donderdag 4 januari 2024

Constant Pierre-Joseph de Deken • 5 januari 1893

• Uit: Twee jaren in Congoland (1900) van Constant Pierre-Joseph de Deken (1852-1896). 

Den 5en vertrekken wij zeer vroeg in den morgend, en weldra varen wij de grootste der bijrivieren van den Congo in, den Kassaï, wiens mond tamelijk eng is, vergeleken bij de breedte van meer dan twee uren, die hij verder op verschillige plaatsen bereikt. Darenboven is het water van den Kassaï soms hooger dan dat van den Congo, hetgeen bij den samenloop der twee ontzaggelijke stroomen doorgaans zeer gevaarlijke draaikolken doet ontstaan. Wij kwamen er echter ongehinderd over, en eenige minuten later werd er voor het middagmaal gebeld. De spijskaart bestond uit de volgende gerechten: geitennieren en geitenlever in boter gesmoord; kiekens met pataten: ribbekens met rijstkoeken; banaantaart; fruit, koffie, sigaren. Uitmuntend, zooals gij ziet. Met zulken kost zou ik op den ellendigen weg der karavanen de koorts wel afgewend hebben.

Na het eten raadt de kapitein ons aan, onze wapenen gereed te maken. Men weet nooit wat er kan voorvallen op deze rivier, waar meer dan een Europeaan reeds gesneuveld is, getroffen door het schot der wilden, die zich in het kreupelhout langsheen den oever verduiken. De oude vuursteengeweren, die deze roovers niet durven afschieten zonder het hoofd om te keeren, uit vrees van zich met het kruid, dat in de pan ontvlamt, te verbranden, boezemen mij weinig vrees in; maar hunne vergiftigde pijlen, dat is iets anders. Te wapen dus! En indien wij niet volstrekt genoodzaakt worden menschelijke wezens met onzen kogel te begroeten, zullen wij ons lood zooveel te liever gebruiken om onze keuken te voorzien met vleesch van nijlpeerden, krokodillen, apen, papegaaien, ganzen en eenden waarvan deze streek krioelt.

Weldra ontmoeten wij kleine eilandjes, in wier nabijheid het water minder diep is. Het is daar dat het ontzaggelijk nijlpeerd zich gewoonlijk ophoudt. Zie, ginder liggen er twaalf, lui en vadsig op het zand uitgestrekt. Een der monsters, met den kop naar ons gekeerd, opent al gapende eenen muil, wijd genoeg om een ganschen kruiwagen klaver in te slikken. Al de karabijnen branden te gelijk los. Maar wij hebben overhaast en zonder te mikken in den hoop geschoten: de gedrochten vluchten ijlings naar den stroom en verdwijnen in het water. Onze schoten hebben eene ontelbare menigte watervogelen opgejaagd; welke prachtige jacht, zoo wij den tijd hadden hier eenige uren stil te houden! Doch de kapitein beoogt slechts een doel: zoo gauw mogelijk de plaats bereiken waar hij eenen voorraad van brandhout kan opdoen. De jacht is voor hem slechts bijzaak, behalve wanneer de gewone levensmiddelen zouden komen te ontbreken. Dan gebeurt het dat men een geschikt oord zoekt, om zich van versch vleesch te voorzien. Een enkel nijlpeerd levert er soms tot vijftien honderd kilos op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten