woensdag 31 januari 2024

Juffrouw 't Hart • 1 februari 1953

• Juffrouw ’t Hart, onderwijzeres aan de Openbare School te Piershil, schreef kort na de watersnoodramp van 1 februari 1953 haar herinneringen op.

De stormramp.

Zaterdag, 31 januari 1953.

Het had de hele dag al gestormd. Al vroeg waren de vloedborden geplaatst, want men verwachtte met die n.w. storm hoog water. Omstreeks 6 uur was het eb en dan bereikte het water zijn laagste stand. Toen we op die tijd bij het Kaaislop kwamen, stond het water nog hoog tegen de vloedborden. De gorzen stonden vol en op de Sluisjesdijk spatte het water tussen de huizen door over de dijk. Je kon bijna niet tegen de wind in lopen. De mensen hadden geen rust; zo vaak kon je niet bij de Kaai komen of er stonden veel mensen en hoe later op de avond hoe meer die ongerustheid toenam. Plotseling begon het water te zakken en dat betekende een doorbraak in de onmiddellijke omgeving. In 1916 hadden we dat ook meegemaakt, toen in de Ka op het eind van de haven een groot gat geslagen was, waardoor de Noordpolder, hier meestal de Anwas genoemd, volstroomde.

Diezelfde polder moest het ook nu weer ontgelden. De bewoners van de Kaai kregen nu niet alleen aan de voorkant, maar ook aan de achterkant het water binnen. Ook de huizen aan de buitenkant van de Molendijk liepen meteen vol. De bewoners konden gelukkig bijtijds hun woningen verlaten en vonden onderdak bij familie en kennissen. Op aanraden van mijn moeder haalde ik onze oude buurvrouw Dubel uit haar huis en bracht ze bij ons. Nadat de “oudjes” gezellig bij de haard gezeten waren , beloofde ik voor een lekker “bakkie” koffie te zorgen, maar eerst wilde ik even kijken, hoe ver het water al gestegen was. De voordeur kon moeilijk open vanwege die storm, zodat ik de achterdeur uitging. Toen ik op zij van het huis kwam, zag ik het water over de dijk stromen en in de dijksloot storten, net een brede waterval. Vlug ging ik weer naar binnen, waar we verschillende dingen naar de zolder brachten, terwijl we steeds uitkeken naar het stijgende water, dat langs ons huis stroomde en veel wrakhout meevoerde.

De dijk, de onderweg en onze tuin lagen bezaaid met kisten (met erop ‘Zuidland’), balken, planken en allerlei kleinere voorwerpen. Nog steeds hebben we als herinnering een knop van een ledikant, die hier aangespoeld was. Al gauw was de electrische stroom verbroken en moesten de kaarsen aan. Dat was erg tobben onder die omstandigheden. Bij alle bewoners van de onderweg liepen de kelders vol, behalve bij ons. Met het oog op de storm was het raampje gesloten en ook het venster zat muurvast. Wel hebben we water op de vloer van het zijkamertje gehad. Daar waren de roosters niet afgesloten. In het schoolhuis was een erg diepe kelder. Het was een angstwekkend geluid, toen het water door het kelderraam, dat door de sterke stroom gebroken was, naar beneden stortte. Hadden we kunnen vermoeden, wat de gevolgen van die stormvloed waren, dan hadden we niet zo rustig bij de kachel gezeten en zouden we ook naar de zolder gevlucht zijn. We gingen wel naar bed, maar van slapen kwam niet veel, voornamelijk door het loeien van de wind om het huis. Al vroeg in de morgen liepen er mensen over de dijk. Dat was mogelijk, omdat het water gezakt was nadat de eb ingetreden was. Wij zagen tussen de 2 huizen op de dijk een dak van een gebouw, dat er nooit geweest was. En wat bleek? De schuur naast het huis van Andeweg was in elkaar gestort en het dak daarvan was door de stroom achter langs het huis tegen de dijk gespoeld. Later in de ochtend is het in elkaar gezakt en verdwenen.

Alle huizen aan de Molendijk, de Sluisjesdijk en op de Kaai hebben erg geleden, maar gelukkig zijn er geen mensen verdronken. Sommige families hebben het erg moeilijk gehad. Pas op 3 februari hoorden we door een autoradio welke vreselijke gevolgen de stormramp veroorzaakt had. Wij dachten, dat wij alleen maar hinder van het hoge water hadden, net als in 1916.

Frans Kellendonk • 31 januari 1980

• De Nederlandse schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) vond zijn dagboeken niet het publiceren waard, maar De Revisor publiceerde er wel een selectie uit.

31 januari 1980
Wij nemen aan dat onze taal organisch verweven is met onze werkelijkheid, dat ons Nederlands uit ons Nederland is voortgesproten zoals bomen en bloemen uit onze grond. Maar evengoed is het denkbaar dat de taal de werkelijkheid niet zozeer beschrijft alswel schept.
De oplossing ligt denk ik in de groei van de taal. Hoe kan een taal verrijkt en gecompliceerd worden als ze niet door iets anders, dat geen taal is, wordt gevoed? Maar eerst moet onderzocht worden of talen inderdaad groeien.

maandag 29 januari 2024

Mensje van Keulen • 30 januari 1977

Mensje van Keulen (1946) is schrijver.

30/31 januari
Gisteren begon ik de dag in Antwerpen met twee dikke pannekoeken en vanmiddag eindigde het met frites met tartaarsaus. Daartussen een Italiaan, een broodjeszaak en drank. Ik heb een buik of ik van het carnaval kom, al at ik net weer een vanillepuddinkje en drink nu bier. Niet iedere kater is onplezierig, soms lijkt het wonderlijk genoeg juist te helpen bij het werk.
Tot vijf uur in de ochtend hebben Tineke en ik gedanst in een café met vier jongens uit Amsterdam. Ze waren 20, 21. Ik wilde niet naar bed, riep maar weer dat het pas halfeen was.
Op de Vogeltjesmarkt kwamen we vanmorgen de jongens tegen. Ik heb ze gedag gezegd en voelde me een beetje schuldig.Tien jaar jonger, wat moet je ermee. Ik heb op die markt niets gekocht. Oude trommeltjes, beelden, lijstjes, om te rillen, ik heb allang meer dan genoeg van dergelijke prullaria. Wel houd ik van Antwerpen. De grauwe, boomloze straten zijn soms een lust voor het oog. De cafés waar dames van alle leeftijden op hun gemak zitten of dansen op de muziek van een of twee muzikanten.

zondag 28 januari 2024

Adriana Modoo • 29 januari 1944

• Adriana Modoo (1902-?) was in 1942 onderwijzeres in Djokjakarta. Net als alle andere Nederlanders werd ze na de Japanse bezetting geïnterneerd in een kamp. Van de jaren in het kamp hield ze een dagboek bij, waaruit fragmenten zijn opgenomen in De Japanse bezetting in dagboeken. Vrouwenkamp Ambarawa.

29 januari 1944
Een dag of tien geleden zijn de jongens, die in 1927 geboren zijn, naar het mannenkamp te Salatiga gebracht, zoals dat verleden jaar in februari gebeurd is met die van de lichting 1926. Het waren er nu 23. Over twee jaar zou Jelle dus aan de beurt komen op deze manier, als we hier dan nog zitten en nog niet verhongerd zijn.

Overal stinkt het naar rook tussen de barakken. We krijgen zó weinig houtskool dat velen nu de pap koken op een houtvuurtje; er wordt druk gesprokkeld. Met de kleding van vele mensen en kinderen is het treurig gesteld, 't is maar stoppen en verstellen zonder eind. Van de goede stukken van een oud laken heb ik een pyjamajas voor Jelle gemaakt, als bijbehorende broek een oude pyjamabroek van mezelf voor hem veranderd. En zo tobben we naar verder.

Na een paar dagen groentedienst gedaan te hebben, heb ik een ander baantje gekregen: 'tokodame', dat wil zeggen dat ik moet helpen bij de verkoop van de dingen, die we kunnen kopen op onze kaarten à ƒ 1,50 per persoon per maand.

Jan de Quay • 28 januari 1945

Jan de Quay (1901-1985) was een Nederlandse politicus (premier van 1959-1963). Aan het ind van de Tweede Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.

28 Januari Zondag
Per auto ’s morgens terug naar Tilburg. Bezoek bij Thomassen om zijn gegevens op te vragen voor event. reis naar Londen met het gezelschap Wyffels, Beel, de Casembroot. - Er moet nl. nog een Sociaal-democraat bij als het kan, vooral nu de S.D.A.P. Ministers met Burger “solidair” zijn uitgetreden. Thomassen vertelde nog, dat H.M. een passage “à la suite” in de benoeming van Prins B. tot opperbevelhebber zou hebben doorgestreept. Dus een niet constitutioneele regeeringsvorm. - Uit de S.D.A.P. kring komt altijd deze critiek; men wil onrust zaaien en de keuze van een nieuwe richting verdacht maken. - Overal die critiek. - Evenzoo volgens Wyffels in Limburg. - De Communisten zouden zich rustig gedragen, maar zich voorbereiden op een putsch. - Er zou (volgens Beel) al een Comm. Regeering in het Noorden zijn met toestemming van Stalin! Is dat zoo. Wie kan het bedrog en de leugen onderscheiden? - ’s Middags afreis naar Brussel met Boerma, Kaag en v. Blankenstein. - Autopech!! Zeven uur Brussel Palace Hotel. - Gegeten en Wouter Visser gezien (in uniform) die zijn vrouw verloor, overreden door een tank. – Vreeselijk zoo’n eenzaamheid, … alles gekregen; geld, positie enz… alles kwijt en alléén. - Bespreking met Posth. Meyes, veel officieren in Mess van M.G. - Eenige biertjes in eenige kroegjes en naar bed.

Karel van de Woestijne • 27 januari 1915

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.

27 Januari.
Vandaag is de Duitsche keizer zeven-en-vijftig jaar oud geworden. En de Brusselaars, die op dezen datum niet bedacht waren - wie zou het hun kwalijk nemen? - werden vanochtend voor het eerst van hun leven verrast op eene hoofdstad, de hunne, die aan alle openbare gebouwen, behalve de specifiek Brusselsche, met de Duitsche kleuren versierd was.

Daargelaten of de Brusselaars aan de nieuwigheid pleizier of onpleizier hadden; of hun aesthetischen zin eerder door horizontaal rood-wit-zwart gestreeld werd, dan met vertikaal zwart-geel-rood: het heeft niets te maken met het gevoel, dat er met het stadsuitzicht iets gebeurd is, wat feitelijk voor de Brusselsche gemoedsrust niet moest gebeuren, omdat die gemoedsrust gevestigd is op onveranderlijkheid. Dat vóór den oorlog die onveranderlijkheid op sommige feestdagen verstoord werd, deed er voor bedoelde gemoedsrust minder toe, omdat zij de wijzigingen onveranderlijk-dezelfde wist. Er zijn nu eenmaal straten waar men vlaggen uithangt, en er zijn er waar dit nooit gebeurt en nooit gebeuren zal, zelfs niet in de ongewoonste omstandigheden, een aardbeving bijvoorbeeld.

Ditmaal echter was de stoornis écht. Niet, weliswaar, topografisch: men zou geen vlaggen vinden, waar men ze nimmer zag. Maar, zal ik maar zeggen, chromatisch; en ook, en ook... Ach, hier vind ik het bijvoeglijk naamwoord niet, dat uitdrukken moet hoe de Duitsche vlag, van anderen, namelijk veel langeren vorm dan de Belgische, bij tooi der straten en gebouwen een indruk maakt, die zeer verschillend, en vooral voor Belgische oogen minder aangenaam is, juist vanwege het ongewone ervan. En misschien ook nog om andere redenen...

Ik heb mijn dagelijksche ochtendwandeling gedaan, en toen ik omtrent het Noorderstation kwam, begon het uit de was-gele lucht in donzige vlokken te sneeuwen. Maar ik vernam tevens muziek uit koper, en toen ik op bekwamen afstand gekomen was, onderscheidde ik het met groote bewustheid uitgevoerde openingsstuk van Franz von Suppé's ‘Dichter und Bauer’. Nog eenige stappen: ik bevond mij onder den drie-mandiepen cirkel van belangstellenden, die door rondstappende Polizei op behoorlijken afstand werden gehouden van een, wel niet zeer talrijke, maar voldoendeluide krijgskapel, die blies. Vóór mij zei een naaistertje tot haar vriendin met misprijzen: ‘Onze grenadiers kunnen dat ook spelen!’ Een pasteibakkers-jongen floot mee, echter een kleinen halven toon te hoog.

Toen begon het wat harder te sneeuwen. Parapluies werden opgestoken, die het gezicht op de spelende militairen zooniet verhinderden, dan toch eenigszins belemmerden. Ik besloot er dan ook toe, mij te verwijderen in de richting van de tramhalte. Ik deed het met te minder moreele tegenstribbeling, dat ik zoowaar mijn eigen regenscherm tehuis had gelaten.

Onderweg vernam ik, dat de waarnemende burgemeester verboden had, dit jaar karnaval te vieren. Tegen dezen maatregel wist ik des te minder iets in te brengen, dat ik waarlijk weinig lust gevoel dit jaar aan de gewoonte der Saturnaliën gevolg te geven. Ik vind het dus een gelukkigen inval, te verbieden dat men zich dit jaar drie dagen voor Asschewoensdag en verder op halfvasten aan uitspattingen over zou leveren. Over dezen dag meen ik niet, nog iets anders te kunnen vermelden.

donderdag 25 januari 2024

Hette de Jong • 26 januari 1945

• Uit het oorlogsdagboek van middelbare scholier Hette de Jong, geboren op 1 december 1923. In januari 1945 nam hij dienst al vrijwilliger.

Donderdag 25 januari 1945
Russen over de Oder! Krant: Schrik en verwaring in Duitsland! Ardenne: St. Vith en Vianden weer vrij, al zal er niet veel meer dan wat steenhopen van over zijn. St.Joost en Maasbracht bevrijd! Strijdt nadert Roermond. Het Ardennenavontuur van Adolf vindt een roemloos einde! Als je die berichten allemaal hoort en leest is het wonderbaarlijk dat Maastricht en verder Zuid-Limburg er praktisch zonder kleerscheuren doorheen is gekomen. Onbegrijpelijk dat de Moffen onze stad zonder meer hebben prijsgegeven!. Laten we desondanks dankbaar voor zijn!

Vrijdag 26 januari 1945
Overal, in Oost-Pruisen, in de Ardennen, in Noord Limburg trekken de Duitsers terug! Venlo en Roermond gaan hun martelgang. De Duitsers dwingen de inwoners te evacueren.

Zaterdag 27 januari 1945
Russen staan voor Elbing, Posen en Breslau. Luime bevrijd! Duitse aanval bij Boxmeer afgeslagen.
Mijn laatste dag in Maastricht! Morgen vertrek ik als oorlogsvrijwilliger!
Morgen ga ik eens kijken waar de oorlog is! Morgen daadwerkelijk de Moffen te lijf. Maastricht het gaat je goed!
Maastricht ik beloof je raak te schieten uit naam van je door bombardementen omgekomen burgers, uit naam van de gedeporteerde joden, uit naam van jou, Maastricht goede oude stad.
Je gaf me bescherming in de harde Moffenjaren. Ik bracht mijn jeugd door binnen jouw oude wallen! Je hebt me aan je verplicht! Maastricht nogmaals, adieu! Hou je taai!
Als heel de hemel van papier was en al het water ter wereld inkt en al de bomen veranderden in pennen, dan nog zou ik al de verschrikkingen van deze oorlog niet hebben kunnen optekenen!

woensdag 24 januari 2024

James Woodforde • 25 januari 1787

James Woodforde (1740-1803) was dominee in het dorp Weston Longville in het Engelse Norfolk. Hij hield 44 jaar een dagboek bij; gedeeltes daaruit zijn gepubliceerd als The Diary of a Country Parson 1758 – 1802.

Jan. 25 - Nancy had a very indifferent Night and rather worse today, being still weaker. She did not come down Stairs till 2 o'clock this afternoon. However she made a good Dinner on a boiled Leg of Mutton and Caper Sauce and was better after. Rode to Ringland this Morning and married one Robert Astick and Elizabeth Howlett by Licence, Mr. Carter being from home, and the Man being in Custody, the Woman being with Child by him. The Man was a long time before he could be prevailed on to marry her when in the Church Yard; and at the Altar behaved very unbecoming. It is a cruel thing that any Person should be compelled by Law to marry. I recd. of the Officers for marrying them 0. 10. 6. It is very disagreeable to me to marry such Persons.

dinsdag 23 januari 2024

Italo Svevo • 24 januari 1896

Italo Svevo (1861-1928) was een Italiaanse schrijver. In 1896 hield hij enige maanden een dagboek bij, op verzoek van zijn toekomstige echtgenote, Livia Veneziani (1874-1957)

24 januari 1896
Ik ben gemeen geweest! Ik voel het meer dan ooit vandaag nu me verteld werd dat in de schouwburg de mensen in de zaal je eenvoud bewonderden. In je lieve oprechte gezichtje zocht ik daarentegen het verraad. Niet de hele avond! Het eerste deel bewonderde ik je net als alle anderen. Maar later kwam het vermoeden in me op dat jouw gedachten misschien heel ver van mij af waren. Jij weigerde voor de grap om ook maar een ogenblikje achter in de loge te blijven zitten en dat was verkeerd want daar in de duisternis kon ik een kleine liefkozing wagen waar ik gedurende de lange avond recht op had. Die haast om tot je publiek terug te keren was wat mij zo razend maakte. En ik begon zoals gewoonlijk te zinnen op de beledigende woorden die ik tenslotte ook vond. Ik zei tegen je dat ik niet uit genegenheid naar je keek maar om je te bespieden! Ik moet bekennen dat het me aan beledigingen niet ontbreekt.

24 januari 11 uur 10 min. v.m.
Wat ik niet uit liefde deed zal ik doen om van de jaloezie te genezen. Ik wil niet meer roken om minder prikkelbaar te zijn.

25 januari 1896
Gelukkig! Je moeder zei me door de telefoon dat je je beter voelt. Ze zeggen dat de liefde van muizenissen geneest. Maar ik heb er juist dubbel zo veel als eerst: om jou en om mij. Piero zei gisteren dat het van verkoudheid naar bronchitis maar een kleine stap is en de hele avond en later, bij de Piccolo, en daarna nog in bed, voelde ik mijn Livia heel, heel dicht bij de bronchitis. Weet je wat het is? Een benauwdheid, een koorts die je niet eens de gelegenheid zou laten te denken aan mij die aan je zijde zou blijven, meer dan ooit de jouwe want ik zou dezelfde benauwdheid, dezelfde koorts hebben als jij. En jij zou sterven zonder zelfs maar te bedenken dat je me zo jammerlijk alleen laat, want ik zou echt, helemaal alleen zijn. Ik ben er al zo aan gewend jou te beschouwen als de spil waar omheen mijn verlangens en mijn verwachtingen draaien. Vandaag is het een mooie heldere dag en mijn muizenissen bedaren als er geen sirocco waait. Ik bedenk dat ik gisteren je pols heb gevoeld. Tik! Tik! Er is geen vermoeidheid of onregelmatigheid in te bespeuren. Hij loopt rustig en gezond alsof hij bestemd was om eeuwig te duren. Ik zal dat altijd indachtig blijven en als ik muizenissen heb zal ik dan ook maken dat de muisjes uit een andere hoek piepen. Ik zal mezelf als de stervende zien en jou als mijn goede helpster. Je bent immers voorbestemd om voor verpleegster te spelen en je zult het doen. Ik zal heel lastig en humeurig zijn en je het leven zo zuur maken dat als ik het hoekje omga ik je oud en lelijk achterlaat zodat niemand je meer wil hebben.

zondag 21 januari 2024

Abraham Rutgers van der Loeff • 22 januari 1846

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online. Begin 1846 verloor Rutgers zijn anderhalf jaar oude dochtertje Gonne.

[Over het overlijden van Gonne]

donderdag 22 januari 1846
Wij sliepen wel wat beter maar toch niet regt rustig. De dag liep onder velerlei bezoek dat wij ontvingen ten einde. De poging van Caroline gelukte uitmuntend. Savonds werd het lijkje gekist en Wijnaends en Caroline bleven daarom nog bij ons terwijl het ons ook overigens niet aan aangenaam Gezelschap ontbrak.

vrijdag 23 januari 1846
Wederom bestendig condoleance visites ontvangen. Smiddags bragt ik eens een half uurtje in den tuin door. Johannes vertrok weder tot onze groote droefheid ook om zijnen wil, daar hij toch niets dan treurigheid had bijgewoond. Savonds bragt ik ons kinderlijkje naar de laatste rustplaats. Griethuijsen en vrouw kwamen te half acht om Romelia gezelschap te houden en ook de goede van Rhijn. Tegen 8 uur kwam Verweij [collega-predikant], dien ik verzocht had mij te vergezellen, en wij stapten spoedig daarna in de koets met het kistje voor ons. Gelukkig mogt ik ook hier kalmte bewaren. Eenvoudig plegtig was in den donkeren avond onze optogt naar het kerkhof en zwijgende zag ik het lijkje (de schelp van het pareltje) voor mijn weemoedig oog in den schoot der aarde nederdalen. Thuiskomende vond ik Romelia nog even kalm en geloovig redeneerende en wij hadden samen nog nuttige en stichtelijke gesprekken. Na een smakelijk avondmaal en een hartelijk gebed gingen wij naar bed, nadat ik nog eerst mijn Dagboek had ingeschreven - Zulke dagen zijn smartelijk maar leerzaam en nuttig.

zaterdag 24 januari 1846
Heden morgen weder een en ander op mijn kamer in orden gebragt. Smiddags met Truitje [zuster] eens gewandeld naar Warnsfeld en onderweg eens op het kerkhof geweest om het grafje te zien. 'Savonds na mijn kaartjes rondgebragt te hebben stil bij elkander. Ik las wat in W in L ['Waarheid in Liefde', een religieus tijdschrift].

Abraham Rutgers van der Loeff • 21 januari 1846

Abraham Rutgers van der Loeff (1808-1881) was predikant te Noordbroek, Zutphen en Leiden. Zijn dagboeken staan hier online. Begin 1846 verloor Rutgers zijn anderhalf jaar oude dochtertje Gonne.

donderdag 15 januari 1846
[...] Onze kleine Gonne was gisteren reeds niet wel en ook heden nog niet regt monter. Doch wij maakten ons nog niet zeer ongerust. Heden avond echter scheen zij vrij wat aan koorts te lijden. [...]

vrijdag 16 januari 1846
Gonnetje scheen wat beter, maar wij bragten haar toch met het wiegje naar beneden en hielden haar warm. Romelia [echtgenote] ging er reeds vrij vaak onder gebukt. [...] Savonds bij den kolonel Knoote gesoupeerd. Romelia ging natuurlijk niet mede. Wij kwamen laat thuis en bragten Gonne in haar wiegje naar boven. Dien nacht was zij nog tamelijk rustig.

zaterdag 17 januari 1846
[...] Het kind was onrustig en ik besloot om met Truitje [zus van Rutgers] de voornacht op te zitten.

zondag 18 januari 1846
Smorgens was het iets beter zoodat ik mij met rust voor de avondgodsdienstoefening gereed maakte. Smiddags kwam Johannes. Ach wij hadden ons van zijne komst een feest voorgesteld en nu werpt de ziekte van ons kindje zulk een donkere glans over alles. Ondertusschen vond van Rhijn [arts] het iets beter. Ik preekte met opgewektheid over Davids val en ging na de kerk, daar het redelijk was, nog een pijp rooken bij Erdbrink. Thuiskomende bespeurde ik weinig beterschap, maar eerder vermindering en wij gingen niet zonder groote zorg naar bed. Doch sliepen zeer gerust.

maandag 19 januari 1846
Truitje en Johannes hadden gewaakt en ons vroeg geroepen. De toestand werd niet beter. En opeens baarde zich belemmering in de ademhaling en bezetting op de borst. Ik liet mijne katechizaties afzeggen. Van Rhijn komende ordonneerde bloedzuigers. Onder deze kuur bezweek het kindje bijkans, doch herstelde zich, maar had helaas weinig verligting bekomen. De dag liep onder vrees en hoop teneinde. Leentje Kroon bleef snachts bij Truitje op, zoo dat Romelia met mij dien ganschen nacht weer rust kreeg.

dinsdag 20 januari 1846
Smorgens vroeg bragt ik Leentje thuis. Het scheen op de borst wat ruimer. Doch de zwakte was groot en baarde ook den doctor zorg. Gaande weg bespeurden wij afneming van krachten en in den namiddag gaven wij de hoop schier op. Ik liet de kinderen afscheid van haar nemen dat zeer aandoenlijk was. Van Rhijn ordonneerde de muscus [?] en wij waren nu geheel op het sterven voorbereid. Het werd volkomen present naarmate de doods-benauwdheid toenam. Benauwend was ook het ouderhart [bij] iedere ademhaling en ieder leedvol oog, dat zij tot ons opsloeg.

woensdag 21 januari 1846
Eindelijk geraakten in den vroegen morgen van heden tegen 1 uur het beslissende oogenblik. Dankbaar en gemoedigd dekten wij het wiegje toe en hadden nog lust en opgewektheid God die gegeven en genomen had te loven. Romelia was bijzonder gesterkt geworden en volgde nu ook mijn raad om naar bed te gaan terwijl ik met Truitje opbleef om brieven te schrijven. Ik was er ook bij toen het lijkje uitgekleed werd en was opgetogen van het engelachtige voorkomen. Daarop ging ik naar bed. Romelia had niet geslapen en ik sliep ook zeer onrustig; gedurig eenigzins verschrikt wakker wordende. Gelukkig sliep Arnoud [zoontje] bij ons op de kamer in Gonnetjes ledikantje. Smorgens opkomende gevoelde ik mij wel versterkt en getroost, maar ook zeer weemoedig. Alles in de kamer was opgeruimd en in orden gebragt. Spoedig kwamen ons eenige goede vrienden bezoeken en ondervonden innige deelneming. Het lijkje werd nog gedurig met welgevallen door ons beschouwd en Caroline Wijnaends die savonds bij ons was bood ons aan eene proef te nemen om het lijkje af te teekenen.

Soetan Sjahrir • 20 januari 1937

• Soetan Sjahrir (1909-1966), was een Indonesisch politicus en de eerste premier van dat land. Hij speelde een grote rol in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 werd hij gerarresteerd. Hij doet verslag van zijn gevangenschap en verbanning in een dagboek, dat is gepubliceerd als Indonesische overpeinzingen.

20 Jan. 1937.
- Tot mijn verwondering heb ik opgemerkt, dat de korte verhalen in Amerikaanse magazines anders zijn geworden en dat ze nu een klasse hoger staan dan die van de Hollandse. Dat moet allemaal zo geworden zijn in deze paar jaren Roosevelt-regering. Ik heb trouwens reeds vroeger in de films kunnen constateren, dat de Amerikanen onder Roosevelt meer geest en meer gevoel, meer geestelijke - en betere geestelijke - behoeften, meer beschaving hebben gekregen.

De vlakke, banale films, de Kitsch komt tegenwoordig niet meer uit Amerika maar uit Duitsland en Holland, dus uit Europa zelf. De Amerikaanse films zijn nu juist de films met hoger geestelijk gehalte. Er is dus blijkbaar een Amerikaanse cultuur, want hun geest is toch niet de Europese. Ik vind deze cultuur beter, want het is de droge zakelijkheid, maar nu doordrongen van geest en speels-verfijnd.

In de magazines vind ik dit weer terug. Het valt mij ook op dat deze Amerikaanse geest en levensproblemen dichter bij ons staan dan de vraagstukken, die de Van Gogh-Kaulbachs, de Dekkers of Vestdijken bezighouden. Hier geen onbenullige kruideniersvraagstukken, niet de valse kleinburgerlijke gevoeligheid - ‘levenstrekjes’ noemen ze dat, niet? -, ook geen gespeel met woorden van mensen, arm aan geest en ervaring, evenmin protserig intellectualisme, dat toegepast wordt voor het literair behandelen van allerlei psychologische waarheden, van complexen of van doodsproblemen.

Hier zijn het leven en die geest zelf interessant; het uitdrukkingsmiddel blijft maar van secundair belang. Men zou het ouderwets realisme of veramerikaanst naturalisme kunnen noemen. Het voornaamste is, dat het toereikend is, niet opvalt zelfs, voor het weergeven van het Amerikaanse leven. Voor dit Amerikaanse leven lijkt deze droge zakelijkheid, deze taal van kortschrift, van uiterste zuinigheid, uiterste gecomprimeerdheid, uiterste intensiteit van woorden, het natuurlijke uitdrukkingsmiddel. Als je die magazines leest, komt de verwonderde vraag bij je op of deze verhalen, dit peil ook wijzen op het geestelijk peil van de levende massa en dan kom je tot de verbazingwekkende conclusie, dat die massa in Amerika dus op een hoger peil is gekomen dan de massa in Europa.

Men zal het met mij eens zijn, dat de Astra's en hoe zij verder mogen heten, alleen maar geestelijke rommel, zo niet geestelijke vuiligheid geven; maar ook vergeleken bij wat ik in literaire bladen als Mork's Magazijn, Elsevier of Groot-Nederland (eerste klas, nietwaar?) lees, slaan deze gewone artikelen in Amerikaanse magazines nog een beter figuur.

Het modewoord, dat dus weergeeft de stand van de levenswijsheid, schijnt daar nu te zijn ‘relax’. In de meeste van die verhalen vormt ‘relax’, zowel lichamelijk als geestelijk, een motief. Het is natuurlijk ook de laatste, algemeen verbreide psychologische waarheid. Dat deze ‘relax’ nu in Amerika als een soort verlossingswoord wordt beschouwd is ook een psychologisch verschijnsel. Na de verafgoding van de ‘strain’, van ‘business’, nu het parool van ‘relax’, innerlijke rust vooral. Het woord ‘success’ of ‘business’ kom je bijna niet meer tegen: het is nu steeds maar rust, bezinning, innerlijke harmonie en evenwicht. Wat mij treft is, dat de geestelijke vraagstukken van dat nieuwe Amerika zo nauw verwant zijn aan onze eigen; waaruit ik weer concludeer, dat wij niet een uitzondering vormen, maar gewoon vertegenwoordigers zijn van onze generatie.

Ik volg tegenwoordig ook wat onze jongeren in Indonesia zelf op dit gebied voortbrengen. Er is vooruitgang, maar nog te weinig kennis, zodat alles nog erg onbeholpen en primitief blijft. In geestelijk opzicht zijn wij nog niet zo uitgerust als Europa.

Er moet bij ons nog helemaal een nieuwe cultuur worden opgebouwd, omdat het oude, bestaande totaal onbruikbaar is voor onze tijd en er op de cultuuruitingen van de vijftiende eeuw ook geen aanknopingspunten te vinden zijn voor uitbouw en aanpassing in onze tijd.

Maar de voornaamste hinderpaal voor de jongeren blijft toch hun beperkte kennis en ik geloof niet, dat het tempo, wat dat betreft, geforceerd kan worden. Wij gaan toch al vlug genoeg, vergeleken met het tempo van het verleden en met het tempo van de andere oosterse volkeren.

Ik heb al verscheidene aanbiedingen gekregen om mee te werken aan hun bladen, maar ik heb het tot nu toe nog niet gedaan; ik voel, dat er tussen hen en mij nog een heel grote afstand bestaat, dat ze de geest van mijn eventuele bijdragen nog niet zouden kunnen aanvoelen, omdat de levensproblemen van de Tachtigers voor hen nog echte, werkelijke problemen zijn en ik daar alleen maar tegenover kan staan als tegenover een curiositeit, een historisch wel belangwekkend iets, maar als reeds doorgemaakt, achter de rug, soms zelfs als iets antieks. Daarom doet alles, wat hen zo bezighoudt, waar ze geestdriftig voor worden, mij alleen simplistisch, een beetje primitief aan.

Het intellectuele peil is ook nog niet zo hoog, er is nog altijd geen oorspronkelijkheid, nog altijd te veel napraterij, zonder volledig begrip van wàt er nagezegd wordt. Ilmoe dan Masjarakat en Poedjangga Baroe lijken mij nog de beste bladen, wat het logisch gehalte betreft.

donderdag 18 januari 2024

Sheldon Cholst • 19 januari 1965

Sheldon Cholst (1924-2004) was een Amerikaanse psychiater en schrijver met grote belangstelling en affiniteit voor de hippiebeweging.

19 januari 1965
Ik schrijf nu over de uitwerking van hasjisj. Ik rookte het in een gerolde sigaret. Kreeg wat kinderlijke gedachten of herinneringen: hoe ik als kind eerst een ijskast omverwierp en toen mijn moeder een klap gaf omdat ze boos op me was & hoe ik in de open haard sprong en er ongedeerd weer uitkwam en zei ‘kijk wat een krankzinnig genie ik ben’. Ongedeerd - nu kan ik alles. Ik hield op met hypnotiseren toen ik een patiënt een leeftijds-regressie gaf en hij er helemaal van overstuur raakte - het bleek dat hij weer een tekening voor zich zag, die hij maakte op de kleuterschool toen hij vijf was. Hij herinnerde zich ook dat Coolidge toen president was, iets wat hij zich niet herinnerde toen hij weer wakker was. Hasjisj doet, geloof ik, iets dergelijks & maakt je ‘Veel jonger nog, dan je bent’.

Het maakt je dus weer kind - in geest of gevoelens of ziel, of niet-vervelend lusteloos gedrag. Je beweegt je gemakkelijk in gedachten en fantasiën - van de ene in de andere, als een kind. Eerlijker (alsof je een schilderij bekijkt zonder de hersenspoeling, prestige of geleerdheid). Maar je bent nog steeds volwassen. Kind en volwassene tegelijkertijd. Lothar. Gidro-Frank, een vriend van mij en psychiater, deed jaren geleden een experiment waarbij hij iemand een tijds-regressie liet ondergaan en ontdekte dat zijn proefpersoon elektronische veranderingen in zijn spieren kreeg, lijkend op een Babinski-reflex. (De grote teen gaat omhoog als men op de voetzool een half-elliptische figuur beschrijft van de hiel naar de grote teen met een sleutel, of de achterkant van een potlood.)

Nu vertoonde mijn grote teen toen ik hasjisj op had, een soortgelijke neiging. Mijn spieren waren totaal ontspannen en mijn reflexen waren over het algemeen sterker (knie & elleboog). Nu de uitwerking afneemt, heb ik het stellige gevoel dat de Babinski-reaktie ook verdwenen is en dat mijn reflexen bij de knie & de ellepijp net zo zijn als gewoonlijk. Met enige reserve zou men dus kunnen zeggen, dat hasjisj ingrijpt in de pyramidenbaan, hetgeen de kleine veranderingen tengevolge heeft die ik hierboven heb genoemd en lijkt op leeftijds-regressie onder hypnose. Ik was dus volwassene en kind tegelijkertijd. De Bron der Jeugd was gevonden. Het kind leeft in een wereld van wonderen, het zoekt, vindt, verwerpt en is soms bang door volwassenen pijn gedaan of ‘down-ge-put’ te worden. Maar nu is hij beide - zodoende voelt hij zich ‘high’, groot als een volwassene en toch nog altijd een kind. O wonder boven wonder! Wat kan dit ‘kind in de mens’ nog te verlangen hebben - want dat is wat een ‘roker’, die echt ‘on-ge-turnd’ is, in feite is. Hij heeft de werkelijkheid van de volwassenen - ‘wat moet ik doen, waar kan ik heen, wat mag ik doen?’ - verlaten, & is teruggekeerd naar het leven van het vrije, onnozele kind dat in zijn geluk loopt rond te stappen. Het is het best-werkende middel tegen de verveling. Want het hoogste type mens is rusteloos.

[lees verder]

woensdag 17 januari 2024

Wies Roosenschoon • 18 januari 1959

Wies Roosenschoon (1929-2015) was lerares Nederlands met een passie voor literatuur. In Tirade zijn dagboekfragmenten van haar gepubliceerd. Portret door Elisabeth Eskes-Rietveld.

18 januari 1959
Moortje de zoveelste heeft mijn kamer verkend. Schichtig naar binnen vliegen en, alsof ze in alle hoeken duivels verwachtte, overal achter gekeken, overal onder, overal in. Op de minste beweging van mij een angstig ademloos op zijn qui-vive zijn. Ik ben als een meubel blijven zitten dat dus ook van alle kanten te beruiken en te betasten was. Maar heb hem onderwijl vanuit mijn ooghoeken in de gaten gehouden. Zoals hij steeds meer gerustgesteld onder het bed vandaan kroop, uit de blauwe kast stapte en dan ineens luid als een drilboor aan het brommen sloeg en om me heen kopjes ging geven. Nu zoekt hij een plekje om lekker lui te liggen. Het mandje is te klein bevonden, de mat te hard, het lijkt de poef te worden. En nou een beetje mijn aandacht trekken. —
En nou helemaal over dat luie mens in die luie stoel klimmen en dan over dat grote bed snuffelen en met de steen van Arie spelen, aan Lily d'r planten proeven, ze bewegen. Ik ben Pom in het vreemde huis, zie je.

19 januari 1959
Utrechts Nieuwsblad: interview met twee atoomgeleerden.
Vrijgegeven berichten over experimenten op het terrein van de bacteriologische oorlogvoering. Productie van botulinus toxine, waarvan 8½ Engelse ounces genoeg zouden zijn om, indien op de vereiste wijze verspreid, alle levenden in de wereld te doden. Sir Robert Watson Watt: ‘Het kan nu de tijd zijn een wereld die zich normaal redelijk betoont, ervan te overtuigen dat oorlog verouderd is.’ Dr. Chisholen (bioloog): ‘Het Handvest der Verenigde Naties is de enige wet, waarvan de toepassing het voortbestaan van het menselijk ras kan verzekeren en dan nog slechts voor een generatie.’ Wereldregering wordt door beiden als uiteindelijke oplossing gezien. -
Ik moet nu Arlo binnenkort toch schrijven.

dinsdag 16 januari 2024

May Sarton • 17 januari 1973

• May Sarton (1912-1995) was een Amerikaanse schrijfster. Een van haar bekendste werken is Journal of a solitude - dat in het Nederlands is vertaald (door Marie Luyten) als Eenzaamheid.

17 januari
Dertig graden onder nul toen ik om zeven uur opstond. Zelfs in de zitkamer was het onder de twintig (thermostaat op vierentwintig gezet) en ik was zo bang dat Punch zou sterven van de kou dat ik allereerst de open haard heb aangemaakt; ik heb er ontbeten om zelf ook warm te blijven. Het is trouwens hartverwarmend om de kap van Punch' kooi af te halen en zijn juichkreten te horen van verrukking dat hij weer 'eruit' is, en vervolgens zijn lieve woordjes als hij zichzelf in de spiegel ontmoet. Hij is een heel goede waakhond of 'waakpapegaai': dit is het tijdstip waarop de honden uit de buurt langskomen voor hun ochtendboodschap, en Punch vloekt heel boos als er een in de tuin komt.
Het is nu negen uur. Ik heb mijn bed opgemaakt met schone lakens, aardappels geschild en geblancheerd, erwten gedopt, en dingen voorbereid voor het diner van zondag, daar K. Martin komt.
Net toen ik mijn grimmige beoordeling van de afgelopen week aan het schrijven was, gisteren voor het avondeten, kwam een auto aanrijden en kreeg ik een doos met narcissen, blauwe lissen, en wilgekatjes overhandigd, plus nog eens drie gele rozen, van Anne Woodson, die schat, om te vieren dat A Grain of Mustard Seed, de nieuwe gedichtenbundel, uit is. Het boek kwam gisteren aan en droeg zijn steentje bij aan de chaotische versnippering van mijn dag, want ik moest natuurlijk eerst exemplaren inpakken om naar vrienden te versturen. Het gaf me een verlaten gevoel om alleen te zijn met deze nieuwe baby, om niemand te hebben aan wie ik hem kon laten zien. Ik pakte het boek op en draaide het om en om ... een merkwaardig boek, voor een merkwaardige tijd, de verschrikkelijke jaren zestig van de moorden en de vernietigde hoop met betrekking tot de oorlog, de getto's, de werkeloosheid, alle plagen die ons kwellen.
Het is prachtig om voorjaarsbloemen in huis te hebben terwijl het buiten zo vreselijk koud is - een glinsterende dag, de lucht heeft dat doordringende blauw van de gebrandschilderde ramen van de kathedraal in Chartres. De zon legt lange banen licht op de vloeren, maar de kilte komt ongemerkt naar binnen. De kou put me uit.

maandag 15 januari 2024

Henry David Thoreau • 16 januari 1860

• Henry David Thoreau (1817-1862) was een Amerikaans essayist, leraar, sociaal filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn hier te lezen.

January 16, 1860
 I see a flock of tree sparrows busily picking something from the surface of the snow amid some bushes. I watch one attentively, and find that it is feeding on the very fine brown chaffy-looking seed of the panicled andromeda. It understands how to get its dinner, to make the plant give down, perfectly. It flies up and alights on one of the dense brown panicles of the hard berries, and gives it a vigorous shaking and beating with its claws and bill, sending down a shower of the fine chaffy-looking seed on to the snow beneath. It lies very distinct, though fine almost as dust, on the spotless snow. It then hops down and briskly picks up from the snow what it wants. How very clean and agreeable to the imagination, and withal abundant, is this kind of food! How delicately they fare! These dry persistent seed-vessels hold their crusts of bread until shaken. The snow is the white table-cloth on which they fall. No anchorite with his water and his crust fares more simply. It shakes down a hundred times as much as it wants at each shrub, and shakes the same or another cluster after each successive snow. How bountifully Nature feeds them! No wonder they come to spend the winter with us, and are at ease with regard to their food. These shrubs ripen an abundant crop of seeds to supply the wants of these immigrants from the far north which annually come to spend the winter with us. How neatly and simply it feeds!

zaterdag 13 januari 2024

Luuk Gruwez • 15 januari 1994

Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders, Knor en Liesje.

Deerlijk, 15 januari 1994
Aderverkalking heette het vroeger. Het is avond en Liesje denkt dat het pas ochtend is. Wij krijgen een volledig leven om in ons eigen hoofd te gast te zijn, maar verknoeien het daar soms zozeer dat wij eruit worden gezet, uit ons eigen hoofd. Knor deelt zijn gebruikelijke bevelen uit: ik moet grondig controleren of alle deuren goed dicht zijn. Hij lijkt vandaag wel extra gemotiveerd om de dood buiten te houden. Maar die is al binnen: midden in het hoofd van zijn vrouw. Geregeld zucht hij: ‘C’est la fin des fins.’ Of nog: ‘C’est une femme finie.’ En ten slotte: ‘C’est la démence.’ Alsof hij zelf dement is en vergeet dat zij Frans verstaat, zelfs nu nog.
Het is 15 januari. Zo ver is de wereld al gevorderd. En ik geef haar die ooit mijn prinses was nog drie maanden.

A.F.Th. van der Heijden • 14 januari 1994

A.F.Th. van der Heijden (1951) is een Nederlandse schrijver. In Engelenplaque. Notities van alledag publiceerde hij dagboekfragmenten uit de periode 1966-2003.
Vaa 12-18 januari 1994 schreef hij een televisiedagboek onder de titel 'Zeven houdingen om de Bussumse cycloop in het oog te zien. ["Nog wat later zie je het blauwe oog van de Bussumse cycloop opengaan, om te controleren of ieder present is." — Simon Carmiggelt aan Gerard Reve, 27 december 1971.]

Vrijdag 14 januari 1994.
3. Zittend (achteroverleunend). Over de eerste aflevering van Passages, een nieuw literair programma van Philip Freriks (presentator) en Henk Pröpper (eindredactie), ontstond enig gemor, maar die van vanavond is uitstekend: vier biografen over hun onderwerp. Freriks schakelt moeiteloos van het Frans (Ghislain de Diesbach, Proust) naar het Engels (Jeremy Treglown, Roald Dahl; Robin Lane Fox, Alexander de Grote), en weer terug naar zijn moerstaal om Igor Cornelissen uit te horen over diens favoriete oplichter. Doorgaans geen voorstander van polemisch bedoelde maar laf hoffelijk uitpakkende rondetafeldiscussies, geniet ik vanavond van de vaart en de ironische eruditie in de gesprekken, die op een natuurlijke manier ruimte bieden aan zowel geconcentreerde monoloog als nog net niet rommelige gedachtenwisseling. Zo moet het ongeveer.

Moeders liefste slijmzeikerdje: Sting in concert te Tokio, op Nederland 2. Als protest tegen de kaalslag in het regenwoud heeft hij zijn haar laten knippen. En wat komt er uit die symbolische ontbladering te voorschijn? Hetzelfde enigszins ouwelijke kindmannetje dat vijftien jaar terug met zijn geblondeerde kuikenkoppie in commercials optrad, samen met de rest van het waterstofperoxide-gebleekte politieapparaat. Maar eerlijk is eerlijk: hij plukt artistiek verantwoord aan zijn bassnaren. Een beetje alsof hij een overjarige, knokige bruid over de drempel van de slaapkamer draagt. Jammer dat zijn mooiste optreden, in het Amsterdamse Yab Yum, met een achtergrondkoortje van vijf in allerijl gehuurde dames, op last van Stings advocaten uit de roman Vals licht van Joost Zwagerman geknipt moest worden.
Onrechtvaardige wereld.

Georg Christoph Lichtenberg • 13 januari 1786

• De Duitse fysicus, sterrenkundige en denker Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799) is vooral bekend vanwege zijn zogenoemde Sudelbücher (‘kladboeken’) vol briljant geformuleerde invallen, observaties en overpeinzingen over zaken “zo onbeduidend dat ze door de meesterdenkers uit zijn tijd over het hoofd werden gezien”. Als ‘kind van de Verlichting’ was hij nieuwsgierig en onderzoekend, en zo komt hij ook naar voren in zijn brieven, die zijn vertaald als Gekleurde SchaduwenVertaald door Marion Offermans.

[Aan Johann Daniel Ramberg]
Göttingen, 13 januari 1785
Bij het lezen van uw brief heb ik werkelijk onbeschrijflijk hard gelachen. Ik weet wat het betekent als je blaas kapotspringt [Verwijst naar een proef met een met knalgas gevulde blaas, waarover Lichtenberg in een eerdere brief berichtte]. Maar goed dat het geen fles was. Waarschijnlijk hebben de oren van de prins niet zo getuit toen hij een schip van de vloot bij Langara met 800 Spanjaarden in de lucht zag vliegen als de mijne toen [Op 16 januari 1780 vernietigden de Engelsen de Spaanse vloot onder Langara haast volledig; aan die slag nam prins Willem van Engeland deel als zeeofficier]. Ik doe de proef nu elk halfjaar, maar niet met de blaas onder mijn arm, en ook niet tussen mijn benen, ik hang hem aan het plafond van de kamer en steek hem, staande aan de tafel, met een kleine elektrische vonk met behulp van klavierdraad aan. Op die manier zou ik hem op een afstand van een mijl willen aansteken. Maar dan vul ik hem flink op en kies de sterkste ossenblaas, de knal is dan zo hard dat de honden gewoonlijk in de hele parochie beginnen te blaffen. Ik heb hier een vrij schootsveld, ik mag namelijk schieten; wanneer de een of andere vreemdeling schrikt, zeggen de mensen: O, de professor zit te schijten.
Beste vriend, ik zou graag een gelegenheid hebben u van dienst te zijn. Zegt u me maar wat u wilt hebben om uzelf en de prins te vermaken; als het in mijn vermogen ligt, zal het zeker meteen gebeuren. [...]

donderdag 11 januari 2024

Lord Byron • 12 januari 1821

George Gordon Byron (1788–1824), beter bekend als Lord Byron, was een Engels schrijver en dichter. Byrons reputatie berust niet alleen op zijn geschriften, maar ook op zijn leven vol aristocratische excessen, enorme schulden en talrijke liefdesaffaires. Lady Caroline Lamb noemde hem "mad, bad, and dangerous to know". Zijn brieven en dagboeken zijn integraal gepubliceerd.  De Nederlandse vertaling verscheen in Brieven en dagboeken (vertaald door Joop van Helmond).

12 op 13 januari 1821
Ik moet echter vooropstellen dat ik niets heb gelezen van Adolph Müllner (de schrijver van Die Schuld) en veel minder van Goethe en Schiller en Wieland dan ik zou willen. Ik ken ze alleen door middel van Engelse, Franse en Italiaanse vertalingen. Van de oorspronkelijke taal weet ik hoegenaamd niets, – alleen vloeken die ik heb opgepikt van postkoetsiers en officieren tijdens ruzies. Ik kan krachtig in het Duits vloeken als ik dat wil – ‘Sacrament-Verfluchter-Hundsfott’ – en zo voort; maar ik beheers weinig van hun minder verhitte gesprekken.
Overigens houd ik wel van hun vrouwen, (ik ben eens wanhopig verliefd geweest op een Duitse vrouw die Constance heette,) en van alles wat ik vertaald van hun literatuur heb gelezen, en alles wat ik op de Rijn van hun land en volk heb gezien – alles, behalve de Oostenrijkers, die ik veracht, van wie ik walg en – ik kan geen woorden vinden voor mijn haat en ik zou het betreuren daden tegen te komen die in overeenstemming zijn met mijn haat; want ik verafschuw wreedheid meer nog dan ik de Oostenrijkers verafschuw – behalve in een opwelling, want dan ben ik gruwelijk – maar niet met opzet.
Grillparzer is geweldig – antiek – niet zo kinderlijk als de klassieken, maar zeer eenvoudig voor een eigentijdse schrijver – ook zo af en toe à la Madame de Staël – maar al met al een groot en uitstekend schrijver.

woensdag 10 januari 2024

Hendrik Groen • 11 januari 1995

• Uit het fictieve dagboek Zolang er leven is. Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar.

Zondag 11 januari
Uit onderzoek is gebleken dat tachtigjarigen gelukkiger zijn dan toen ze veertig waren. Bij veertig zit je op je geluksdieptepunt. Dan maak je je zowel zorgen om je ouders als om je kinderen en brengt je baan ook nog de nodige stress.
Het zijn de bevindingen van een professor van tachtig. Die weet waarover hij praat. Maar loopt deze professor, ene meneer Vaillant, weleens rond in een bejaardenhuis als het onze? Dan wist hij dat het geluk hier niet bepaald van de tachtigjarige gezichten straalt. Dat de oudjes hun geluk heel goed onder stoelen en banken kunnen steken.
Misschien moet hij eens een paar colleges komen geven om een en ander uit te leggen. Het is tenslotte een beetje nu of nooit, qua gelukkig zijn. Ik wil als voorbeeld graag het weer nemen.
Het stormt nu al bijna een week en na een dipje van windkracht zes gaan we de komende dagen weer naar de acht. Als je maar half zo gelukkig bent als de professor beweert, laat je jouw geluk natuurlijk niet dagenlang verknallen door een stevige bries. Integendeel: dan ga je de straat op en laat je de wind door je haren waaien.
Maar dat gebeurt weinig. Er is voornamelijk gejammer over kapsels die in de war raken. Alsof die laatste paar haren nog zo nodig keurig in het gelid moeten staan.
Zelf ben ik erachter gekomen dat mijn scootmobiel toch enigszins zijwindgevoelig is. Vanochtend sloeg ik bijna om toen ik bij een rukwind tussen twee flats door een hoge stoeprand schampte. Ik gooide mijn gewicht juist op tijd naar de andere kant en stuiterde terug. Achter me hoorde ik Geert hard lachen in zijn scoot. Een paar honderd meter verder kon ik schateren toen hij de volle laag kreeg van een auto die naast hem door een plas reed. Twee ouwe kwajongens op een stille, stormachtige zondagochtend in Amsterdam-Noord. Domweg gelukkig in weer en wind.

dinsdag 9 januari 2024

Graham Greene • 10 januari 1954

• Graham Greene (1904-1991) was een Britse schrijver. In Vluchtwegen (vertaald door P.H. Ottenhof) zijn ook dagboekfragmenten van hem opgenomen.

10 januari 1954. Hanoi.
Met Franse vrienden naar de Chinezenwijk van Hanoi. Eerst gingen we bij onze Chinese vriend aan die boven zijn pakhuis met gedroogde medicijnen uit Hong Kong woont - balen en nog eens balen vol knisperende kwakzalversmiddelen. De hele familie zat met de hond en de kat bij elkaar in één bovenkamer-man en vrouw, dochters, grootouders, neven en nichten. Na een kop thee brachten we een bezoek aan een familielid -afwisselend bekend als Slangekop en als De gelukkigste man ter wereld. Al deze Chinese huizen nemen weinig straatruimte in, maar lopen vanaf de straat een heel eind naar achteren door. De gelukkigste man ter wereld zat daar tussen de nauwe wanden als in een tunnel, met een dunne pyjama aan - hij nam nooit de moeite zich aan te kleden. Hij was rijk en had de zaak van zijn vader geërfd voor het nodig was dat hij ging werken, toen zijn zoons al oud genoeg waren om het werk voor hem te doen. Hij leek zelf wel op een stuk gedroogde medicijn, door de opium tot een geraamte uitgeteerd. Op de achtergrond bouwden de mahjongspelers hun muren, wierpen ze omver en wasten de stukken. Ze hoefden de stukken die ze oppakten niet eens te bekijken, ze konden de afbeelding noemen door ze met een vinger aan te raken. Het spel maakte een lawaai als een stormachtige vloed die de kiezels op een strand omrolt. Ik rookte twee pijpen bij wijze van aperitief en kwam na het diner in de New Pagoda terug om er nog vijf te roken.

11 januari 1954. Hanoi.
Diner bij Franse kennissen en na afloop zes pijpen gerookt. Kanongebulder en het dreunende geluid van helikopters laag over de daken die de gewonden binnenbrengen van... ergens. Hoe dichter je bij de oorlog zit, des te minder weet je van wat er gebeurt. In de kranten in Hanoi staat minder dan in de kranten van Saigon, en daarin staat weer minder dan in die in Parijs. Het lawaai van de helikopters had een vreemde uitwerking op het opiumschuiven. Het dempte het zachte gepruttel van de was boven de vlam, en omdat de pijp geen geluid maakte leek de opium veel van zijn aroma verloren te hebben, zoals een sigaret zijn smaak verliest in de openlucht.

maandag 8 januari 2024

Wim Kan • 9 januari 1962

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

Dinsdag 9 januari. Ochtend 6.00 uur. Kleine kamertje
Spoorwegongeluk bij Woerden, Harmelen. Drieënnegentig doden. Algemene verslagenheid ook gisteravond in de zaal. Daarbij nog kwart van mijn stem over. Ook vandaag. Toch een kou misschien? Kon geen noot meer zingen. Zei liedje ‘Herexamen’, liet Nieuw-Guinealiedje weg, zei ‘Tam tam’. Na elke tien woorden dacht ik: Dat haal ik niet. Deed met m'n laatste stemmiddelen de ‘Beertjes’ en liet toen het doek zakken. 22.50 uur. Publiek is hard en wreed. Ze bleven gewoon zitten. We haalden geloof ik zeven keer. Toen zaten ze nog en gingen naar huis als dineerders, die hun dessert tekort waren gekomen. Ru [pianist Ru van Veen, Kan's begeleider] zei in kleedkamer: Zo kan het niet. Was terstond in paniek. Maar Ol [Corry Vonk, Kan's echtgenote] wil alles organiseren om maar te zorgen dat niemand iets merkte. Dat is ook niet goed. Weet nu niet wat te doen. Moet duidelijk tegen publiek zeggen dat ik kou heb gevat, niet kan zingen. Komt u over een tijdje nog eens terug, als ik beter ben, dan kunt u constateren dat ik dan ook niet kan zingen.

Woensdag 10 januari. Nacht 1.15 uur
Een wonder leven. Vanavond geweldig succes. Alles stond meteen op bij het slot en toch geen bedelaar, geen liedjes, geen slotpotpourri. Werkte 65 minuten! Zat in het voetlicht (op de ‘Kanonnen van Navarone’). Vanmiddag zoals dagelijks bij dokter Fernandes. Wereldje op zichzelf. Dat sombere oude huis, spreekkamer, onderzoekkamer, maar wel rustig vertrouwenwekkend. Hij zei: U hebt mij gisteren voor een van de moeilijkste beslissingen in mijn carrière gezet. Ik moest de verantwoording nemen voor uw stem. Toch nu blij gevoel van te hebben doorgezet. Heb nu een hele medicijnkast. Stroop, pillen, codinova, neusdruppels, antihoest. Collega's! Wim Sonneveld stuurde zijn keelspuit naar het theater. Toon zei: Als het moet kom ik je vervangen. Een onbekende collega uit de Stadsschouwburg stuurde tabletten. Iedereen hielp mee. Mooi voor de ruzieachtige showpagina van de Telegraaf.

Vrijdag 12 januari. Ochtend 12.50 uur. In bed
Stem wat beter. Stemming wat beter. Gisteravond Ellen Vogel op tweede rij. Na afloop zeer enthousiast even achter. Kreeg twee zoenen van haar. Een van de liefste, knapste, leukste vrouwen van ons Nederlands toneel.

zondag 7 januari 2024

Keith Vaughan • 8 januari 1973

Keith Vaughan (1912-1977) was een Britse schilder. Zijn dagboeken zijn in het Nederlands vertaald door Harry Oltheten, onder de titel Dagboek 1939-1977.

8 januari 1973 Het schijnt absurd dat seksuele activiteiten zo onevenredig belangrijk zijn op je zestigste. Misschien komt het vaker voor (mannelijke menopauze?). Het is bekend dat mannen na hun zestigste vaak hun toevlucht nemen tot masturbatie. In de leegte die me omgeeft zal ik dagelijks mijn dagboek proberen bij te houden. Ik wil het zo feitelijk mogelijk maken, dat wil zeggen dat ik opschrijf wat ik deed, niet wat ik voelde of dacht. Arnold Bennett noteert kort de gruwelijke hoofdpijn, zenuwpijn en slapeloosheid die hem kwellen voordat hij tot de feiten komt.
Hoe hij, terwijl hij toch in Frankrijk woonde, elke avond brood en melk tot zich kon nemen gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Zijn vrouw (en maîtresse?) zette zich dan aan het verorberen van de 150 slakken die ze die middag in de tuin had verzameld.

22 januari 1973 Toen ik even keek naar mijn lemma in de internationale Who's Who zag ik dat als mijn vrijetijdsbestedingen eten en drinken met vrienden en zwemmen in de Ionische Zee' staan genoteerd. Ik vraag me af wanneer ik dat heb gezegd. Waarschijnlijk na terugkeer van Corfu. Wat ik zou moeten zeggen is 'Drinken in mijn eentje en zelfbevrediging met elektrische apparaten'. Maar dat zal ik niet doen. [...]

Magdalena van Schinne • 7 januari 1796


7 januari
Vandaag geen nieuws. Om toch iets te schrijven ga ik een zesregelig versje opschrijven dat gevonden is in de collectezak van de armen in de kerk verleden zondag.

'Vrijheid, gelijkheid, Zuijden geen brood
't eerste jaar der Bataafsche hongersnood.
Vivat de Fransen
Zij hebben de Keese leere dansen
En de oranje klanten gespaard
Is dat geen hondert milioene waard.'


* Dagboek van Magdalena van Schinne
* Magdalena van Schinne (1786-1795)

Marguerite Yourcenar • 6 januari 1969

• Uit een brief van Frans-Belgische Marguerite Yourcenar (1903-1987) aan haar collega-schrijver Henry de Montherlant (1896-1972). Zeno was de hoofdfiguur uit Het hermetisch zwart, een van Yourcenars bekendste boeken. Sequere deum betekent ‘God volgen’. Uit Nauwkeurig, met verbeten hartstocht (vertaald door Jan Versteeg).

Aix-en-Provence, 6 januari 1969
Uw brief, die ik vanmorgen ontving, was voor mij zoveel als de boon in de driekoningenkoek. Het heeft me buitengewoon getroffen dat u de tijd en de moeite hebt genomen me te schrijven. Een van de belangrijkste voordelen van uw brief is dat hij me de gelegenheid biedt beter mijn bewondering voor u tot uitdrukking te brengen dan ik het in een paar opdrachten in boeken kon doen. […] Misschien bestaat uw grootheid voor mij vooral uit die gezonde minachting voor wat u onwaardig is of toeschijnt, een reactie die de meeste van onze tijdgenoten niet meer kennen en ook niet meer begrijpen. Zoals bij elke grote schrijver, en in elke tijd, leidt dit, zelfs daar waar men in debat zou willen gaan, tot een compromis dat wezenlijker is dan het debat zelf. Wat mij op mijn beurt amuseert zijn uw vraagtekens rondom Zeno, en ik zal erop antwoorden... Al vragen ze niet om een antwoord. Zeno wil in het begin een god zijn; hij eindigt als een heilige die zich op niet-christelijke wegen heeft begeven. Engel of aartsengel? Niet meer dan wij allen, en ik heb geprobeerd hem tot het eind toe als mens te laten functioneren. Als iemand die zich er ten volle van bewust is dat zijn Genius (met hoofdletter) of zijn god (zonder hoofdletter) in hemzelf huist. Sequere deum, zoals Casanova zei, die natuurlijk wel een charlatan was, maar vermeteler dan degenen denken die veronderstellen dat zijn enige durf bestond uit het optillen van rokken.

donderdag 4 januari 2024

Constant Pierre-Joseph de Deken • 5 januari 1893

• Uit: Twee jaren in Congoland (1900) van Constant Pierre-Joseph de Deken (1852-1896). 

Den 5en vertrekken wij zeer vroeg in den morgend, en weldra varen wij de grootste der bijrivieren van den Congo in, den Kassaï, wiens mond tamelijk eng is, vergeleken bij de breedte van meer dan twee uren, die hij verder op verschillige plaatsen bereikt. Darenboven is het water van den Kassaï soms hooger dan dat van den Congo, hetgeen bij den samenloop der twee ontzaggelijke stroomen doorgaans zeer gevaarlijke draaikolken doet ontstaan. Wij kwamen er echter ongehinderd over, en eenige minuten later werd er voor het middagmaal gebeld. De spijskaart bestond uit de volgende gerechten: geitennieren en geitenlever in boter gesmoord; kiekens met pataten: ribbekens met rijstkoeken; banaantaart; fruit, koffie, sigaren. Uitmuntend, zooals gij ziet. Met zulken kost zou ik op den ellendigen weg der karavanen de koorts wel afgewend hebben.

Na het eten raadt de kapitein ons aan, onze wapenen gereed te maken. Men weet nooit wat er kan voorvallen op deze rivier, waar meer dan een Europeaan reeds gesneuveld is, getroffen door het schot der wilden, die zich in het kreupelhout langsheen den oever verduiken. De oude vuursteengeweren, die deze roovers niet durven afschieten zonder het hoofd om te keeren, uit vrees van zich met het kruid, dat in de pan ontvlamt, te verbranden, boezemen mij weinig vrees in; maar hunne vergiftigde pijlen, dat is iets anders. Te wapen dus! En indien wij niet volstrekt genoodzaakt worden menschelijke wezens met onzen kogel te begroeten, zullen wij ons lood zooveel te liever gebruiken om onze keuken te voorzien met vleesch van nijlpeerden, krokodillen, apen, papegaaien, ganzen en eenden waarvan deze streek krioelt.

Weldra ontmoeten wij kleine eilandjes, in wier nabijheid het water minder diep is. Het is daar dat het ontzaggelijk nijlpeerd zich gewoonlijk ophoudt. Zie, ginder liggen er twaalf, lui en vadsig op het zand uitgestrekt. Een der monsters, met den kop naar ons gekeerd, opent al gapende eenen muil, wijd genoeg om een ganschen kruiwagen klaver in te slikken. Al de karabijnen branden te gelijk los. Maar wij hebben overhaast en zonder te mikken in den hoop geschoten: de gedrochten vluchten ijlings naar den stroom en verdwijnen in het water. Onze schoten hebben eene ontelbare menigte watervogelen opgejaagd; welke prachtige jacht, zoo wij den tijd hadden hier eenige uren stil te houden! Doch de kapitein beoogt slechts een doel: zoo gauw mogelijk de plaats bereiken waar hij eenen voorraad van brandhout kan opdoen. De jacht is voor hem slechts bijzaak, behalve wanneer de gewone levensmiddelen zouden komen te ontbreken. Dan gebeurt het dat men een geschikt oord zoekt, om zich van versch vleesch te voorzien. Een enkel nijlpeerd levert er soms tot vijftien honderd kilos op.

woensdag 3 januari 2024

Robin Hannelore • 4 januari 1988

Robin Hannelore (1937) is een Belgische Nederlandstalige schrijver en dichter, vooral bekend in de Belgische Kempen. Hij schreef twee natuurdagboeken, waaronder Dagboek van een groenridder.

De zwarte vos
[4 januari]
In Pulle en Grobbendonk is de omschrijvende bijnaam ‘Van de Zwarte Vos’ veelvoorkomend. Onlangs kwam ik toevallig op het spoor van het ontstaan van deze toch merkwaardige toenaam. Een voorvader van de huidige familie(s) was ooit (vermoedelijk in de zestiende eeuw) knecht op de priorij ‘Ten Troon’ alhier. Op een keer kwamen de monniken tot de konstatatie dat er geregeld kippen verdwenen uit hun loop. Uit de sporen in het zand en een gat in de omheining van gevlochten bremtwijgen meenden ze te mogen afleiden dat een vos de dader was. Dus bevalen ze de knecht 's nachts bij dat gat met een knuppel de wacht op te trekken... De tweede nacht reeds slaagde de knecht erin de vos neer te knuppelen... De volgende ochtend toog hij trots als een pauw, met zijn vangst over de schouder, naar de priorij. Daar bleek dan - tot ieders ontzetting - dat hij de zwarte lievelingshond van pater prior had doodgeslagen... Sedertdien kreeg de man de schimpnaam ‘Zwarte Vos’ en zijn nakomelingschap werd er ook mee opgezadeld...

dinsdag 2 januari 2024

Sergej Prokofjev • 3 januari 1927

Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933 (vertaling Arie van der Ent).

3 januari 1927
In december leek het beter te gaan met mijn hart, maar de laatste dagen stond het weer boven in mijn keel. Ik ging naar Miss Crain. Vertelde haar dat ik geprobeerd had het zelf onder handen te nemen, maar zonder resultaat. Ze zei dat ik er heel goed aan gedaan had bij haar te komen: ‘Ik ben zelf genezen van mijn hart en ik weet dat ook u genezen zult.’ Ze verwoordde nog een interessante gedachte, die bijna aan woordspel grensde: ‘Het hart wordt doorgaans gezien als de motor (motive) van het lichaam, daarom is het belangrijk na te gaan wat het hart nu precies beweegt (motives).’ Ze gaf me een treatment. In verband met mijn bezoek aan het graf van mama gisteren vroeg ik of de doden iets aan onze gebeden hebben. Ze zei van niet. De overledene blijft zich ook in het hiernamaals ontwikkelen, maar wij hoeven ons daar niet mee te bemoeien. Bij thuiskomst stelde ik Gortsjakov dezelfde vraag en met de hem eigen stelligheid antwoordde hij: ‘Natuurlijk niet.’ Maar ik begrijp het niet helemaal.

maandag 1 januari 2024

Theo Olof • 2 januari 1974

Theo Olof (1924-2012) was een Nederlandse violist. Op verzoek van NRC Handelsblad hield hij in 1974 een week lang een 'Hollands Dagboek' bij.

Woensdag 2 januari
Een nieuw jaar, een paar nieuwe geluiden. Met artistiek gekrab en gekras ijs van autoruiten weggestreken. Met dit voertuig naar Concertgebouw verplaatst om voor 't eerst van mijn leven - voorlopig nog als gast - als concertmeester van Concertgebouworkest te functioneren. Getracht dit wel artistiek, maar zonder gekrab of gekras te doen. Onder leiding van Colin Davis. Prettige dirigent, prettig werker. Orpheus van Strawinsky. Symf. Fantastique van Berlioz. Orkestleden bijzonder vriendelijk. We kennen elkaar al zo lang. Noor (mijn vrouw) zit al sinds jaren in 't orkest, Iedereen informeert hoe 't met haar gaat. Of de baby er nou nog niet is. In pauze Haitink om iedereen goed jaar toe te wensen: gratis koffie en amandel- of saucijzebroodje. Thuis telefoontjes. Nico v.d. Linden zag artikel in Televizier over mij met oude, oude foto waar ook hij op staat, als eigenaar-demonstrateur van eerste bandopnameapparaat in Nederland. Getracht artikel over muziektherapie rond te krijgen. Brief aan Hare Majesteit om te bedanken voor onderscheiding.
Eindelijk aangemeld bij Amnesty International. Hiertoe gedreven door vele artikelen over martelen. Bezorgen me steeds weer kippevel. Ook kippevel van bericht over hond die baby doodbeet. Krijgen van alle kanten raadgevingen hoe onze Coco onmiddellijk aan baby te wennen. Naar belastingconsulent voor ondersteuning aanvraag extra benzine-toewijzing.
's Avonds weer repetitie.
Nog geen baby.

Friedrich Hebbel • 1 januari 1863

• Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang

1 januari
Oudejaarsavond op een bal bij Kompert. Ik zag mijn dochter voor de eerste keer dansen. Wat een prachtig gezicht! Van top tot teen omhuld door maagdelijke schroom gaf ze uit haar wolk te voorschijn kijkend een antwoord wanneer iemand het woord tot haar richtte. Helaas voelde mijn vrouw zich niet wel zodat we moesten vertrekken terwijl men nog aan tafel zat. Titi was vlug klaar, maar ze moest wel een traantje wegpinken toen we afscheid namen omdat ze de cotillon en de ermee verbonden prijs misliep.

7 januari
Volgens de dagbladen moet er in Rome een Orde van de Heilige Voorhuid gesticht zijn. Jezus Christus zou Karel de Grote deze ietwat eigenaardige relikwie cadeau hebben gedaan en het een of ander Frans klooster zou zich mogen verheugen over het bezit ervan.

Jacob Segersz van der Brugge • 31 december 1633

• Jacob Segersz van der Brugge (?-?), bevelhebber eener expeditie van 7 matrozen, die door de Noorsche compagnie naar Groenland gezonden, daar van 30 Aug. 1633 tot 27 Mei 1634, gedurende 9 maanden min 5 dagen, overwinterde om na te gaan, of in die streken eenig voordeel voor de Compagnie te behalen viel. De bevelhebber gaf van deze overwintering een eenvoudig en trouw verhaal, aan de bewindhebbers zijner Compagnie opgedragen, en getiteld: Journael of dagh-register gehouden by Seven Matroosen in haer overwinteren op Spitsbergen in Maurits-Bay (Amst. c. 1660).

[30 December 1633]
Den 30. dito, begost het harde te wayen uyt de Z.Z.W. met doncker ende mottich weer. Smiddaghs vernamen wy wederom een Beer dicht aen ons Tent, die het als de vorige mede ontloopen is.

[31 December 1633]
Den 31. dito, de wint wat stilder. Smiddaghs meenden wy weder een Beer aen de West-zijde van onse Tent gesien te hebben: maer is niet geopenbaert wy bevinden als nu dagelijcks dat so aen de vingers als handen, daer het volck de Vorst in hebben gehadt ’t vel meest af gaet, de koude was als nu lijdelijck. In den avont vernamen weder een Beer voor onse Tent, die nae dat wy daer een wijl tijdts op gewacht hadden van ons Noorman met twee Kogels in ’t lijf geschoten zijnde, seer afgrijsselijck huylden, daer op wy terstont uytvielen, maer is het ontvlucht; mits den Hondt een verkeerde coers stelde na een andere Beer, op welckers bassen wy volghden, so is dito Beer door de duysterheyt ontkomen, ende wy zijn weder nae onse Tent gekeert. Halende een Lantaren met een brandende kaers daer in, bevonden wy ontrent N.O. ten N. van ons, dat de gemelde Beer groot gewelt met slaen van de klauwen; jae op vele plaetsen kuylen gemaeckt hadde, als of het daer met schoppen uyt gehaelt was; hy hadde mede veel bloets uyt geschoten, daer op wy volchden, tot een groot stuck op de Noorder-Bay, maer niet vindende zijn weder nae onse Tent gekeert, gevoelende als doen dat de kou seer vermeerderden. De Heere wil ons vorder in ’t Nieuwe-Iaer bewaren.

Gerard Bilders • 30 december 1862

Gerard Bilders (1838-1865) was een Nederlandse schilder. Zijn brieven en dagboek zijn te lezen bij de dbnl.

30 December.
- De leelijkste kennismaking is die met zichzelven. Er zijn vele omstandigheden, waarin men zich maar liever niet had moeten leeren kennen. Ik heb ergens gelezen, dat men sommige handelingen, ondervindingen, gebeurtenissen, wel eens houdt voor keerpunten in het leven. Men meent, dadelijk na die verricht of beleefd te hebben, een anderen weg te zullen inslaan dan dien, welken men tot heden volgde, maar hoe vergist men zich! Den volgenden dag bemerkt men, dat men nog altijd dezelfde is gebleven en iedere gewenschte verandering slechts langzaam komt. Zou dit waar zijn en eene plotselinge omkeering onmogelijk, althans zeer onwaarschijnlijk?