik toch nooit veel van hem had gelezen, en hij vermoedelijk even weinig van mij. Ja, hij zei ook verschillende dingen over kwestie's, waar hij meer studie van had gemaakt dan ik zelf, maar de bevindingen, die hij er mij over meedeelde, verschilden niet zoo diametraal van wat ik zelf reeds uit mijzelf er losweg over dacht. Kortom, de wederzijdsche kennismaking verliep tot ons beider tevredenheid en wij spraken ernstig af, elkaêr weer spoedig eens te ontmoeten, maar niet zoo heel lang daarna kreeg ik, tot mijn diep leedwezen, de tijding van zijn dood. En nu ik aan hem terugdenk en zijn bezoek op mijn studeerkamer, en hoe hij daar zat en met zijn rug tegen den stoelrug, op aangenaam-zachte en toch stellige wijze sprak over allerlei dingen, waar men bij een eerste bezoek gewoonlijk niet van rept, terwijl zijn hand zich daarbij soms vreemd in de lucht bewoog, nu kan ik den indruk niet van mij wegzetten, dat hij destijds eigenlijk reeds tusschen twee werelden heen en weer zweefde, dat hij nog wel niet dood was, maar toch ook niet meer leefde op de gewone manier waarop andere menschen dat doen.’

maandag 23 oktober 2017

E.J. Potgieter -- 24 oktober 1830

E.J. Potgieter (1808-1875) was een Nederlandse schrijver, oprichter van De Gids. Hij woonde van 1827-1830 in Antwerpen. Op 24 oktober 1830 werd voor de poorten van Antwerpen strijd geleverd tussen Belgische en Nederlandse troepen. deze dag en de turbulente weken erna zijn door Potgieter beschreven in een aantal dagboekbladen.

Zondag Middag. 24 Oct. 1830
Tusschen drie en vier uren verliet ik mijne woning en was weldra aan de Mechelsche poort [in Antwerpen]. Eene misschien drie dubbele wacht bezette deze terwijl de wallen aan de zijden der poort ieder met slechts een soldaat waren bezet. Duizende menschen stroomden naar de poort toe om van daar (zoo mogelijk) het gevecht te zien. Velen bleven voor de poort staan elkander allerlei vertellingen van Engelsche vloot, Pruissische interventie enz. verhalende. Ik ging aan de linkerzijde den wal op en terwijl een heldere hemel, en een zacht weder een ruimen gezigteinder schonk zag ik op 3/4 uren afstands van tusschen de boomen nu en dan de rook van een kanon opstijgen en een geregeld peletonvuur deed zich samen bij wijle vervangen door een enkel geweerschot. De stilte der natuur het gevecht beneden en de schaar om mij heen wekten geheel verschillende aandoeningen op. Het was eene mengeling van rust woede en ellende. Terwijl de vrouwen jammerden bij de gedachte dat misschien hun zoon of broeder ginds vocht, sommige mannen het voortdurende vechten der Hollanders op een grond wiens vrijheid door d.P.v.O. zelf erkend was voor menschen moorden hielden kon ik de gedachte aan de nietigheid van den mensch niet van mij afweren, en was weldra het schouwspel moede. Ik begaf mij aan de regterzijde van den wal van waar men juist op het wachthuis buiten de poort ziet. Hier waren andere aandoeningen hier was de woede tegen de H.[ollanders] algemeen en toen eenige lanciers de vesting binnen togen meende de schaar hierin een bewijs van hun verlies te zien en luide jubelkreten gingen. Er is iets akeligs en te gelijk iets medeslepends in den volkskreet. Sommigen zagen echter weldra dat28 dit meer voor eene binnentrekkende patrouille moest gehouden worden. Het werd donkerder en burgers droegen op eene draagbaar een gekwetste binnen. De afstand belette mij te zien of t een militair was maar enkele kreeten gingen uit den hoop op. Is t een h.[ollander] smyt de J.K. [Jan Kaas] in t water enz. Eene enkele vrouw die nog weder een lancier zag binnentrekken klapte in hare handen met een zoo afgrijsselijk gelaat dat zij eene furie geleek. In t eigen oogenblik verscheen de 7de afdeeling op de wallen, de kolonel verzocht die te ruimen en buiten een paar mannen gehoorzaamde men gewillig. Juist bragt men toen ik van den wal kwam den gekwetste de poort binnen en hier vertoonde zich de Belgische menschlievendheid op nieuw in alle hare beminnelijkheid. Van alle kanten bood men zich en nogtans het was een H.[ollander] het was zeide men kolonel Reuter.

Zondagavond.
Zaturdags had ik geene wacht op de Meir gezien. Zondag waren de grenadiers er als te voren. De garde Urbaine circuleerde als vroeger en de nacht ging rustig om.

zondag 22 oktober 2017

Willem Janszoon Verwer -- 23 oktober 1576

Willem Janszoon Verwer (1533-1591) was advokaat en regent van het Weeshuis en van het Leprozenhuis te Haarlem. Van zijn hand is het Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581.

 1576 Octobris den 23, welck was op een Dingesdach, St. Severinendach smorgens thusken vieren ende vijven isser al te grooten brant binnen Haerlem gheschiet ende is gheresen uut het wachthuijs van die soldaten, die wacht hebbende op het Sparen aen die Craen int Anckercken aent Hooeft. Drie boeren, int Spaeren leggende met haer schepen ende haer goet bewarende, worden aldereerst den brant in waer, daernae begonsten zij te roepen tot die ghebueren: brant, mort, brant! Die soldaten, dat hoorende, beghonsten die burghers op straet comende om dat te blutzen, te smijten ende te stooten ende dwonghen se noch daerenboven in huijs te gaen wel een halif uuijre lang, eer die clock clopten, alzoe dat crijten en roepen niet helpen en mochten. [...] Dese brant duerde van het uuijre vors. tot drie uuijren tote naemiddach Dingendachs sonder ophouden. Ende daer gheschiede groote onverwinnelicke schade. [...] Zij en was niet om blutssen, want het ginc aen alle quartieren. Hadden die soldaeten, aldaer die wacht hebbende, terstont die burghers toeghelaten den brant te blutzen, vier man soudet ghehouden hebben met hulpe van God.
Hier staet te aenmercken, hoe dat tgoet van die burghers in schepen, int water, op straete gheworpen worden ende daer waeren veel huijsen met cooren, garst, tarwe, rogge, hoij, dat mede verbrande ende op straet gheworpen worden. Hoe die craemvrouwen, siecke personen uuijt haer huijsen ghesolgeert worden, dese ellende en is niet om scriven.
Daer worden processi generael met het H. Sacrament ghehouden, om die brant, om Godt te bidden, dat Hij ons zouden willen helpen.

Den 24 Octobris worden die soldaten gevanghen, die den brant gemaeckt hadden. Dien nacht daeraen waeren die burghers noch doende, om den brant te blutssen ende den clock ginc dijc in den nach: brant, om die burghers bijeen te houden. [...]

Den 25en Octobris snachs zeer starick ghevrosen ende was zeer coudt.

Hanny Michaelis -- 22 oktober 1942

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Donderdag 22 october '42 ± 4 uur 's middags
De middag kruipt weer om. Het is ook zulk troosteloos, druilerig weer, alles ziet even grijs.
Toen ik om 2 uur de radio aanzette, zwegen de beide Hilversumse zenders, terwijl op Bremen de Engelse berichten en de Home service werden uitgezonden en behalve de Deutschlandsender alle Duitse zenders zwegen. Om half 3 kwam mijn gastheer thuis met het bericht dat ze in de buurt aan het bombarderen waren. Direct weer hevige opwinding. Het leukste moment was, toen mijn gastheer en ik met zijn tweeën aan het open raam stonden te luisteren naar het afweergeschut in de verte en elkaar bij elke nieuwe plof stralend aankeken.
Om half 4 was de radio nog altijd stom, en bij tussenpozen horen we wat dof geschutsvuur. Hansje was in het begin verschrikkelijk opgewonden en deed vermakelijk eigenwijs. Op een gegeven moment zat hij met een ouwelijk gezichtje op de grond en verkondigde op een meewarig toontje: "t Is toch vreselijk - en de invasie komt niet!'
Gisteravond nog zwaarwichtige gesprekken met Ko gehad over 'het geloof'. Ze gelooft wel aan God, maar wil niet naar de kerk 'omdat je onder de preek toch maar zit uit te broeden wat je morgen voor slechts zal uithalen'. De waarheid is, dat ze er te lui voor is, wat ze later ook half en half bekende. Ik probeerde tevergeefs haar ervan te overtuigen, dat haar argument hoogstens een aanklacht tegen haarzelf kon zijn maar nooit tegen de kerk qua talis.
Overigens zat ze erg te schermen met een brief die ze beweerde van een aanbidder te hebben gekregen via het Roode Kruis omdat hij in Engeland zal. Ze had het ons allemaal verteld en er de laatste dagen steeds over gepraat. Nu zat ze ermee in haar handen en heel toevallig kreeg ik de brief in handen omdat ik vroeg het handschrift te mogen zien. Onwillekeurig zag ik erboven staan: Tiel, 19 october '42. Nog voor ik iets had gevraagd, zei ze haastig dat zijn ouders dat erop hadden geschreven; erg geraffineerd is ze niet, want het was met dezelfde hand geschreven. Later bekeek ik de enveloppe ook, en de brief bleek volgens afzender en poststempel uit Tiel afkomstig te zijn i.p.v. uit Engeland. Het liet me verder koud, ik vroeg me alleen af wat voor zin dergelijke fantasieën hebben. Even later kreeg ik haar eigen handschrift te zien. Behalve de keukenmeidenmentaliteit die er duimendik oplag en de ongeoefendheid, trof me het overvloedige temperament en de gebroken letters, teken van grote leugenachtigheid en huichelarij (diezelfde verschijnselen komen helaas in mijn eigen handschrift ook voor, alleen ik beheers me beter), waarmee het gedoe met die brief helemaal overeenkwam. Ze is geloof ik erg goedhartig, maar als er een speciale hoerenmentaliteit bestond, kon ik haar daarbij rekenen, juist ook om haar gulle, naïeve goedhartigheid, in combinatie met de zinloze leugenneigingen en de sterk zinnelijke aanleg. Ze had een ontboezemingsbui en heeft alsmaar vertrouwelijke mededelingen over thuis en zichzelf gedaan, waar ik half bij in slaap sukkelde. Ik heb een hekel aan mensen die zo gauw en makkelijk confidenties doen, vooral als die mensen me zo weinig interesseren.
Toen we beneden kwamen, bleken de borreltjes ons te zijn voorbijgegaan en nog wel meer ook. Verder bereidde mijn gastvrouw me er alweer op voor, dat ze vandaag toch maar niet naar Amsterdam ging, ze had geen zin. Ik begrijp heel goed, dat ik er haar moeilijk op kan aankijken als ze niet wil gaan, maar waarom belooft ze het dan? Ik heb het haar nooit gevraagd, ze heeft het indertijd zelf aangeboden en nu had ze ze thuis beloofd nog een keer te komen om mijn winterkleren te halen. Dat vertikt ze nu maar steeds en ik krijg aldoor zijdelingse toespelingen te horen waaruit ik moet opmaken, dat ze veel liever niet gaat. Gisteravond heb ik haar dan ook duidelijk te verstaan gegeven, dat ze het beter ronduit kon zeggen als ze niet. wilde gaan. Ze deed een beetje verbouwereerd, maar vandaag is ze niet gegaan en ze denkt er voorlopig niet over om wel te gaan.
Vannacht van Nico gedroomd, maar te verward om na te vertellen. Heeft ook weinig indruk op me gemaakt.
Vanmorgen de huiskamer weer gedaan, daarna de eerste symfonie van Bizet gehoord, voor het eerst. Niet onaardig, een beetje Saint-Saënsachtig. Verder de Contactuitgave van Andersen doorgebladerd, die me veel en veel beter bevredigt dan die van dr. W. van Eeden. 'De kleine zeemeermin' en 'De tuin van het Paradijs' ontroeren me nog evenzeer als toen ik klein was, en misschien nog meer omdat ik de symboliek nu beter begrijp. Ook 'De schaduw' en 'de geschiedenis van een moeder' was weer prachtig. Als ik Andersen lees, komt er een heel stuk van mijn kindertijd boven. Mijn liefste herinneringen zijn ermee verbonden, misschien dat ik er ook daarom zoveel van houd.
Het is vandaag een heugelijke dag voor mij: 3 weken lang ben ik sterk geweest. Vanmorgen heb ik mezelf op de proef gesteld met het bladeren in Les aventures de monsieur Nicholas van Restif de la Bretonne, in de (zeer aangedikte, stroperige) vertaling van Borel. Het is gemene pornografie, maar het schijnt cultuur-historische en sexueel-ethische waarde te hebben, en bovendien kun je een dergelijk werk beter in de originele taal lezen, vooral wanneer een sentimentele vuilbek als Henri Borel de vertaling heeft verzorgd.

± half 8 's avonds
Zoeven Dieuws voorgelezen: 'De tuin van het paradijs', bij wijze van experiment en omdat ik het als klein kind zo prachtig vond. Natuurlijk mislukte het. Ze is er nu eenmaal geen kind voor, wat zij mooi vindt zijn de laagbijdegrondse, z.g. geestige verhaaltjes in het genre van Dik Trom, Pietje Bell, Napje, Papje, Pipje, Tipje etc.

zaterdag 21 oktober 2017

Hans Keilson -- 21 oktober 1944

Hans Keilson (1909–2011) was een Duits-Nederlandse schrijver, arts en psychiater. In 1944 zat hij ondergedoken en hield toen een dagboek bij (vertaald door Hans Driessen). "'Een schlemiel met vrouw en kind’ noemt Hans Keilson zichzelf in zijn dagboeken. Ondergedoken in Delft raakt hij in een diepe crisis. Hij twijfelt over zijn toekomst. Moet hij schrijver worden of arts? Hij heeft een intense relatie met de ook ondergedoken Hanna, die zijn creativiteit doet opbloeien. Maar in Bussum is Gertrud met hun dochtertje Barbara."

Zaterdag 21-10
Eydtkuhnen gevallen! Geboortestad van mijn vader! Of hij dat nog meekrijgt? Onzichtbaar kwellende vertwijfeling. Bijna afgestompt. Alleen gericht op het alledaagse, 's Nachts bij Corrie begrepen wat het betekende toen ze de kinderen weghaalden. Nooit meer goed te maken wreedheid. Je mag het niet vergeten. Te doen alsof er niets is gebeurd, is een even grote misdaad.
Eerste gedichten van Petrarca gelezen. Wat een fijnzinnigheid, lichtheid in combinatie met mooie diepte. Ongetwijfeld iemand die oppervlakkig leefde en de diepte voor zijn gedichten bewaarde. Ken deze situatie! Maar wat een poëzie! Niet waard om na te doen.
'Ik vertrouw je zo,' zei Corrie.
'Dat kun je ook rustig doen,' antwoordde ik. Op dat moment geloofde ik het zelf. En tegelijkertijd lijkt het alsof iedereen door iedereen verraden wordt. Verraden, wat betekent dat? Dat ik mijn zinnen op velen heb gezet? Ik kan alleen moeite doen op het moment dat ik bij een ander mens ben, dat ik er helemaal voor hem ben. Zonder valsheid, achterbaksheid, enkel... geilheid. Het onderlijf komt bijna tekort. Het gulzige willen weten, datje drijft tot belevenissen. Drijft tot aan de rand, het willen weten, niet alleen vanuit de theaterloge, maar handelend op de bühne. Er bestaat een geilheid van het denken die aanzet tot nieuwe ervaringen, om het even welke; ze zeggen ook: honger! Ik ben er erg aan onderhevig. De traagheid en bedachtzaamheid van de mensen hier is een achter het leven aan hinken. En desondanks een prettig leven! Verveling: de oergrond van het bestaan.
Na drie kwartier werken begon Hannie al te gapen. Niet getraind!
Van Gertrud vandaag geen post. Heel onrustig. Bijna woedend. Stel me ononderbroken haar lichaam voor, waar ik ooit heel erg verzot op was, en haar liefkozingen, waar ik de laatste tijd niet echt van hield. De sensitieve fijnzinnigheid - voor mij de grootste prikkel - ontbreekt bij haar. Datje je eigen sensualiteit niet kunt vergeten. Bijna een Hebbel-conflict. Alleen een Christine Enghaus ontbreekt nog. Maar ze zou kunnen komen, en dan was het zover. Of een muzikale vrouw. Ik zou zo goed als verloren zijn. Deze wetenschap bezorgt me de wankele ondergrond. Voor de rest mag ze minder talenten hebben. Mijn mening is veranderd, zowel over de vrouw als over het weer. Geen belangrijke vrouw meer, alleen een warm, temperamentvol mens, muzikaal, een die geen boeken leest als ze muziek maakt. Ach, Dadaut. Hoe ver verwijderd van je en je toch volledig begrijpend. Hoe anders ben ik sinds ik van je weg ben. Alsof het altijd zo zijn moest. Misschien heeft zij ook wel een vermoeden van deze samenhang, maar ze is niet sterk genoeg om het te dragen. En dan nog haar woedeaanvallen. Ik wil die leren verdragen.
Afgelopen nacht met Corrie over Gertrud gepraat. Een zeer warm, vertrouwd gevoel werd in me wakker. Maar toch blijft de grote tweespalt in mij aanwezig. Niet alleen in haar wezen. Maar in de manier waarop ik het ontvang.

vrijdag 20 oktober 2017

James Boswell -- 20 oktober 1764

James Boswell (1740-1795) verbleef in 1763-1764 in Nederland, om er te studeren in Utrecht. Hij leerde er Belle van Zuylen kennen, met wie hij zeer goed bevriend raakte, maar Boswell zag af van een huwelijk. Alle brieven en dagboekfragmenten uit deze periode staan hier.

Zaterdag 20 oktober. Rousseau wekt een bezieling bij me waarvan ik dacht dat de arme, depressieve Boswell er niet meer toe in staat was. In dat enthousiasme zwelt mijn hart op en zoekt naar iets of iemand om van te houden. Zélide [Belle van Zuylen] ligt me na aan het hart. Voor mijn geestesoog presenteert ze zich op haar allervoordeligst: ik zie een dochter uit de hoogste adel van Holland. Ik zie een buitenlandse dame met talent, kennis en geld. Ik zie de lieftallige metgezellin van mijn winter in Utrecht, die een lieftallige levensgezellin zou kunnen worden. Maar dan herinner ik me weer dat ze metafysica en wiskunde studeert; dat ze neerkijkt op de dingen van alledag, die de optelsom van aards geluk vormen; dat haar fantasie zo sterk is dat op haar gedrag niet gebouwd kan worden; en dat haar gestel van nature zwak is, waar een ongewone opvoeding bovendien geen goed aan heeft gedaan. Dan deinst mijn hart terug voor zo n band en blijft ineengekrompen achter. Dat geeft me een onbehaaglijk gevoel. Mijn fantasie is zo vriendelijk mijn hart te hulp te komen en wekt er prettige beelden in op van teder geluk met een Spaanse of Engelse dame. ...

woensdag 18 oktober 2017

An Rutgers van der Loeff-Basenau -- 19 oktober 1974

An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zaterdag [19 oktober]
De griep heeft me te pakken. Ben in bed gekropen. Erger me aan de vlaamse gaaien die nog voortdurend strootjes uit ons dak komen pikken. Of misschien zoeken ze insecten? Ben wakker geworden uit een koortsdroom: de nok van ons dak zat vol zwarte diakonessen. Griezelig. Hoe anders dan de brave werkelijkheid van laatst: 48 a.s. onderwijzeresjes uit Frankfort kwamen in een lange, lange rij over ons natte tuinpaadje, vóór en achter een diakones, zwarte paraplu boven witte gesteven kap. Omdat ik zo'n menigte niet iets kan schenken, liet ik ze elk een appel plukken van onze rijk beladen boom. Onbespoten? Jazeker. En ze zetten er hun tanden in. Binnen hield 'die Frau Rutgers' een hakkelige Duitse conférence en er bleven in elk geval 48 lekkere klokhuizen over voor onze ganzen. Nu, in mijn bed, hoor ik die twee kwaad gakkeren. Ze willen graan. Rolfje gaat het ze geven. Daarna brengt Mick hem naar de trein.

Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.

dinsdag 17 oktober 2017

E. du Perron -- 18 oktober 1936

• De Nederlandse schrijver E. du Perron (1899-1940) publiceerde in 1939 Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, een ietwat gefictionaliseerd journaal van een bootreis die hij maakte in 1936. Du Perron-biograaf Kees Snoek schrijft er hier meer over.

18 October.
Port Saïd, gelukkig kort; om het kruit en de torpedo's moeten wij ook hier buiten de haven blijven. Plezier van voor het eerst weer tropenkleren aan te trekken (hoewel in Parijs gekocht), maar ik had er mij te veel van voorgesteld en het was meteen weer voorbij. De passagiers krijgen als gewoonlijk ruzie met de kooplieden, de sloep moet wachten voor diverse haken en ogen die aan de rand van het water nog moeten worden losgerukt. Een verkoper van rahat-loekoem ['Turks fruit'], wiens voornaamste argument bestaat uit ‘zèg, meneer!’ druipt van 2 shilling af tot een kwartje en staat verbijsterd als men hem vraagt: ‘Wat doet je denken dat ik dat eten wil?’ Tenslotte is het ook geen vraag en het antwoord kan men zichzelf geven: hij denkt dat men het eten wil omdat het nog maar een kwartje kost, wat duivel! Hij is beledigd als ik hem zeg, dat ik toch niet wil: ‘Yes, yes, thanks!’ zegt hij met een patriarchen-uitdrukking (gesloten oogleden) op zijn tronie van oude rover.
De hele middag trekken wij door het Suez-kanaal; wij moeten telkens stoppen voor grotere boten die voorbij moeten, waaronder groen-en-witte italiaanse, propvol soldaten, voor het vervolg van de walgelijke abessijnse verovering. Bij avond wordt het aardig, als men zo vlakbij verlichte treintjes ziet rennen, een heel eind evenwijdig met ons. Ik loop nu over het dek met de juwelier. Hij klaagt over de hollandse dame die bij hem aan tafel zit en die de boot niet goed genoeg voor haar vindt; en ze had direct aangekondigd dat ze de hele reis door zou kankeren: ‘Nou, wat voor indruk maakt dat nou! En ze is zo sarcastisch; nou, sarcasme en ik, hè! Ze heeft laatst tegen ons ook wat gezegd; ja, en ik had wel wat teruggezegd, maar ik heb het niet goed verstaan. Als ik het maar goed verstaan had!’
[...]

maandag 16 oktober 2017

Nescio -- 17 oktober 1951

Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. In zijn Natuurdagboek (1946-1955) deed hij verslag van onder meer zijn tochtjes en wandelingen.

17 October Woensdag. Laatste zomerdag. Weer zonnig warm en zachte nevel. Met den trein van vijf voor tien van M.P. naar Abcou. Met de fiets langs de noordzij van het Gein, kopje koffie in den eenzamen tuin van de Vink, waar een groote stapel bruin blad stond en de kastanjebladen op een klein zuchtje schuin naar beneden vielen (Dinsdag in de Plantage Middellaan vielen de kleine gele en bruine blaadjes rechtstandig naar beneden). Tooverwereld, buiten de wereld. Jupiter weidde z'n koeien voor het laatst in de goudachtige weiden (heel stil met hun koppen naar beneden), morgen gaan ze den Olympus op. Door het tolhek in een gouden zaal van hooge wilgen, het pad dik met geelgroen blad. Zon op de Vecht. Nigtevecht in tot het veerpad. Overgevaren, zon op de Vecht. De oue veerman lag op bed voor z'n raam met slaapmuts en krant, heel wit en ingevallen. 80^ jaar, vroeger een rooie baard, nou een grauwe. Men zegt hij zal sterven ('benauwenis op z'n water en nog een oue breuk').
Rechtsom en meteen weer met het volgende veerschuitje naar den overkant (Westoever Vecht) en langs de Vecht naar den boomgaard der Hesperiden. Egyptische komngsboomen en torens van Nederhorst den Berg. Op m'n jas gezeten met m'n rug tegen m'n wilg en pijpjes gerookt. Tegen twee hoornen stond een ladder. Geelgroene appels, goud op 't gras en schaduwen en glans op de stammen, zeer buiten alle wereld. Verder. Te nevelig om torens van Abcou en Kortenhoef te zien. Zeer blauw water met zon. In Vreeland over de oue brug en oostelijken oever naar Loenen, tevergeefs gevraagd om koffie aan de Bloklaan, de nieuwe brug over en langs Vrede-stein naar de Kampioen en weer koffie. Trein 1\2 3 naar Amstel-station. Op weg naar het station van Nieuwersluis was de glans al afgenomen, toch stonden de koeien nog Jupiteng. -3 uur thuis. Heengaande en terugkomende me weer verheugd in het romantische 'golfterrein' bij Duivendrecht.

zondag 15 oktober 2017

William Byrd -- 15 oktober 1709

William Byrd II (1674-1744) was een Amerikaanse schrijver, politicus en plantagebezitter. Fragmenten uit zijn dagboeken staan hier online.

October 6, 1709. I rose at 6 o’clock and said my prayers and ate milk for breakfast. Then I proceeded to Williamsburg, where I found all well. I went to the capitol where I sent for the wench to clean my room and when I came I kissed her and felt her, for which God forgive me. Then I went to see the President, whom I found indisposed in his ears. I dined with him on beef on beef [sic]. Then we went to his house and played at piquet where Mr. Clayton came to us. We had much to do to get a bottle of French wine. About 10 o’clock I went to my lodgings. I had good health but wicked thoughts, God forgive me.

October 15, 1709. I rose at 3 o’clock and recommended my family to the divine protection. Then I was set over the creek and proceeded towards Williamsburg by moonshine. I got as far as C-ler before the rising of the sun and to Williamsburg by 10 o’clock. I waited on the President and found five of the Council there. A letter came from Colonel Parke that informed us that he had like to have been assassinated by a negro hired for that purpose who shot at him and broke his arm. I was sworn a judge of the General Court and took my place on the bench. I dined at Mr. Bland’s with Mrs. Stith and Captain Llewellyn and ate beef for dinner. In the evening the President, Mr. Bland and I played a pool at piquet. I said my prayers and had good health, good thoughts, and good humor, thanks be to God Almighty.

zaterdag 14 oktober 2017

Paul Léautaud -- 14 oktober 1919

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Hij hield een 'literair dagboek' bij, over alles behalve zijn verhoudingen met verschillende vrouwen, en een 'particulier dagboek', dat juist daarover ging. Dit fragment komt uit Particulier dagboek 1917-1924 (vertaald door Pieter Beek).

Dinsdag 14 oktober. - Vanmorgen was mijn zin om naar P... te gaan behoorlijk afgenomen (regel doorgehaald). Misschien (woord doorgehaald) eveneens het gevolg van de resultaten van vroegere bezoeken aan Madame... ,waarin de verhouding tussen slechte en goede momenten 8 tegen 2 was. Zeker, ons laatste samenzijn was heel prettig... Vanmorgen in de trein heb ik me zelf voorgehouden, hoe dwaas het eigenlijk is, zó warm te lopen voor een ontmoeting met een nog onzekere afloop, wanneer ik hier Albertine heb, die enkel wacht op een duidelijk teken van mijn verlangen en op een beetje meer durf van mijn kant; misschien zou zij zich kunnen ontplooien als een vrouw die me een beetje uit de greep van Madame... kan bevrijden, door haar ongeremdheid en haar hartstocht in de liefde. Maar mijn aarzeling was al vlug voorbij : door een brief van Madame..., die om elf uur aankwam, is 't al heel wat minder geworden. Een hele vriendelijke brief, waarin ze zegt 't helemaal aan mij over te laten om te komen als ik wil, en verder dat ze me vrijdagochtend verwacht, wanneer ik mocht besluiten naar haar toe te gaan. Ze heeft 't ook over mijn laatste kroniek, op dezelfde manier als ze erover met haar man gesproken heeft, maar langer en een beetje duidelijker, ofschoon ze uit niets laat blijken dat ze weet wie mijn verovering, de dame met de volmaakte borsten, nu eigenlijk is. Ze zegt dat 'mijn' schoonheid het misschien niet zo prettig vindt om op een dergehjke manier ten toon gesteld te worden, al is ze nog zo schaamteloos. Toch geloof ik niet dat ze kwaad is geweest over het feit dat ik zó over haar heb gesproken in een kroniek en al die complimenten heb geschreven die ik haar vaak maak, die ze verdient en die ze zo op prijs stelt, over haar schouders, haar borsten en haar absolute gebrek aan schaamte. Enfin, een fijne brief. Mijn groot verlangen heeft me weer te pakken. Ik heb haar meteen een klein briefje geschreven om haar te bevestigen dat ik vrijdagochtend aankom en om te vragen of ze me op de vertrouwde, goede manier wil opwachten als dat kan (in bed). Ik heb mijn verlof met Vallette geregeld. Na het middageten ben ik mijn kaartje gaan kopen en mijn plaats gaan bespreken. Wat zal ik daarginds vinden? Teleurstelling of een goed onthaal? Geluk of verdriet? In elk geval kan mijn verblijf, met alle voorbereidingen die ik voor het vertrek moet treffen (al is 't nog lang geen tijd om weg te gaan) niet mooi genoeg worden.

donderdag 12 oktober 2017

De heer B. -- 13 oktober 1960

• Uit het 12e dagboek van de heer B. 1960. Collectie Nederlands Dagboekarchief.

Donderdag 13-10-60
Vanaf Dinsdagavond zes uur storm en buitengewone regenval. Vele landerijen staan geheel of gedeeltelijk onder water. Vooral in Noord Holland is het erg. Er zal spoedig verandering moeten komen anders wordt het een ramp.

Nadat er zoveel natuurrampen gebeuren begrijp ik niet dat de mensen zich niet bezinnen en eens ophouden met oorlog voeren, elkaar vermoorden in opstanden en dergelijke misdaden. Want als er mensen omkomen bij rampen of andere gebeurtenissen dan wordt er veel ophef over gemaakt. Doch bij binnenlandse opstanden of onlusten of ergo bij oorlog vallen er vele doden; dan is dat vanzelfsprekend en zelfs niet eens strafbaar. Dat gaat boven mijn verstand, maar ja zeggen geleerde en zelfs Domine’s en Pastoors en dergelijke lieden; dat is heel wat anders, dan een gewone misdaad, dat is noodzaak. Wat een goedkope uitvlucht is dat. Maar ik ben ook slechts een proleet en beslist niet intulectueel!

woensdag 11 oktober 2017

Salvador Dali -- 12 oktober 1920

Salvador Dali was een Spaanse schilder (1904-1989). Na zijn dood werden zijn dagboeken uit 1919-1920 gepubliceerd.

Dinsdag 12 oktober
Ik sta heel laat op, ontbijt en ga uit verveling de deur uit. Automatisch, en ook uit verveling, beland ik in de winkel van Batet. Nieuwe werken van Baroja en een paar uitgaven van (...), ik koop España en ga zitten op een bank van de Rambla. Achter de groene bladeren laat zich een blauwe hemel zien... En ik begin te lezen... En zo breng ik de tijd zoek terwijl de wijzers van de klok op de Rambla loom vooruit kruipen.
Dan komt Sala en hij haalt herinneringen op aan avonturen van vroeger. De tijd gaat nu sneller, er komen nog meer makkers bij ons zitten en men klept dat het een aard heeft, en dat gaat zo door tot het etenstijd is... Aangezien ik geen vrij heb van Gallego, ga ik naar hem toe en daarna studeer ik en praat ik zoals altijd met Met... Later, wanneer het donker is en de vuren van de kastanjekraampjes gloeien, gaan we naar de Rambla en daar, ook zoals altijd, kleppen we en bestuderen we 'putrefactes', onderwijl discussiërend over het communisme. Daarbij kijk ik om de haverklap in een stel melancholieke ogen die naar mij kijken... en zo breekt het uur voor het avondeten aan.
Ook zoals altijd wil de burgemeester van Cork maar niet dood, die man komt er nog eens helemaal bovenop! Nog steeds laat La Publicitat Lenin en Trotski om de haverklap doodgaan, terwijl die twee vrolijk door blijven leven! In Barcelona hebben (zoals altijd) de werkgevers na een lange staking de verbeterde arbeidsomstandigheden geaccepteerd waar de wagenbestuurders om vroegen, arbeidsomstandigheden die ze, zo zeiden ze in eerste instantie, onmogelijk konden accepteren.
In alle socialistische partijen van de wereld zijn ernstige scheuringen ontstaan naar aanleiding van de voorwaarden die de sovjets stelden om toe te mogen treden tot de derde Internationale. ' Ook leidde het tot uitzetting uit de communistische gelederen van talrijke socialistische verraders. Lenin ziet het heel duidelijk, de wereldrevolutie moet worden uitgeroepen. De arbeiderspartijen moeten worden gezuiverd. Voor het revolutionaire werk heb je meer aan een paar mensen die oprecht geloven in de communistische beginselen dan aan grote massa's schijnheilige reformisten en democratische socialisten die op het beslissende moment overlopen naar de reactionaire gelederen.

dinsdag 10 oktober 2017

Ryszard Kapuściński -- 11 oktober 1999

• Ryszard Kapuściński (1932-2007) was een Poolse journalist en schrijver. Uit: Lapidarium. Observaties van een wereldreiziger 1980-2000 (vertaald door Gerard Rasch).

Oktober 1999
Een dorpje in het door oorlog getroffen Kosovo. Uit een helikopter stapt een televisieploeg van NBC. Ze landen als paratroepers, gehaast, brutaal, snel, arrogant. Ze laden een piramide van kisten uit, stellen koortsachtig hun driepoten en camera's op.
De nieuwsgierige kinderen die komen aanrennen jagen ze de hele tijd weg. Ze geven de politieagenten die de ploeg vergezellen bitse instructies en komen in actie. Ze sleuren een vrouw uit de groep arme, doodsbange mensen die in de buurt staan. De vrouw huilt, schikt zenuwachtig haar hoofddoek, schudt haar zuigeling heen en weer, zegt snikkend een paar onbegrijpelijke woorden, zij filmen het, de scène duurt een paar minuten. Vervolgens halen ze nog een vrouw uit de menigte, na haar nog een tandeloze boer (hij mag geen tanden hebben, wie tanden heeft wordt niet gefilmd).
Ze zijn klaar met hun opname en pakken meteen haastig hun kisten in, stoppen hun driepoten en camera's erin, gaan erop zitten, kijken onrustig op hun horloges, kijken in de lucht of de helikopter nog niet komt aanvliegen. Geen woord tegen die stakkerds die in een kring om hen heen staan. Het kwam niet eens bij ze op om hun te vragen of ze hier mochten zijn en iets doen. Geen enkel gebaar van vriendelijkheid, geen enkel teken van begrip. Alleen geringschatting, hoogmoed en ongeduld. De nieuwe hoge heren. De nieuwe kolonialen.


• De Pool Ryszard Kapuściński (1932), journalist en wereldreiziger, reflecteert als zelfbenoemd 'onderzoeker van de andersheid' op culturen en gedragspatronen, in reportages en observaties waarin de waarnemende persoon van even groot belang als de gedocumenteerde werkelijkheid.

maandag 9 oktober 2017

Abraham Rutgers van der Loeff -- 10 oktober 1843

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online.

zondag 8 oktober 1843
Het weder was slecht; ik preekte nog al met opgewektheid ook smiddags. Ging daarna bij Ettje, die gelukkig zacht ontslapen is, vervolgens dronk ik thee bij Joh Smid, en kreeg 'savonds nog een aangenaam bezoek van Bodisco [bevriende collega-predikant]. 'Savonds schreef ik nog aan Waalkens [collega-predikant].

maandag 9 oktober 1843
Koos [op bezoek] gehad. Deze bragt het berigt, dat wij niet heden maar morgen kransje hadden. Dit was voor mij eene heele misrekening. Smorgens naar Bodisco. smiddags Werkhuis; daarna Leesgezelschap hetwelk naar wensch afliep.

dinsdag 10 oktober 1843
Smorgens te 10 uur ging ik op wandeling naar Hellum, waar wij een alleraangenaamst Kransje hadden. Te 3 uur moest ik echter vertrekken om ook nog Kransje te hebben te Sappemeer. Het weder was schoon, zoodat ik met plaizier wandelde. Bij Ida ging ik onderweg even aan. Ook bij B. Leugs. Onze discoursen bij Feenstra waren interessant over J[ezus]. den Vertegenwoordiger der Menschheid; in hoeverre ook den zondige? Te 12 uur eerst kwam ik thuis; maar was niet zeer vermoeid.

woensdag 11 oktober 1843
Dezen gehelen dag op de studeerkamer gezeten en tamelijk veel aan mijn verhandeling gewerkt, ook niet uitgeweest; behalve bij Hekman [kerkvoogd] savonds met Romelia [Rutgers' echtgenote].

donderdag 12 oktober 1843
Smorgens gewerkt. Bij de begraafnis van Ettje geweest. De meid van Hamster v[an] de Koorngast zou heden begraven worden binnen 24 uren na den dood. Ik heb gepoogd dit schandaal te verhinderen, hetwelk ook gelukt is. Dien namiddag Konings dochter bezocht en A. Bos ten einde eens te hooren of er ook berigt van Gieterveen was. Savonds thuis gewerkt.

vrijdag 13 oktober 1843
Voor de katechizatie de begraafnis van Hamsters meid bijgewoond. Ik kreeg intussen berigt van den dood van D. Mulder en verzoek om bij Bos te komen. Eene moeijelijke taak om het den vrouw bekend te maken. Smiddags ging ik er weer heen en vond haar bedaarder. Ook nog bij Mulder geweest en bij Geertje Leuns. 'Savonds bij E. Hamster koffij gedronken.

zaterdag 14 oktober 1843 Dezen geheelen dag gewerkt en ook een geschikte preek gezocht voor morgen.

zondag 8 oktober 2017

Søren Kierkegaard -- 9 oktober 1836

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.

9 oktober 1836
Literaire geleerdheid lijkt vaak op een ondoordringbaar oerwoud, waar men op enkele plaatsen een plek vindt waar men kan rusten of een familie tegenkomt die beweert de weg te kennen in het dichtstbijzijnde district, maar die hun inlichtingen meer overgeleverd hebben gekregen dan dat zijzelf die weg gegaan zijn. In dit literaire oerwoud woont ook een troep wilde dieren (recensenten), die men met allerlei lawaaiige instrumenten op een afstand moet houden, bij voorbeeld door een pact te sluiten met andere recensenten. Het allerbeste zou misschien zijn met de recensenten te kunnen doen als met ratten: ze zo africhten dat ze elkaar bijten.

Er zijn schrijvers die, zoals bedelaars hun lichamelijke gebreken en misvormingen ten toon spreiden om medelijden te wekken, proberen aandacht te trekken door het blootleggen van hun uiteengereten hart.

• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.

vrijdag 6 oktober 2017

Mary Dresselhuys - 7 oktober 1979

Mary Dresselhuys (1907-2004) was een Nederlandse actrice. In 1979 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad korte tijd een 'Hollands dagboek'bij.

Zondag [7 oktober]
Vandaag staat in mijn agenda met grote letters midden op de bladzijde NIETS. Al dagenlang lacht dat woord me toe. 's Morgens met Jons en met Johan Fabricius ontbijt in bed. Om elf uur met Jons en met Wim Sonneveld met stroopwafeltjes aan de koffie. Dat laatste viel niet mee. Nee, de koffie was goed. En Wim Sonneveld zijn liedjes waren natuurlijk ook weer goed, maar wat een boel dezelfde leuterkoek over hem door al zijn vrienden en vriendinnen, mezelf incluis. Hoe heeft Wim lbo die afgezaagde zinnen allemaal achter elkaar kunnen monteren? Alleen Connie en Annie M.G. deden een paar prima en zeer persoonlijke uitspraken, ze redden de situatie. Maar de serie wordt vast wel beter; de eerste uitzending is meestal de magerste. Wat een waanzinnige zachte maand oktober, om nu eens iets origineels te zeggen. Dit stel ik me nu voor bij 'Indian Summer'. We gaan om 12.00 uur naar buiten, naar de woonboot. ïk eigenlijk meer naar m'n tuin. Kijken hoe alles erbij staat. Ik hou het meest van dit zachte weer — desnoods geen zon — maar windloos. Dat werkt zo ontspannend. Er is geen verdediging nodig, 't Is overal even heerlijk in de tuin. Ik heb zitjes tegen noorden-, zuiden- en westenwind, maar vandaag kun je overal zitten. En er is weer een heleboel te doen. Dat houdt nooit op. Een tuin is drie keer zo druk als je denkt.
Toen Maurits van Hall z'n tweede kind kreeg, zei hij tegen me: 'Jij hebt nou Merel, dat is één. En je denkt natuurlijk één kind is druk, twee kinderen is twee keer zo druk. Mis!!! Twee kinderen is drie keer zo druk.'
Daar denk ik nu aan in die tuin. Over vijf jaar staat er misschien iedere dag 'NIETS' in mijn agenda. Hoe zou ik dat vinden?

Marjan Berk -- 6 oktober 1983

Marjan Berk (1932) is een Nederlandse actrice en schrijfster. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Nacht van woensdag [5] op donderdag [6 oktober]
Ondanks de smartiekleurige pijnstillers, de verrukkelijke valium-tabletten die de zorgzame en bovenal begrijpende dokter V. heeft voorgeschreven, wil de slaap niet komen. We laten alles nog eens de revue passeren, de synopsis opdracht van de CPNB om iets aardigs te bedenken voor de opening van de kinderboekenweek, het enthousiasme hierover, de onvoorstelbare tilkracht van Marijke Gelderman, die uit budgettaire overwegingen ging lobbyen bij de omroepen en uiteindelijk de KRO bereid vond mee te doen, zodat het budget rond kwam. Toen het schrijven, een opwindend karwei, samen met mijn wettige echtgenoot dag en nacht kibbelen, zingen, stampvoetende dansjes uitvoeren, duizend keer roepen: 'Godverdomme, waarom begrijp je nou toch niet wat ik bedoel!', en af en toe de vonk voelen overslaan, zo ongeveer alsof er een nieuwe bougie in je auto wordt gezet! Dan het moment van voorlezen en voorzingen aan de opdrachtgevers, de muziek sloeg aan, men zong al mee, het kind was geboren, nu de nazorg! De muziek werd opgenomen, buitengewoon deskundig door Eddie Hilberts, een echte popspecialist, door de muzikanten van de Rob de Nijs-band. Jongens die fantastisch op elkaar zijn ingespeeld zodat de sound nèt even dat extra heeft watje met een dagje studiomuzikanten niet haalt, ook al zijn ze nog zo goed.
Op de twee heetste dagen van de eeuw zongen de zestien, op persoonlijkheid en stemkwaliteit geselecteerde kinderen met grote lust en energie de liedjes in. Je mag wel zeggen, dat ze zich uitleefden. Het was feest, weliswaar een beetje een slopend feest, maar aanstekelijk. De banden voor tv, grammofoonplaat en zaaluitvoering behoefden veel nazorg. Het was een klus, maar het resultaat stemde tot tevredenheid. De hemelbaby's, zoals de cast in de wandeling al werd genoemd, kregen de bandjes mee met vakantie. Begin september zouden de repetities beginnen.
Dan de regie-opdracht, door omstandigheden nogal onverwacht en hoewel een goede vriend mij juist had laten beloven om op alle aanvragen voor wat dan ook mij te laten antwoorden: 'Mag ik er even over denken?' Nu absoluut en direct 'JA' gezegd. De kans om een droom in vervulling te doen gaan.
Beetje zenuwachtig, beetje gespannen aan de slag. Gewoon maar eerlijk voor de draad gekomen, dat dit m'n eerste toneelregie was, wel het vak van de andere kant van haver tot gort kennend, maar slecht op de hoogte van techniek, lampen, etc. Droom uitgelegd aan team, Max de hoofdinspiciënt, Bert en Piet, de twee inspiciënten van de Krakeling, Antoinette de regieassistente, (wier kwaliteiten van dien aard zijn, dat ik hierna zowel een harde pornofilm als een documentaire over het dresseren van zeeleeuwen met haar aandurf!)
Medewerking Krakeling, die uit het oogpunt van theaterfaciliteiten best kritiek oproept, maar gezien het hier een musical betrof die in de ruimte speelde, over een balkon beschikte, plotseling het meest geschikte theater van het land bleek te zijn!
Produktieteam heel competent en inventief. In mijn nieuwbakken functie van regisseur allerlei bezuinigende beslissingen genomen, hele stukken decor overbodig verklaard, dure ruimtekijker geschrapt, de beeldige parachutezijden overalls voor de kinderen geschrapt tot groot verdriet van Van Hirtum, die ze snel verving door eenvoudige jogpakjes. Ingewikkelde ruimtehoofddeksels door Gert Duijker op ingenieuze wijze laten vervangen door appelmoeszeefjes zonder handvatten met daarop weer meesterlijke sterren en andere ruimteattributen, kortom, het was een veldslag, maar iedereen was buitengewoon solidair. Het enige waar niet op bezuinigd werd, was het z.g. 'black light', een speciaal soort belichting met ultraviolette lampen, waardoor alles, dat beschilderd en bestreken was met speciale verf en schmink, er fluorescerend uit komt te zien.
Dan de première! De kinderen waren fantastisch. Ze roken het publiek en gingen echt spelen, iets datje ook vaak bij beroepsacteurs ziet, ze geloofden erin. En een van de leukste ervaringen van het werken met de ruimtebaby's: er bestond geen animositeit, niks geen gezeur van 'jouw rol is groter', oi 'ik heb haast niks te doen!' Iedereen voelde zich even belangrijk en zo was het ook. Hannah de Leeuwe had precies aangevoeld hoe kinderen het dansen direct vanuit de muziek konden invullen, niks geen enge stapjes, standjes of oneigenlijke bewegingen. Alles zag er uit of het ter plekke spontaan werd geïmproviseerd, terwijl er toch vier weken behoorlijk hard aan is gewerkt. De geluidsjongens, de inspiciënten, iedereen functioneerde optimaal.
Alleen de raket vertrok een beetje traag, maar een kniesoor, die daar nog op lette.
Frank Rosen, de man die het meesterlijke decor ontwierp en die fanatiek gekleurde halve bolletjes over het interieur van de Krakeling verspreidde, zakken vol werkelijk, iedereen plakte mee, immers, straks beschenen door de U.V. lampen zou dat de illusie geven van het zitten in een reusachtig planetarium, antwoordde op de vraag, wanneer hij zou stoppen met plakken: Morgenmiddag om 2 uur! Het uur van aanvang!
Tevreden over onze gezamenlijke inspanningen en het resultaat ervan sliep ik, tegen het ochtendgloren, in.

woensdag 4 oktober 2017

Hans Fallada -- 5 oktober 1944

• De Duitse schrijver Hans Fallada (1893-1047) zat in 1944 enige tijd in de gevangenis wegens poging tot doodslag; in deze tijd schreef hij 'berichten uit de gevangenis, die zijn gepubliceerd in In meinem fremden Land (door Anne Folkertsma vertaald als In mijn vreemde land).

5.X.44 [...] Nog een extra vel. Ik ben behoorlijk opgewonden, de mogelijkheid bestaat misschien dat ik een paar uur naar huis mag om wat papieren op te halen, natuurlijk onder begeleiding van een wachtmeester. Toch zou dat me amper beletten dit ms. [manuscript] uit het dodenhuis te smokkelen en thuis te verstoppen. Misschien hoor ik het vanavond al. Ik geloof niet echt dat ze ja zullen zeggen, maar het zou zo'n verlossing zijn! De vrees waarmee ik onder zoveel spiedende ogen dag in, dag uit aan mijn schrijfsels werk, vermindert mijn arbeidsvreugde en verstoort mijn toch al zo oppervlakkige slaap. Ik maak me niet zozeer zorgen over mezelf, want ik leef toch al als een gevangene achter de tralies, en uiterlijk zou er tot in het laatste uur waarin ik mijn mannetje hoop te staan wel niet al te veel aan mijn leven veranderen. Ik zit juist in over al die andere mensen die erbij betrokken zouden worden! Het was ongelooflijk lichtzinnig van me dat ik dit hier ben gaan schrijven. En toch kon ik niet anders. En toch blijf ik maar schrijven!
Als ik echter een paar uur naar Mahlendorf zou mogen, zou ik dit ms. meenemen, ik zou meteen ophouden met schrijven, gewoon stoppen op het punt waar ik was gekomen, ook al heb ik het belangrijkste hoofdstuk over de oorlog nog niet geschreven. Ik zou het niet eens erg vinden om nu te moeten stoppen. Ik ben met hoge verwachtingen aan deze taak begonnen, maar ben op dit moment enigszins teleurgesteld. Het is net of al mijn belevenissen slechts bestaan uit kleinzielig gekibbel dat iedereen zal vervelen. Ik was woedend, verbitterd en soms bang toen ik ze doormaakte. Op het moment dat ik ze opschreef, voelde ik zelfs dat niet meer. Hoe moet ik die woede, verbittering en angst dan op de lezer overbrengen? Hij zal zich al lezende alleen maar vervelen! En toch denk ik bij mezelf: wat moet ik anders schrijven? Ik bevond me niet midden in de actualiteit, ben geen vertrouweling van ministers en generaals geweest en kan geen grote onthullingen doen. Ik heb een leven geleefd als ieder ander, het leven van de kleine man, van de massa. En ons leven heeft, voor zover we geen partijleden waren, in het Derde Rijk nu eenmaal uit geruzie bestaan, uit talloze kleine gevechten die we moesten uitvechten om in leven te blijven. Er gebeurden verder geen grote dingen. Zoals een uitgever geen boeken meer kon uitgeven maar een stupide correspondentie over futiliteiten moest voeren, zo kon ook een boekenschrijver zich niet ongestoord aan zijn werk wijden, er was steeds heibel, opschudding, gedoe. En ik was gedwongen heel anders te gaan schrijven! Het schrijven van boeken die me na aan het hart lagen kon ik wel vergeten. Ze hadden me streng verboden louche types te beschrijven. Ik moest optimistisch en positief zijn, en dat juist in een tijd die door vervolgingen, martelingen en executies de zin van het leven negeerde. Dus ik heb na de Wolf eigenlijk niets meer geschreven wat me na aan het hart lag. Ik ben afgezakt naar laag-bij-de-gronds amusement. Ja, mijn herinneringen - aan die boeken hebben de mensen veel plezier beleefd, maar meer dan uitvluchten waren dat toch ook niet. Ik voel me echt nog niet zo oud dat ik al van mijn memoires wil leven. Het zou heel wat mooier zijn geweest als ik dat over tien of twintig jaar had mogen doen. Maar dat was het nou juist, ze hielden ons systematisch van ons eigen werk, ze stonden niet toe dat we de roep van ons eigen hart volgden, voor hen was er alleen die ene roep die zij uitschreeuwden. Want ze zijn bang voor het individu, voor individualiteit, ze willen een vormeloze massa met hun slogans kunnen bombarderen. En daarmee hebben ze het, vooral nu in de oorlog, ongelofelijk ver geschopt. Ze hebben dwangarbeid ingevoerd, onder de ernstigste bedreigingen verbieden ze ieder mens het werk te doen dat hem lief is, waarvoor hij geboren is. Ze maken ieder mens kapot - en de poppen die zo overblijven staan hun niet in de weg.
Hoe zal Duitsland er na deze oorlog uitzien? Met wat voor Duitsers zullen we dan moeten samenleven? Een vreselijke gedachte! Slechts weinigen zullen resten van hun oorspronkelijke ik hebben bewaard! En ze zullen niet eens voelen hoezeer ze zijn veranderd! Ze zullen zeggen: 'Zo zijn we altijd al geweest!'
Ik ben dus niet tevreden met wat ik heb geschreven. Al weet ik niet hoe ik het anders had kunnen schrijven. Ik ga ermee door, koppiger dan een muilezel. Maar als ik voor een paar uur naar M. zou mogen gaan, dan stop ik ermee zonder er rouwig om te zijn, zonder er spijt van te hebben. Is mijn hart misschien toch al verbitterd door wat ik tot dusver heb geschreven? Ik weet het niet. Als ik vanavond 'ja' te horen krijg zou ik blij zijn. Ik zou het wel naar buiten weten te smokkelen - ondanks het toezicht van de beambte! En daarna het gevoel van opluchting: het merendeel van wat je had willen schrijven, ligt veilig en wel in M! Ik zou weer rustiger kunnen slapen. Opnieuw zou er een taak zijn volbracht.

Simone Schell -- 4 oktober 1980

Simone Schell (1943) is een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1980 hield ze voor NRC Handelsblad korte tijd een 'Hollands dagboek' bij nadat ze een Gouden Griffel had gewonnen.

Vrijdag [3 oktober]
Moet nog een stukje schrijven voor meneer Landsdaal. Over het kinderboek. Wat een vervelend onderwerp is dat eigenlijk. Zie kans om geruime tijd voor mij uit te staren en schrijf dan iets op als een kinderboek is ook een boek en misschien schrijf ik er nog wel eens een... Pak koffers. De kinderen gaan naar Henk en Ieneke. Wij naar Groningen.
Opvallend veel ganzen in Noord-Holland en je kunt er 'biologische groenten' krijgen, lees ik op een bord. Dat lijkt mij Veel lekkerder. 'Een tijd van tegenstellingen,' roep ik wijsgerig Ja, ik beweer ook nog wel eens wat. Groningen is een stad van kwabben. Raak je op de ene kwab dan ben je behoorlijk bij de tijd als je daar weer af ziet te komen.
Komen na een uur dwalen toch nog in de Oude Ebbingestra aan.
'Met groeten' mag ik in een paar boeken schrijven. Zie Bernardette en Jaap. Wim en Froukje en hun vier zonen. Dan naar Cees en Fransje in Delfzijl en daar is het goed thuiskomen. Wij eten, drinken en bespreken het leven.

Zaterdag [4 oktober]
Ontbijten vroeg en vertrekken naar Enschede. 'Groningen,' zeggen wij tegen elkaar, 'bestaat in deze tijd voornamelijk uit zwart land dat er netjes gekamd bijligt'. Komen te laat in Enschede en treffen alweer zo'n oergezellig doolhof van loopwinkelstraatjes Ik begeer niets meer in zulke doolhoven. Kinderboekenweek, staat op demonstratie-lappen. Enschede zal het weten. Al met al heel gezellig en heel koud op de boekenmarkt. Tussen de middag krijgen wij een Twentse koffietafel en gelegenheid om met elkaar te praten. 'Dan heeft u het niet goed gelezen' hoor ik Thea Dubelaar zeggen (tegen een Heer van de Pedagogische Akademie). 'Is Simone Schell ook aanwezig?' vraagt hij. Nee, die is naar schrijfles.
Doen nog boodschappen voor het weekend in Enschede en rijden met Khing naar huis. Eten bij Henk en Ieneke, (Ik, die altijd weet te tobben, ga volstrekt ontspannen op stap als mijn kinderen daar logeren).

maandag 2 oktober 2017

Grete Lainer -- 3 oktober 19??

• Het onderstaande fragment is afkomstig uit het anonieme Tagebuch eines halbwüchsigen Mädchens (Engelse vertaling: A Young Girl's Diary), dat in 1919 (met een voorwoord van Sigmund Freud) werd uitgegeven. Het dagboek wordt wel toegeschreven aan ene Grete Lainer. In het onderstaande fragment is ze een jaar of elf, twaalf.

Engelse vertaling onderaan.

3. Oktober: Heute war der Papa herrlich! Die Tante Dora muß ihm gesagt haben, daß ich sie neulich fragte, ob der Papa am Ende die Frau Rechnungsrat Riedl heiratet, weil ihr Mann fast zur selben Zeit gestorben ist wie unsere Mama, und weil der Papa der Vormund von den drei Kindern ist. Heute war sie mit dem Willi da, weil er jetzt in die Schule gekommen ist. Und da haben die Dora und ich darüber geredet und sie sagte, wenn der Papa das tut, geht sie aus dem Haus. Und am Abend, wie wir nach dem Nachtmahl sitzen, so sag ich: Wenn die Frau v. R. nur nicht so häßlich wäre. Findest du sie nicht auch schrecklich häßlich, Papa? Und der Papa lacht so lieb und sagt: »Du brauchst keine Angst haben, mein Hexerl, das tue ich Euch nicht an, daß ich euch eine Stiefmutter ins Haus setze.« Und da war ich so froh und die Dora auch, daß wir den Papa riesig abküßten, und die Dora sagte: »Ich wußte das ohnehin, daß du deinen Schwur an die Mama nicht brechen wirst«, und sie weinte furchtbar. Und der Papa sagte: »Nein Kinder, einen Schwur habe ich der Mama gar nicht geleistet, das hätte ihre vornehme Natur auch nie verlangt. Aber bei so großen Mädeln, wie Ihr seid, gehört keine Stiefmutter ins Haus.« Und dann sagte ich dem Papa, daß die Dora aus dem Haus ginge, obwohl ich mich eigentlich furchtbar geärgert habe darüber. Denn, wenn der Papa wirklich noch einmal heiraten würde, so müßte ich es ja auch ertragen; und daher die Dora ebenfalls. Aber der Papa sagte nochmals: »Habt keine Angst, ich heirate bestimmt kein zweitesmal.« Und ich sagte: »Auch die Tante Dora nicht?« Und er sagte: »Na, die schon–« und dann unterbrach er sich schnell und sagte: »Nein, nein, auch die Tante Dora nicht.« Und jetzt gerade sagt mir die Dora, ich sei urblöd gewesen, denn ich weiß doch, daß der Papa nicht entzückt ist von der Tante. Und dann machte sie mir Vorwürfe, weil ich dem Papa gesagt habe, sie würde aus dem Hause gehen, wenn er doch heiratet. Ich bin ein Kind, dem man seine geheimsten Gedanken nicht anvertrauen dürfe!! So, jetzt haben wir mindestens ¾ Stunden gestritten und es ist dabei ½12 Uhr geworden. Glücklicher Weise haben wir morgen frei, weil Kaisers Geburtstag ist. Aber ich bin doch sehr froh, daß wir es positiv wissen, daß der Papa die Frau v. R. nicht heiratet. Ich könnte mich mit keiner Stiefmama vertragen.


October 3rd. Father was so splendid to-day! Aunt Dora must have told him that I asked her not long ago whether Father was likely to marry Frau Riedl, whose husband died almost exactly the same time as Mother, for Father is guardian to her three children. She was here to-day with Willi, because he has just begun going to school. Dora and I talked it over, and she said that if Father married Frau R., she would leave home. In the evening when we were at supper, I said: “If only Frau v. R. was not so ugly. Father, don’t you think she’s perfectly hideous? And Father laughed so lovingly and said: You need not be anxious, little witch, I’m not going to inflict a stepmother on you.” I was so glad, and so was Dora and we kissed Father such a lot, and Dora said: “I felt sure that you would never break your oath to Mother,” and she burst out crying. And Father said: “No, girls, I did not give any promise to your Mother, she would never have asked anything of the kind. But with grown girls like you it would never do to bring a stepmother into the house.” And then I told Father that Dora would have gone away from home, and as for me, I should certainly have been frightfully upset. For if Father really wanted to marry again I should have to put up with it; and so would Dora. But Father said once more: “Don’t worry, I certainly shan’t marry again.” And I said: “Not even Aunt Dora?” And he said: “Oh, as for her — —” And then he pulled himself up and said: “No, no, not even Aunt Dora.” Dora has just told me that I am a perfect idiot, for surely I must know that Father is not particularly charmed by Aunt. And then she blamed me for having told Father that she would leave home if he were to marry again. I am a child to whom it is impossible to entrust any secrets!! Now we have been quarrelling for at least three quarters of an hour, so it is already half past 11. Luckily to-morrow is a holiday, because of the Emperor’s birthday. But I am so glad to know for certain that Father is not going to marry Frau v. R I could never get on with a stepmother.

zondag 1 oktober 2017

Ernst Jünger -- 2 oktober 1944

Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1941-1943 is verschenen in de Privé Domein-reeks (vertaling Tinke Davids).

Parijs, 2 oktober 1942
Perpetua schrijft dat het eind van deze eeuw wel eens gruwelijker zou kunnen worden dan begin en midden ervan. Ik wil dat liever niet geloven en denk wel eens dat de eeuw zal hebben geleken op Heracles die in zijn wieg slangen wurgde. Zeer juist is echter wat zij verder zegt: dat men in deze tijden de deugden van hagedissen moet ontwikkelen, men moet er handigheid in krijgen de zeldzame zonnige plekjes op te sporen en er gebruik van te maken. Dat geldt ook voor de oorlog; wij mogen niet steeds vruchteloos bepeinzen wanneer hij zal eindigen. Dat is een datum die niet van ons afhankelijk is. Wel echter zijn wij in staat ook in noodweer vreugde te schenken, onszelf en anderen. Dan hebben we een tipje van de vrede in de hand.
Ik verneem verder van haar dat de vader van de astroloog sinds enige tijd vermist wordt. Men vermoedt dat Russische krijgsgevangenen hem om zijn kleding hebben vermoord. Dat doet mij denken aan het gruwelijk lot van Kügelgen. Overigens heb ik al jaren geleden de opkomst van nieuwe roversbenden voorzien, zonder echter te vermoeden hóe de geschiedenis dat zou verwerkelijken-ik had dat eenvoudigweg uit negatieve voortekens geconcludeerd, bij voorbeeld uit de overmacht, de nationalisatie van het onrecht.
's Avonds ontmoette ik de Doctoresse bij een door haar voorgeschreven kopje verveine aan de place des Ternes. Sinds ik ontevreden ben over mijn gezondheid, dient dit uurtje tegelijkertijd ook als spreekuur.

Piet van Els -- 1 oktober 1944

• Het dagboek van Piet van Els (1897-1958) beschrijft gebeurtenissen gedurende de laatste oorlogsjaren 1944-1945 in Wanssum, waar hij directeur van Landbouwbelang was. Het was een periode waarin Noord-Limburg te maken kreeg met evacuaties, oorlogsgeweld en deportatie van mannen naar Duitsland om daar tewerkgesteld te worden. Het dagboek is uitgegeven als Dorp aan de frontlinie.

1 oktober 1944
Des zondagsavond, toen wij ons reeds te ruste hadden begeven, werd door Jan Wijnhoven op de vensters geklopt. Hij deelde ons mede, dat uit Maashees (dit dorp moest evacueren) een groot aantal mensen naar Wanssum moest evacueren. In mijn pakhuis moest ik ± 300 mensen onderdak verschaffen. Direct werd dit pakhuis in orde gebracht, stro aangevoerd enz. Te één uur middernacht ging ik in de richting van Maashees en al spoedig ontmoette ik de eerste vluchtelingen. Het regende vrij sterk. Het was een treurige aanblik, deze uittocht van vluchtelingen. Allen hadden zoveel mogelijk bagage, geladen op kruiwagens, fietsen, melkwagens, karren enz. Allen werden liefderijk opgenomen. De grootste massa zou echter eerst de volgende dag arriveren. Zodoende kreeg ons pakhuis nog geen bezetting van evacuees.

Nadat ik omstreeks 3 uur ‘s nachts mij wederom te ruste had begeven, werden wij nogmaals gewekt door Duitse Feldwebels. Deze legden beslag op ons pakhuis, één kamer, de achterkamer en autogarage. In de vroege maandagochtend arriveerde de gehele compagnie. De soldaten namen hun intrek in het pakhuis, de ‘spies’ met zijn keukenstaf en inventaris nam de achterkeuken en garage in beslag. In de beste kamer vestigde zich het compagniesbureau, de ‘Schreibstube’.

Elisabeth von Heyking -- 30 september 1898

Elisabeth von Heyking (1861-1925) was een Duitse schrijfster, en getrouwd met een diplomaat. Haar dagboeken werden na haar dood uitgegeven als Tagebücher aus vier Weltteilen. Het fragemnet hieronder stamt uit de tijd dat ze in het roerige en politiek instabiele Peking woonde.

30. September. Der Kaiser [Guangxu] sitzt gefangen auf einer Insel im Stadtpalais. Sechs seiner Beamten sind infolge seines Fluchtversuchs ohne Untersuchung sofort hingerichtet worden. Chang yin huan ist nach Turkestan verbannt. Als wir nachmittags ausreiten wollten, begegnete uns Sir Claude mit der Nachricht, zwischen der Station und der Stadt seien soeben Mrs. Beton im Karren und der Dolmetscher Mortimer zu Pferde vom Pöbel angegriffen und mit Steinen beworfen worden. Mrs. Beton sind auf dem Karren ihre Kleider auf dem Leibe zerrissen worden. Dem amerikanischen Bischof soll es ebenso ergangen sein, die Tragstühle voller Steine geworfen und dem Dolmetscher Dowrie durch einen Steinwurf eine Rippe zerbrochen. Sir Claude war entschieden nicht à la hauteur de circonstances, denn er konnte sich trotz allen Zuredens von Edmund nicht dazu entschließen, sofort ein Detachement Marinesoldaten heraufzubeordern. Den Russen ist der jetzige verworrene Zustand nur recht, denn sie denken dabei alles durchzusetzen, was sie noch wollen. Wären gestern Deutsche dabei gewesen, so hätte Edmund sofort ein Detachement requiriert. Gleich nach Tisch bekam Edmund einen Brief Salvagos, seine Frau sei nachmittags in der Nähe des Petang vom Pöbel angegriffen worden. Man habe sie hauen wollen und ihr die entsetzlichsten Schimpfnamen zugerufen. Nur mit Mühe und mit Fausthieben hatten ihr Mafu und ihre Träger ihre Sänfte durch die Menge durchgebracht. Edmund ging gleich auf die italienische Gesandtschaft, und indessen kam die Mitteilung, daß für morgen eine Versammlung des diplomatischen Korps einberufen sei. Das ist alles, was Sir Claude a trouvé! Es scheint, daß in der chinesischen Bevölkerung doch eine ziemliche Aufregung besteht und das Gerücht verbreitet worden ist, alle Europäer müßten fort!