• Soetan Sjahrir (1909-1966), was een Indonesisch politicus en de eerste premier van dat land. Hij speelde een grote rol in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 werd hij gerarresteerd. Hij doet verslag van zijn gevangenschap en verbanning in een dagboek, dat is gepubliceerd als Indonesische overpeinzingen.
20 Jan. 1937.
- Tot mijn verwondering heb ik opgemerkt, dat de korte verhalen in Amerikaanse magazines anders zijn geworden en dat ze nu een klasse hoger staan dan die van de Hollandse. Dat moet allemaal zo geworden zijn in deze paar jaren Roosevelt-regering. Ik heb trouwens reeds vroeger in de films kunnen constateren, dat de Amerikanen onder Roosevelt meer geest en meer gevoel, meer geestelijke - en betere geestelijke - behoeften, meer beschaving hebben gekregen.
De vlakke, banale films, de Kitsch komt tegenwoordig niet meer uit Amerika maar uit Duitsland en Holland, dus uit Europa zelf. De Amerikaanse films zijn nu juist de films met hoger geestelijk gehalte. Er is dus blijkbaar een Amerikaanse cultuur, want hun geest is toch niet de Europese. Ik vind deze cultuur beter, want het is de droge zakelijkheid, maar nu doordrongen van geest en speels-verfijnd.
In de magazines vind ik dit weer terug. Het valt mij ook op dat deze Amerikaanse geest en levensproblemen dichter bij ons staan dan de vraagstukken, die de Van Gogh-Kaulbachs, de Dekkers of Vestdijken bezighouden. Hier geen onbenullige kruideniersvraagstukken, niet de valse kleinburgerlijke gevoeligheid - ‘levenstrekjes’ noemen ze dat, niet? -, ook geen gespeel met woorden van mensen, arm aan geest en ervaring, evenmin protserig intellectualisme, dat toegepast wordt voor het literair behandelen van allerlei psychologische waarheden, van complexen of van doodsproblemen.
Hier zijn het leven en die geest zelf interessant; het uitdrukkingsmiddel blijft maar van secundair belang. Men zou het ouderwets realisme of veramerikaanst naturalisme kunnen noemen. Het voornaamste is, dat het toereikend is, niet opvalt zelfs, voor het weergeven van het Amerikaanse leven. Voor dit Amerikaanse leven lijkt deze droge zakelijkheid, deze taal van kortschrift, van uiterste zuinigheid, uiterste gecomprimeerdheid, uiterste intensiteit van woorden, het natuurlijke uitdrukkingsmiddel. Als je die magazines leest, komt de verwonderde vraag bij je op of deze verhalen, dit peil ook wijzen op het geestelijk peil van de levende massa en dan kom je tot de verbazingwekkende conclusie, dat die massa in Amerika dus op een hoger peil is gekomen dan de massa in Europa.
Men zal het met mij eens zijn, dat de Astra's en hoe zij verder mogen heten, alleen maar geestelijke rommel, zo niet geestelijke vuiligheid geven; maar ook vergeleken bij wat ik in literaire bladen als Mork's Magazijn, Elsevier of Groot-Nederland (eerste klas, nietwaar?) lees, slaan deze gewone artikelen in Amerikaanse magazines nog een beter figuur.
Het modewoord, dat dus weergeeft de stand van de levenswijsheid, schijnt daar nu te zijn ‘relax’. In de meeste van die verhalen vormt ‘relax’, zowel lichamelijk als geestelijk, een motief. Het is natuurlijk ook de laatste, algemeen verbreide psychologische waarheid. Dat deze ‘relax’ nu in Amerika als een soort verlossingswoord wordt beschouwd is ook een psychologisch verschijnsel. Na de verafgoding van de ‘strain’, van ‘business’, nu het parool van ‘relax’, innerlijke rust vooral. Het woord ‘success’ of ‘business’ kom je bijna niet meer tegen: het is nu steeds maar rust, bezinning, innerlijke harmonie en evenwicht. Wat mij treft is, dat de geestelijke vraagstukken van dat nieuwe Amerika zo nauw verwant zijn aan onze eigen; waaruit ik weer concludeer, dat wij niet een uitzondering vormen, maar gewoon vertegenwoordigers zijn van onze generatie.
Ik volg tegenwoordig ook wat onze jongeren in Indonesia zelf op dit gebied voortbrengen. Er is vooruitgang, maar nog te weinig kennis, zodat alles nog erg onbeholpen en primitief blijft. In geestelijk opzicht zijn wij nog niet zo uitgerust als Europa.
Er moet bij ons nog helemaal een nieuwe cultuur worden opgebouwd, omdat het oude, bestaande totaal onbruikbaar is voor onze tijd en er op de cultuuruitingen van de vijftiende eeuw ook geen aanknopingspunten te vinden zijn voor uitbouw en aanpassing in onze tijd.
Maar de voornaamste hinderpaal voor de jongeren blijft toch hun beperkte kennis en ik geloof niet, dat het tempo, wat dat betreft, geforceerd kan worden. Wij gaan toch al vlug genoeg, vergeleken met het tempo van het verleden en met het tempo van de andere oosterse volkeren.
Ik heb al verscheidene aanbiedingen gekregen om mee te werken aan hun bladen, maar ik heb het tot nu toe nog niet gedaan; ik voel, dat er tussen hen en mij nog een heel grote afstand bestaat, dat ze de geest van mijn eventuele bijdragen nog niet zouden kunnen aanvoelen, omdat de levensproblemen van de Tachtigers voor hen nog echte, werkelijke problemen zijn en ik daar alleen maar tegenover kan staan als tegenover een curiositeit, een historisch wel belangwekkend iets, maar als reeds doorgemaakt, achter de rug, soms zelfs als iets antieks. Daarom doet alles, wat hen zo bezighoudt, waar ze geestdriftig voor worden, mij alleen simplistisch, een beetje primitief aan.
Het intellectuele peil is ook nog niet zo hoog, er is nog altijd geen oorspronkelijkheid, nog altijd te veel napraterij, zonder volledig begrip van wàt er nagezegd wordt. Ilmoe dan Masjarakat en Poedjangga Baroe lijken mij nog de beste bladen, wat het logisch gehalte betreft.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten