• Randy Newman (1943) is een Amerikaanse zanger. In 1994 hield hij een 'Hollands Dagboek' bij.
Dinsdag 1 november
Na veertien dagen door België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland te hebben getrokken, was ik gisteren weer even in Nederland voor een laatste optreden in Rotterdam. Dezelfde avond nog zijn we teruggereden naar Keulen, waarna Zwitserland, Engeland, Ierland en Schotland op het programma staan. Gelukkig is in de tussentijd mijn vrouw een weekje bij mij geweest, anders weet ik niet of ik het wel zolang van huis had volgehouden. Ik mis de twee kleintjes. Los van mijn heimwee heb ik het in Europa bijzonder naar mijn zin. Vergeleken met de Verenigde Staten en in het bijzonder dan Los Angeles, waar ik immers woon, ziet alles en iedereen er hier zo welvarend uit, al ben ik bepaald niet blind voor de verloedering in de grote steden.
De geweldige belangstelling en waardering voor deze theatertournee heeft me werkelijk diep ontroerd, iets wat ik het publiek ook zo goed en zo kwaad als dat ging heb proberen te vertellen - ik ben nu eenmaal geen man die met zijn gevoelens te koop loopt. Maar ik ben tenslotte al vijftig en hoe vaak zal het mij nog gegeven zijn hier te komen spelen? Enfin, tot besluit van dit dagboek wil ik graag de hoop uitspreken dat The Bulldog mij als dank voor de bewezen sluikreclame een gratis sweatshirt zal toezenden. We zullen zien.
292-2012>
dinsdag 31 oktober 2023
maandag 30 oktober 2023
Matthieu Galey • 31 oktober 1985
• Matthieu Galey (1934-1986) was een Franse schrijver. Zijn na zijn dood (hij overleed aan ALS) verschenen Dagboek wordt als een literair meesterwerk beschouwd. Vertaling: Joop van Helmond.
31 oktober
Vanavond heb ik de macht over twee tenen van mijn linkervoet verloren. Alsof je het dagboek van een lepralijder leest ...
Sinds ongeveer zes maanden droom ik niet meer. Geen angst meer. Hoe komt dat? Misschien (oppert Jeanne) dat mijn lichaam hem helemaal absorbeert en hem stiekem omzet in verlamming en zo mijn geest vrijwaart. Of anders is mijn onderbewustzijn ook ziek. Het functioneert al net zo slecht als de rest.
Het is te eenvoudig om te zeggen dat als je de nachtmerrie aan den lijve ondervindt, je hem niet meer hoeft te dromen, want dat is niet waar. Mijn dagen worden onstoffelijk, dat is alles. De tijd ontglipt me. Ik ben een potplant die het contact met de natuur heeft verloren - lijdt een kamerplant? Als ik de deur uitga - of beter gezegd als men me lucht - heb ik het gevoel een gevangene te zijn die men van een strafinrichting naar de andere verplaatst. De voorbijgangers behoren tot een andere wereld, waarin ik geen plaats meer heb. Voor hen ben ik doorzichtig, bijna onzichtbaar en als mijn blik hen volgt, de hunne kruist, ontwaar ik bij hen als een verraste opwelling: 'Goh, het leeft!'
Het is mogelijk dat cellen een vorm van intelligentie bezitten en een geheimzinnige kwade wil. Sinds ik (moet ik zeggen wij) weet hebben van het bestaan van Cronassial, de laatste hoop om de hand te redden die ik nog over heb, is het een rit tegen de tijd. Ik heb het gevoel dat het kwaad in de arm, de handpalm aan het werk is. In aller ijl, om vóór maandag (het is nu donderdag) mijn vingers te bereiken vóór mijn eerste transfusie. Het virus maakt doodleuk 'overuren'. Het werkt zelfs op zaterdag: de dag van de doden ...
193-2014>
31 oktober
Vanavond heb ik de macht over twee tenen van mijn linkervoet verloren. Alsof je het dagboek van een lepralijder leest ...
Sinds ongeveer zes maanden droom ik niet meer. Geen angst meer. Hoe komt dat? Misschien (oppert Jeanne) dat mijn lichaam hem helemaal absorbeert en hem stiekem omzet in verlamming en zo mijn geest vrijwaart. Of anders is mijn onderbewustzijn ook ziek. Het functioneert al net zo slecht als de rest.
Het is te eenvoudig om te zeggen dat als je de nachtmerrie aan den lijve ondervindt, je hem niet meer hoeft te dromen, want dat is niet waar. Mijn dagen worden onstoffelijk, dat is alles. De tijd ontglipt me. Ik ben een potplant die het contact met de natuur heeft verloren - lijdt een kamerplant? Als ik de deur uitga - of beter gezegd als men me lucht - heb ik het gevoel een gevangene te zijn die men van een strafinrichting naar de andere verplaatst. De voorbijgangers behoren tot een andere wereld, waarin ik geen plaats meer heb. Voor hen ben ik doorzichtig, bijna onzichtbaar en als mijn blik hen volgt, de hunne kruist, ontwaar ik bij hen als een verraste opwelling: 'Goh, het leeft!'
Het is mogelijk dat cellen een vorm van intelligentie bezitten en een geheimzinnige kwade wil. Sinds ik (moet ik zeggen wij) weet hebben van het bestaan van Cronassial, de laatste hoop om de hand te redden die ik nog over heb, is het een rit tegen de tijd. Ik heb het gevoel dat het kwaad in de arm, de handpalm aan het werk is. In aller ijl, om vóór maandag (het is nu donderdag) mijn vingers te bereiken vóór mijn eerste transfusie. Het virus maakt doodleuk 'overuren'. Het werkt zelfs op zaterdag: de dag van de doden ...
193-2014>
zondag 29 oktober 2023
Soetan Sjahrir • 30 oktober 1937
• Soetan Sjahrir (1909-1966), was een Indonesisch politicus en de eerste premier van dat land. Hij speelde een grote rol in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 werd hij gerarresteerd. Hij doet verslag van zijn gevangenschap en verbanning in een dagboek, dat is gepubliceerd als Indonesische overpeinzingen.
- We leven hier langzamerhand ook al op hoogspanning. Zoals de gebeurtenissen in China en Palestina de mensen hier beroeren. Iedereen heeft het er over en er gaan de gekste praatjes rond. Daarbij is natuurlijk steeds, hoewel meestal indirect, onze eigen toestand betrokken. Men kan zeggen, dat de mensen hier in hun sympathie voor de Japanners zo ver gaan dat ze zelfs een onvriendelijke houding tegenover de Nederlanders durven tonen, hetgeen anders niet licht gebeurt. Indirect is dus het partijkiezen voor Japan het uiting geven aan gevoelens van antipathie tegen de Hollandse overheersing. Nooit zo uitgesproken, vaak ook alleen onbewust en meestal zelfs niet zo bedoeld of gewild, - maar de sympathie voor Japan heeft onderbewuste oorzaken en dat zijn de Aziatische minderwaardigheidsgevoelens, die compensatie zoeken in glorifiëren van de Japanners, omdat haatgevoelens tegenover de blanken gevaar meebrengen voor zichzelf. Japanse liefde is dus maar één kant van de zaak, de veilige kant voor den geïntimideerden kolonialen oosterling. Het leedvermaak, dat de mensen koesteren over de moeilijkheden, die de Japanners den blanken bezorgen, is daarvoor een sterke aanwijzing. Toen men hier onlangs hoorde, hoe een Nederlands patrouillerend schip hardhandig tegen een paar Japanse vissersboten was opgetreden, was men verbaasd en teleurgesteld, dat de Japanners zoiets kon overkomen. Geen, die ik sprak, bekeek de zaak van de Nederlandse kant. Maar men durfde natuurlijk ook niet openlijk partijkiezen voor de Japanners. Nu gaat er sinds een week een praatje rond over de strafmaatregelen, die de Japanners tegenover de overmoedige Nederlanders nemen. Men fluistert in de kampongs, dat de ‘Flores’, het schip, dat op de Japanners heeft geschoten, is verdwenen. Dat wordt dan op zo'n veelbetekenende toon gezegd, dat het onnatuurlijke van die verdwijning vaststaat. En daarbij wordt dan gedacht: de Japanners, — en zeker niet zonder leedvermaak. Maar dat alles wordt niet uitgesproken, men heeft wel geleerd om zijn gevoelens jegens het Nederlandse gezag altijd voor zichzelf te houden. Men kan veilig de Japanners prijzen en daarbij indirect uiting geven aan verborgen gevoelens, zonder dat men voor communist wordt uitgemaakt. Niet, dat men de Japanners als heilbrengers beschouwt; niemand, die er aan denkt de Nederlanders voor de Japanners te willen verwisselen. Zo ver gaat men niet. Er zijn er zelfs, die, alhoewel spijtig, toegeven dat het beter moet zijn de Nederlanders als overheersers te hebben dan de Japanners. Hun leedvermaak geldt dan ook alleen de moeilijkheden, die die ‘kranige Japannertjes’ de in het diepst van hun hart gehate blanken — nu nog gevreesd — veroorzaken. Want het zijn juist degenen, die het meest lijden aan minderwaardigheidsgevoelens, die zo met de Japanners weglopen. Meestal zijn de ambtenaren, juist van het Nederlandse gezag, de ijverige dienaren, die alleen vertrouwen hebben in de onwrikbare macht van de koloniale overheersers. Men bewondert Japan, men dweept met Japan, om de vermeende kracht van Azië, die men in dat land gelooft te zien. Men assimileert het geldingsstreven van zichzelf met de geduchtheid van Japan en daarom is men zelfs boos op het ongelukkige, aangevallen China, dat Japan weerstreeft en daarbij de waan dreigt te verstoren, waarin men verkeert. En heel verborgen, slechts zelden uitgesproken, wordt er bij gedacht: China speelt de gehate en gevreesde blanken in de kaart.
- We leven hier langzamerhand ook al op hoogspanning. Zoals de gebeurtenissen in China en Palestina de mensen hier beroeren. Iedereen heeft het er over en er gaan de gekste praatjes rond. Daarbij is natuurlijk steeds, hoewel meestal indirect, onze eigen toestand betrokken. Men kan zeggen, dat de mensen hier in hun sympathie voor de Japanners zo ver gaan dat ze zelfs een onvriendelijke houding tegenover de Nederlanders durven tonen, hetgeen anders niet licht gebeurt. Indirect is dus het partijkiezen voor Japan het uiting geven aan gevoelens van antipathie tegen de Hollandse overheersing. Nooit zo uitgesproken, vaak ook alleen onbewust en meestal zelfs niet zo bedoeld of gewild, - maar de sympathie voor Japan heeft onderbewuste oorzaken en dat zijn de Aziatische minderwaardigheidsgevoelens, die compensatie zoeken in glorifiëren van de Japanners, omdat haatgevoelens tegenover de blanken gevaar meebrengen voor zichzelf. Japanse liefde is dus maar één kant van de zaak, de veilige kant voor den geïntimideerden kolonialen oosterling. Het leedvermaak, dat de mensen koesteren over de moeilijkheden, die de Japanners den blanken bezorgen, is daarvoor een sterke aanwijzing. Toen men hier onlangs hoorde, hoe een Nederlands patrouillerend schip hardhandig tegen een paar Japanse vissersboten was opgetreden, was men verbaasd en teleurgesteld, dat de Japanners zoiets kon overkomen. Geen, die ik sprak, bekeek de zaak van de Nederlandse kant. Maar men durfde natuurlijk ook niet openlijk partijkiezen voor de Japanners. Nu gaat er sinds een week een praatje rond over de strafmaatregelen, die de Japanners tegenover de overmoedige Nederlanders nemen. Men fluistert in de kampongs, dat de ‘Flores’, het schip, dat op de Japanners heeft geschoten, is verdwenen. Dat wordt dan op zo'n veelbetekenende toon gezegd, dat het onnatuurlijke van die verdwijning vaststaat. En daarbij wordt dan gedacht: de Japanners, — en zeker niet zonder leedvermaak. Maar dat alles wordt niet uitgesproken, men heeft wel geleerd om zijn gevoelens jegens het Nederlandse gezag altijd voor zichzelf te houden. Men kan veilig de Japanners prijzen en daarbij indirect uiting geven aan verborgen gevoelens, zonder dat men voor communist wordt uitgemaakt. Niet, dat men de Japanners als heilbrengers beschouwt; niemand, die er aan denkt de Nederlanders voor de Japanners te willen verwisselen. Zo ver gaat men niet. Er zijn er zelfs, die, alhoewel spijtig, toegeven dat het beter moet zijn de Nederlanders als overheersers te hebben dan de Japanners. Hun leedvermaak geldt dan ook alleen de moeilijkheden, die die ‘kranige Japannertjes’ de in het diepst van hun hart gehate blanken — nu nog gevreesd — veroorzaken. Want het zijn juist degenen, die het meest lijden aan minderwaardigheidsgevoelens, die zo met de Japanners weglopen. Meestal zijn de ambtenaren, juist van het Nederlandse gezag, de ijverige dienaren, die alleen vertrouwen hebben in de onwrikbare macht van de koloniale overheersers. Men bewondert Japan, men dweept met Japan, om de vermeende kracht van Azië, die men in dat land gelooft te zien. Men assimileert het geldingsstreven van zichzelf met de geduchtheid van Japan en daarom is men zelfs boos op het ongelukkige, aangevallen China, dat Japan weerstreeft en daarbij de waan dreigt te verstoren, waarin men verkeert. En heel verborgen, slechts zelden uitgesproken, wordt er bij gedacht: China speelt de gehate en gevreesde blanken in de kaart.
J. van Loo • 27/28/29 oktober 1777
• Uit Dagboek van J. van Loo, in leven predikant te Oostmarsum.
Den 27, 28 en 29 October.
Van deze drie ongelukkig doorgeleefde dagen kan ik niets van belang opteekenen. — Ik was ziek — hevig benaauwd, tot schrik der aanschouwers en groote verlegenheid van mijne lieve C. — Door lusteloosheid bevangen — en van mijne benaauwdheid afgemat, kon ik weinig lezen — en het gene ik las, verschafte mij dat vermaak — dat genoegen — die nuttigheid, niet, als anders.— Van de bezoeken en gesprekken mijner vrienden had ik weinig voordeel. —- Mijn hart was meest ongeloovig — onbuigzaam — ongeduldig; somtijds ongevoelig — gedachteloos — onverschlllig. Ach! had ik meer ijver en ernst in het gebed — had ik meer kracht des geloofs! - Begreep ik het liefderijk oogmerk van Gods tuchtigende hand (want ook dan, warneer Hij straft, blijft Hij de liefde, of ik het geloof of niet) levendiger, en arbeidde ik maar meer om die zonden en onvolmaaktheden, welker uitroeijing uit mijne ziel God bedoelt, te verzaken, te bestrijden — te dooden! — Geef Gij mij, hier toe, uwe almagtige hulp — Almagtige Schepper! — Almagtige Vader van Jezus Christus! —
Den 27, 28 en 29 October.
Van deze drie ongelukkig doorgeleefde dagen kan ik niets van belang opteekenen. — Ik was ziek — hevig benaauwd, tot schrik der aanschouwers en groote verlegenheid van mijne lieve C. — Door lusteloosheid bevangen — en van mijne benaauwdheid afgemat, kon ik weinig lezen — en het gene ik las, verschafte mij dat vermaak — dat genoegen — die nuttigheid, niet, als anders.— Van de bezoeken en gesprekken mijner vrienden had ik weinig voordeel. —- Mijn hart was meest ongeloovig — onbuigzaam — ongeduldig; somtijds ongevoelig — gedachteloos — onverschlllig. Ach! had ik meer ijver en ernst in het gebed — had ik meer kracht des geloofs! - Begreep ik het liefderijk oogmerk van Gods tuchtigende hand (want ook dan, warneer Hij straft, blijft Hij de liefde, of ik het geloof of niet) levendiger, en arbeidde ik maar meer om die zonden en onvolmaaktheden, welker uitroeijing uit mijne ziel God bedoelt, te verzaken, te bestrijden — te dooden! — Geef Gij mij, hier toe, uwe almagtige hulp — Almagtige Schepper! — Almagtige Vader van Jezus Christus! —
vrijdag 27 oktober 2023
E.J. Potgieter • 28 oktober 1830
• E.J. Potgieter (1808-1875) was een Nederlandse schrijver, oprichter van De Gids. Hij woonde van 1827-1830 in Antwerpen. Op 27 oktober 1830 werd Antwerpen beschoten vanaf de Schelde door de kanonneerboten van de Nederlandse generaal Chassé. Deze dag en de turbulente weken erna zijn door Potgieter beschreven in een aantal dagboekbladen.
Donderdag 28 Oct. 30.
Een nieuwe onrust verspreidde zich door de stad. Men zeide dat het bombardement om acht uren zoude hervat worden. Een schrikkelijk getal menschen begaf zich de poort uit. Ik ging naar de Roode bezocht er een mijner vrienden die bereids was vertrokken en hoorde aan de poort zelf van een mijner kennissen dat men vrijelijk uit kon gaan. Naar huis teruggekeerd, ontmoette ik de mijnen ook gereed om te gaan doch de Procl. van den gen. Mellinet weldra beneden die van den Baron V.D.L. aangeplakt zijnde stelde de gemoederen wat gerust. Schipm(u)l. Ik ging omstreeks 12 uren met een mijner kennissen uit en zag de schrikkelijke verwoesting!! De groote Markt zag er deerlijk uit vooral het Stadhuis waarop zoo als mij een lid der Regeering verhaalde een groot gedeelte van den sted. raad gedurende het bombardement was bijeengeweest. Vandaar gingen wij naar de Suikerruij waar de uitgang naar de Schelde door de Barr. versperd bewaakt werd en niemand door mogt gaan. Het kanon lag nog daar. Vandaar gingen wij langs de Hoogstraat naar den O(ev)er waar ook een bom in een klein huis was gevallen beneven op het pakhuis de Munt. Het uitgebrande hooipakhuis rookte nog — ik meende het ijsselijkste gezien te hebben. Groote god ons toefde een ander schouwspel in de kloosterstraat. De linkerzijde had geen huis dat niet zwaar beschadigd was maar de regter van nagenoeg den ingang af tot aan t kasteel toe de schrikkelijkste brand die immer menschenoogen gezien hebben. De muren van 't Correctiehuis getuigden dat daar eene gevangenis was geweest. De verdere huizen nog rookende waarin vroeger mijne kennissen woonden — en het Entr. dat men rekende 25 millioen te bevatten nog altijd rookende en brandende. Verderop het arsenaal op de muren na vernield en de huizen aan de andere zijde in vlammen of smeulende of bezig om omver te halen. Hier lag een half afgeschoten burgersoldaat — als in het midden doorgekapt. Verder een man in het hoofd doorschoten in de vlammen opgekrompen. Ginds eene razende moeder die hare drie kinderen in den brand verloor. Afgrijsselijke oorlog! de tranen sprongen mij in de oogen ik kon langs dien weg niet terug gaan. Wij repten ons door de Lepelstraat en wilden uit die langs de Esplanade omwandelen maar een daar staande schildwacht belette ons dit. Langs schrikkelijk aantal kruidwagens en verder op kanonnen door twee schildwachten bewaakt. Van de beide uiterste stukken woei de Brabandsche vlag. Algemeen bleef men ongerust daar er nog geene regeering bekend was. Op den middag van dien dag ging ik naar de Rouaensche kaaij om iemand wien ik noodzakelijk spreeken moest. Deze was reeds vertrokken. Zijn huis was ook zeer beschadigd. Van daar langs de Schelde terugkeerende was alles rustig. 's Avonds om 7 uren hoorden wij van een vriend (fransch) dat zijne pas bevallene vrouw den volgenden morgen naar Merxem zoude vertrekken. Ook mijne Tante wilde gaan en een kennis vertelde ons dat s ochtends eene Dilig. zoude rijden. Voor haar eene plaats genomen hebbende sliep ik van elf tot 4 uren en ging toen nogmaals hooren maar de Diligence mogt niet rijden. Om half zeven nogmaals gegaan zijnde was alles even rustig als te voren.
Vrijdag 29 Oct. 1830.
Om half twaalf uren ging ik uit om t geld van de Dil terug te vragen en nog zag ik weder menschen de stad verlaten. Schrikkelijke wraakneming die duizende ontrukte en geheele bezittingen vernielde van wat ellende waart gij niet oorzaak! Ook mijne T.[ante] wilde vertrekken om half drie Uren verliet zij onze woning! Men zegt dat dien dag er geen beurs was. Ik bleef het verdere van dien dag te huis en vond in de drie diestsche volontaires regt hupsche menschen. Zij bragten hun vaandel mede waarop Volontaires de Diest geschreven staat.
Zaturdag 30 Oct.
Droeviger heb ik nimmer den verjaardag mijner Tante doorgebragt dan heden!
[...]249-2018>
Donderdag 28 Oct. 30.
Een nieuwe onrust verspreidde zich door de stad. Men zeide dat het bombardement om acht uren zoude hervat worden. Een schrikkelijk getal menschen begaf zich de poort uit. Ik ging naar de Roode bezocht er een mijner vrienden die bereids was vertrokken en hoorde aan de poort zelf van een mijner kennissen dat men vrijelijk uit kon gaan. Naar huis teruggekeerd, ontmoette ik de mijnen ook gereed om te gaan doch de Procl. van den gen. Mellinet weldra beneden die van den Baron V.D.L. aangeplakt zijnde stelde de gemoederen wat gerust. Schipm(u)l. Ik ging omstreeks 12 uren met een mijner kennissen uit en zag de schrikkelijke verwoesting!! De groote Markt zag er deerlijk uit vooral het Stadhuis waarop zoo als mij een lid der Regeering verhaalde een groot gedeelte van den sted. raad gedurende het bombardement was bijeengeweest. Vandaar gingen wij naar de Suikerruij waar de uitgang naar de Schelde door de Barr. versperd bewaakt werd en niemand door mogt gaan. Het kanon lag nog daar. Vandaar gingen wij langs de Hoogstraat naar den O(ev)er waar ook een bom in een klein huis was gevallen beneven op het pakhuis de Munt. Het uitgebrande hooipakhuis rookte nog — ik meende het ijsselijkste gezien te hebben. Groote god ons toefde een ander schouwspel in de kloosterstraat. De linkerzijde had geen huis dat niet zwaar beschadigd was maar de regter van nagenoeg den ingang af tot aan t kasteel toe de schrikkelijkste brand die immer menschenoogen gezien hebben. De muren van 't Correctiehuis getuigden dat daar eene gevangenis was geweest. De verdere huizen nog rookende waarin vroeger mijne kennissen woonden — en het Entr. dat men rekende 25 millioen te bevatten nog altijd rookende en brandende. Verderop het arsenaal op de muren na vernield en de huizen aan de andere zijde in vlammen of smeulende of bezig om omver te halen. Hier lag een half afgeschoten burgersoldaat — als in het midden doorgekapt. Verder een man in het hoofd doorschoten in de vlammen opgekrompen. Ginds eene razende moeder die hare drie kinderen in den brand verloor. Afgrijsselijke oorlog! de tranen sprongen mij in de oogen ik kon langs dien weg niet terug gaan. Wij repten ons door de Lepelstraat en wilden uit die langs de Esplanade omwandelen maar een daar staande schildwacht belette ons dit. Langs schrikkelijk aantal kruidwagens en verder op kanonnen door twee schildwachten bewaakt. Van de beide uiterste stukken woei de Brabandsche vlag. Algemeen bleef men ongerust daar er nog geene regeering bekend was. Op den middag van dien dag ging ik naar de Rouaensche kaaij om iemand wien ik noodzakelijk spreeken moest. Deze was reeds vertrokken. Zijn huis was ook zeer beschadigd. Van daar langs de Schelde terugkeerende was alles rustig. 's Avonds om 7 uren hoorden wij van een vriend (fransch) dat zijne pas bevallene vrouw den volgenden morgen naar Merxem zoude vertrekken. Ook mijne Tante wilde gaan en een kennis vertelde ons dat s ochtends eene Dilig. zoude rijden. Voor haar eene plaats genomen hebbende sliep ik van elf tot 4 uren en ging toen nogmaals hooren maar de Diligence mogt niet rijden. Om half zeven nogmaals gegaan zijnde was alles even rustig als te voren.
Vrijdag 29 Oct. 1830.
Om half twaalf uren ging ik uit om t geld van de Dil terug te vragen en nog zag ik weder menschen de stad verlaten. Schrikkelijke wraakneming die duizende ontrukte en geheele bezittingen vernielde van wat ellende waart gij niet oorzaak! Ook mijne T.[ante] wilde vertrekken om half drie Uren verliet zij onze woning! Men zegt dat dien dag er geen beurs was. Ik bleef het verdere van dien dag te huis en vond in de drie diestsche volontaires regt hupsche menschen. Zij bragten hun vaandel mede waarop Volontaires de Diest geschreven staat.
Zaturdag 30 Oct.
Droeviger heb ik nimmer den verjaardag mijner Tante doorgebragt dan heden!
[...]249-2018>
donderdag 26 oktober 2023
E.J. Potgieter • 27 oktober 1830
• E.J. Potgieter (1808-1875) was een Nederlandse schrijver, oprichter van De Gids. Hij woonde van 1827-1830 in Antwerpen. Op 27 oktober 1830 werd Antwerpen beschoten vanaf de Schelde door de kanonneerboten van de Nederlandse generaal Chassé. Deze dag en de turbulente weken erna zijn door Potgieter beschreven in een aantal dagboekbladen.
Woensdag. 27 Oct. 1830.
Moeijelijk is de algemeene vreugde te beschrijven waarmede ieder zich op dien morgen van de Belgische cocarde voorzag. Moeijelijk die algemeene blijdschap af te malen, die des avonds in zoo vreesselijk een ellende verkeeren moest. Van de buren ontving ik de grootste bewijzen van toegenegenheid, zelfs van de mindere klasse. [...] om half vier was de vloed hoog de citadel gaf het teeken en deze en de fregatten begonnen het bombardement. Verscheiden menschen vlogen angstig onze woning voorbij zeggende dat eenige dronken kerels op de fregatten hadden gevuurd en deze nu vuur gaven. Ik kon mij niets anders verbeelden of het zou een enkel kanonschot zijn dat ter bestraffing werd gegeven maar de kanonnade werd telkens heviger, de buren sloten de reeds geopende woningen weder en de vrouwen besloten in den kelder te gaan. Het vuur werd heviger, en men schelde bij ons ten einde de deur open te houden zoo mogelijk de troepen een uitval mogten doen. Akelig gezigt dat de straat opleverde. Honderden mannen en vrouwen met hunne schreijende kinderen zieken op draagbaren waggelende grijzen gingen onder t bombardement ons huis voorbij hunne woningen ontvlugtende. Men sprak algemeen reeds dat er brand in de Kloosterstraat zoude ontstaan zijn waar een ordelooze menigte het arsenaal was aangevallen. De pompiers gingen onze woning met de brandspuiten voorbij en men voerde de kanonnen naar de Suikerruij om op de oorlogsschepen te vuren. Tegen 7 uren werd het nog heviger en met een vriend sloten wij de deur en begaven ons in den kelder. Banger uren heb ik in mijn leven niet gesleten. Omstreeks acht uren naar boven gaande om te verluchten was de hemel gloeijend rood en uit het dakvenster zagen wij naar de zijde van Place Verte vurige wolken ten hemel stijgen. Eensklaps werd er gescheld en drie Volontaires van Diest vroegen om huisvesting wie zoude die in zulken oogenblik niet gewillig geven! Terwijl wij van boven hun matrassen haalden scheen digt bij ons in de buurt een bom te vallen want de glazen rinkinkten. Weinig tijds daar na even gaan ziende ontdekten wij het huis van den Heer Pauwels, welks voorzijde door de bom was vernield Wij wilden verder gaan maar een vriend wederhield ons en vertelde dat op de Hooikaai een Hooi Magazijn de troepen toebehoorende brandde. Het was halfnegen het vuur scheen een oogenblik te verpozen maar weldra begon het op nieuw. Met verschillende tusschenpoozen duurde het tot half elf drie maal wil men dat het fregat zoude hebben willen uitscheiden maar telkens kanonneerde men op nieuw Tot half twee uren toe zaten wij in de kelder en telkens was 't of als men nog een schot hoorde. Toen ging de familie slapen. Ik bleef waken tot vier uren en sluimerde toen van overspanning tot 6 uren toe.172-2017>
Woensdag. 27 Oct. 1830.
Moeijelijk is de algemeene vreugde te beschrijven waarmede ieder zich op dien morgen van de Belgische cocarde voorzag. Moeijelijk die algemeene blijdschap af te malen, die des avonds in zoo vreesselijk een ellende verkeeren moest. Van de buren ontving ik de grootste bewijzen van toegenegenheid, zelfs van de mindere klasse. [...] om half vier was de vloed hoog de citadel gaf het teeken en deze en de fregatten begonnen het bombardement. Verscheiden menschen vlogen angstig onze woning voorbij zeggende dat eenige dronken kerels op de fregatten hadden gevuurd en deze nu vuur gaven. Ik kon mij niets anders verbeelden of het zou een enkel kanonschot zijn dat ter bestraffing werd gegeven maar de kanonnade werd telkens heviger, de buren sloten de reeds geopende woningen weder en de vrouwen besloten in den kelder te gaan. Het vuur werd heviger, en men schelde bij ons ten einde de deur open te houden zoo mogelijk de troepen een uitval mogten doen. Akelig gezigt dat de straat opleverde. Honderden mannen en vrouwen met hunne schreijende kinderen zieken op draagbaren waggelende grijzen gingen onder t bombardement ons huis voorbij hunne woningen ontvlugtende. Men sprak algemeen reeds dat er brand in de Kloosterstraat zoude ontstaan zijn waar een ordelooze menigte het arsenaal was aangevallen. De pompiers gingen onze woning met de brandspuiten voorbij en men voerde de kanonnen naar de Suikerruij om op de oorlogsschepen te vuren. Tegen 7 uren werd het nog heviger en met een vriend sloten wij de deur en begaven ons in den kelder. Banger uren heb ik in mijn leven niet gesleten. Omstreeks acht uren naar boven gaande om te verluchten was de hemel gloeijend rood en uit het dakvenster zagen wij naar de zijde van Place Verte vurige wolken ten hemel stijgen. Eensklaps werd er gescheld en drie Volontaires van Diest vroegen om huisvesting wie zoude die in zulken oogenblik niet gewillig geven! Terwijl wij van boven hun matrassen haalden scheen digt bij ons in de buurt een bom te vallen want de glazen rinkinkten. Weinig tijds daar na even gaan ziende ontdekten wij het huis van den Heer Pauwels, welks voorzijde door de bom was vernield Wij wilden verder gaan maar een vriend wederhield ons en vertelde dat op de Hooikaai een Hooi Magazijn de troepen toebehoorende brandde. Het was halfnegen het vuur scheen een oogenblik te verpozen maar weldra begon het op nieuw. Met verschillende tusschenpoozen duurde het tot half elf drie maal wil men dat het fregat zoude hebben willen uitscheiden maar telkens kanonneerde men op nieuw Tot half twee uren toe zaten wij in de kelder en telkens was 't of als men nog een schot hoorde. Toen ging de familie slapen. Ik bleef waken tot vier uren en sluimerde toen van overspanning tot 6 uren toe.172-2017>
woensdag 25 oktober 2023
Johan Goerée d'Overflacquée • 26 oktober 1918
• Onder het pseudoniem Johan Goerée d'Overflacquée schreef Haagsche Post-eigenaar/hoofdredacteur S.F. van Oss (1868-1949) gedurende twee jaar een dagboek, waarin de dagelijkse beslommeringen van een "welgekleede hagenaar van goeden huize" worden afgewisseld met diens visie op de wereldgebeurtenissen.
Zaterdag 26 October.
Met de post een aangeteekende van Not. Blom, met afrekening, en een assignatie voor het mij competeerende op de Ned. Bank; en dit de grootste som ooit in mijn handen, en na de koffie een rijtuig besteld, en mijn vrouw mede ter meerdere securiteit. Maar kwamen te laat aan de Bank in het Noord Einde; waarop wij ten einde raad naar Mr. Willemse zijn bank en de assignatie daar opgeborgen in mijn loket; en wilde Mr. W. maandag voor mij incasseeren; doch besloot zulks in persoon te doen, daar deze som eens zelf tusschen vinger en duim wil hebben. Doch met Mr. W. te rade over de bestemming van het geld, mijn vrouw mede adviseerend; en het vinden van belegging zeer moeilijk, daar alle effecten hoog, en vele onzeker. En voelde Mr. W. wel iets voor de nieuwe Staatsleening, doch mijn vrouw meer voor een eigen huis, en vaste goederen. Maar ontraadt Mr. W. ons dit weder, wegens de hooge prijzen, en beter te spreken voor pandbrieven. En konden wij aldus tot geen besluit komen; en heeft deze geheele erfenis mij nog niets dan beslommering gebracht. Hetwelk tegen mijn vrouw geopperd, zij mij een ouden knorhaan genoemd, doch kon zij zelf geen advies van eenig nut geven. Maar zij mij medegetroond naar het Bonneteriemagazijn, en mij belezen voor een nieuwen wintermantel bij gelegenheid der erfenis. En ons diverse mantels vertoond door de verkoopsters, waarvan diverse knappe verschijningen, dewelken hen met veel zwier omgedaan ter beoordeeling door mijn vrouw; hetwelk doende een beeldschoone blondine met hemelsblauwe oogen, dewelke zeer door mij bewonderd, mij innemend toegelachen. En na wel 20 bekeken één door mijn vrouw gekozen; en trof mij hoe jeugdig gracieus zij er in uitzag. Doch was de prijs om er een flauwte van te krijgen! In den avond naar Des Indes, alwaar door Z. Exc. den Senhor te dineeren genoodigd, en aldaar met diverse attaché's aangezeten. Het diner opperbest; en veel discours over de hooge politiek. Oostenrijk reeds in stukken en Duitschland op het punt van capitulatie; en volgens den Senhor gansch Europa voor de keuze in republieken te worden ingedeeld, of anders bedreigd door Bolsjewix, dewelken overal opdagend; hetwelk de hemel verhoede.
Zondag 27 October.
[...] Een zachte dag, zoodat met mijn vrouw gewandeld, en droeg deze haar nieuwen mantel in spijt van het warme weder. [...]
Zaterdag 26 October.
Met de post een aangeteekende van Not. Blom, met afrekening, en een assignatie voor het mij competeerende op de Ned. Bank; en dit de grootste som ooit in mijn handen, en na de koffie een rijtuig besteld, en mijn vrouw mede ter meerdere securiteit. Maar kwamen te laat aan de Bank in het Noord Einde; waarop wij ten einde raad naar Mr. Willemse zijn bank en de assignatie daar opgeborgen in mijn loket; en wilde Mr. W. maandag voor mij incasseeren; doch besloot zulks in persoon te doen, daar deze som eens zelf tusschen vinger en duim wil hebben. Doch met Mr. W. te rade over de bestemming van het geld, mijn vrouw mede adviseerend; en het vinden van belegging zeer moeilijk, daar alle effecten hoog, en vele onzeker. En voelde Mr. W. wel iets voor de nieuwe Staatsleening, doch mijn vrouw meer voor een eigen huis, en vaste goederen. Maar ontraadt Mr. W. ons dit weder, wegens de hooge prijzen, en beter te spreken voor pandbrieven. En konden wij aldus tot geen besluit komen; en heeft deze geheele erfenis mij nog niets dan beslommering gebracht. Hetwelk tegen mijn vrouw geopperd, zij mij een ouden knorhaan genoemd, doch kon zij zelf geen advies van eenig nut geven. Maar zij mij medegetroond naar het Bonneteriemagazijn, en mij belezen voor een nieuwen wintermantel bij gelegenheid der erfenis. En ons diverse mantels vertoond door de verkoopsters, waarvan diverse knappe verschijningen, dewelken hen met veel zwier omgedaan ter beoordeeling door mijn vrouw; hetwelk doende een beeldschoone blondine met hemelsblauwe oogen, dewelke zeer door mij bewonderd, mij innemend toegelachen. En na wel 20 bekeken één door mijn vrouw gekozen; en trof mij hoe jeugdig gracieus zij er in uitzag. Doch was de prijs om er een flauwte van te krijgen! In den avond naar Des Indes, alwaar door Z. Exc. den Senhor te dineeren genoodigd, en aldaar met diverse attaché's aangezeten. Het diner opperbest; en veel discours over de hooge politiek. Oostenrijk reeds in stukken en Duitschland op het punt van capitulatie; en volgens den Senhor gansch Europa voor de keuze in republieken te worden ingedeeld, of anders bedreigd door Bolsjewix, dewelken overal opdagend; hetwelk de hemel verhoede.
Zondag 27 October.
[...] Een zachte dag, zoodat met mijn vrouw gewandeld, en droeg deze haar nieuwen mantel in spijt van het warme weder. [...]
dinsdag 24 oktober 2023
Sophia Tolstoj • 25 oktober 1886
25 • Sofja Andrejewna Tolstaja (1844-1919) was de echtgenote van de Russische schrijver Leo Tolstoi. Gedeeltes uit haar dagboeken zijn gepubliceerd in The diaries of Sofia Tolstoy.
25 October 1886
[...] Although the last two months, when Lev Nikolaevich [Tolstoi] was ill, were an agonizing time for me, strangely enough they were also a very happy time for me. I nursed him day and night and what I had to do was so natural, so simple. It is really the only thing I can do well — making a personal sacrifice for the man I love. The harder the work, the happier I was. Now that he is on his feet again and almost well, he has given me to understand that he no longer needs me. So on the one hand I have been discarded like a useless object, and on the other, impossible, undefined sacrifices are, as always, demanded of me, in my life and in my family, and I am expected to renounce everything, all my property, all my beliefs, the education and well being of my children — things which not only I, a fairly determined woman, but thousand of others who believe in these precepts, are incapable of doing [...]
26 October 1886
[...] I think a lot about the older boys - it grieves me that they have grown so distant. Why do fathers not grieve for their children? Why is it only women whose lives are burdened this way? 165-2014>
25 October 1886
[...] Although the last two months, when Lev Nikolaevich [Tolstoi] was ill, were an agonizing time for me, strangely enough they were also a very happy time for me. I nursed him day and night and what I had to do was so natural, so simple. It is really the only thing I can do well — making a personal sacrifice for the man I love. The harder the work, the happier I was. Now that he is on his feet again and almost well, he has given me to understand that he no longer needs me. So on the one hand I have been discarded like a useless object, and on the other, impossible, undefined sacrifices are, as always, demanded of me, in my life and in my family, and I am expected to renounce everything, all my property, all my beliefs, the education and well being of my children — things which not only I, a fairly determined woman, but thousand of others who believe in these precepts, are incapable of doing [...]
26 October 1886
[...] I think a lot about the older boys - it grieves me that they have grown so distant. Why do fathers not grieve for their children? Why is it only women whose lives are burdened this way? 165-2014>
maandag 23 oktober 2023
Jan Wolkers • 24 oktober 1972
• Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. Zijn dagboek van 1972 is verschenen bij de Bezige Bij.
maandag 23 oktober 1972
Bij het zebrapad voor de nieuwe rai rijdt een Chinese man in een Mercedes me van achteren aan. Ik stopte voor overstekende voetgangers, en knal. Deksel van bagageruimte en rechter achterspatbord behoorlijk ontwricht, achterlicht aan gruizels. We denken het onder elkaar te kunnen regelen, maar de politie komt eraan. De Chinees weet niet of het wel zijn schuld is, zegt hij tegen de politie. Hij dacht dat ik aarzelde. Politie is geheel op mijn hand. De mensen liepen al een paar meter op het zebrapad. De politie zegt tegen me dat wegpiraterij moet worden afgestraft.
dinsdag 24 oktober 1972
Schrijven in op tuin 294. Het is schitterend op het volkstuincomplex. Bladerloze bomen vol rode appeltjes en bleke violette bossen herfstasters. Een zacht gepiep trekt erdoor van staartmezen. De kleine grijze wezentjes hangen ergens heel hoog in de mist aan de twijgen. Val 's middags in slaap van de griep. Karma haalt bij de thee een ons bonbons en een ons amandelspeculaas voor me. Dan word ik wel ineens een stuk actiever. Kap de grote, te ver uitstekende tak van de ficus en snoei de palm bij zodat we weer een beetje gemakkelijk door het atelier kunnen rondlopen. Zwabber de vloer en sla de mat uit met de mattenklopper. Maan en vlokken stof.
woensdag 25 oktober 1972
IJle blauwe lucht met roze wolken. Berken bleekgeel. Meidoorns in de schaduw van de flat bruinig rood.153-2015>
maandag 23 oktober 1972
Bij het zebrapad voor de nieuwe rai rijdt een Chinese man in een Mercedes me van achteren aan. Ik stopte voor overstekende voetgangers, en knal. Deksel van bagageruimte en rechter achterspatbord behoorlijk ontwricht, achterlicht aan gruizels. We denken het onder elkaar te kunnen regelen, maar de politie komt eraan. De Chinees weet niet of het wel zijn schuld is, zegt hij tegen de politie. Hij dacht dat ik aarzelde. Politie is geheel op mijn hand. De mensen liepen al een paar meter op het zebrapad. De politie zegt tegen me dat wegpiraterij moet worden afgestraft.
dinsdag 24 oktober 1972
Schrijven in op tuin 294. Het is schitterend op het volkstuincomplex. Bladerloze bomen vol rode appeltjes en bleke violette bossen herfstasters. Een zacht gepiep trekt erdoor van staartmezen. De kleine grijze wezentjes hangen ergens heel hoog in de mist aan de twijgen. Val 's middags in slaap van de griep. Karma haalt bij de thee een ons bonbons en een ons amandelspeculaas voor me. Dan word ik wel ineens een stuk actiever. Kap de grote, te ver uitstekende tak van de ficus en snoei de palm bij zodat we weer een beetje gemakkelijk door het atelier kunnen rondlopen. Zwabber de vloer en sla de mat uit met de mattenklopper. Maan en vlokken stof.
woensdag 25 oktober 1972
IJle blauwe lucht met roze wolken. Berken bleekgeel. Meidoorns in de schaduw van de flat bruinig rood.153-2015>
zondag 22 oktober 2023
Simone de Beauvoir • 23 oktober 1939
• Simone de Beauvoir (1908-1986) was een Franse filosofe en schrijfster. Fragment komt uit haar Oorlogsdagboek september 1939 - januari 1941.
Maandag 23 oktober
Die angst voor de wekker 's morgens is bijna pathologisch; maar alles komt dan ook tegelijk op me af: de oorlog, de scheiding, het gemis. Ik ga naar het C. Sée — en dan weer pogingen voor een vrijgeleide: ik laat me fotograferen bij de Uniprix, we maken de zaak in orde op het politiebureau van het 15de arrondissement, zodat ze mijn spoor niet kunnen terugvinden. Het is mooi zacht weer, ik krijg weer een beetje hoop. Ik neem de metro terug naar Montparnasse: brief van Bost die ik in de 'Versailles' ga beantwoorden. Daarna haal ik Kos. [Kos (Olga Kosakiewicz), an actress who was involved in a thwarted ménage with Simone and Sartre] op en we lunchen in de 'Milk Bar': zij heeft ook een brief van Bost, langer dan de mijne; hij noemt haar 'mijn liefste' en dat geeft me wel een schok; het is onredelijk, hij houdt ook van mij en daar zou ik tevreden mee moeten zijn, ik geef hem tenslotte ook niet alles; maar dat maakt niets uit, het zal altijd een pijnlijke plek blijven. Dat doet me heel vaag denken aan vorig jaar, toen ik voortdurend het risico liep dat één woord van Kos. een felle, soms onterechte, pijn bij mij veroorzaakte, die ik zorgvuldig voor me moest houden totdat ik alleen was. Zoals toen ze me laatst zei: hij krijgt misschien verlof, en ik de hartstocht in me voelde terugstromen. Afgrijzen is nog erger dan die hartstochtelijke toestanden, maar verdriet en zwaarmoedigheid zijn mild vergeleken bij deze spanning, deze weigering, dit hardnekkig volhouden van de hartstocht. Ik ben bang voor dat eerste verlof van Bost, mijn angst is bijna nog groter dan mijn verlangen; dat zou ook zo zijn met Sartre als hij het me niet ongeveer in zijn totaliteit had beloofd — het is dat soort opstandigheid dat zo moeilijk te verdragen is, en dat hele gevecht en die trucs om de nederlagen te ontkennen, om je te beheersen, om niet meer te willen.
[...]166-2015>
Maandag 23 oktober
Die angst voor de wekker 's morgens is bijna pathologisch; maar alles komt dan ook tegelijk op me af: de oorlog, de scheiding, het gemis. Ik ga naar het C. Sée — en dan weer pogingen voor een vrijgeleide: ik laat me fotograferen bij de Uniprix, we maken de zaak in orde op het politiebureau van het 15de arrondissement, zodat ze mijn spoor niet kunnen terugvinden. Het is mooi zacht weer, ik krijg weer een beetje hoop. Ik neem de metro terug naar Montparnasse: brief van Bost die ik in de 'Versailles' ga beantwoorden. Daarna haal ik Kos. [Kos (Olga Kosakiewicz), an actress who was involved in a thwarted ménage with Simone and Sartre] op en we lunchen in de 'Milk Bar': zij heeft ook een brief van Bost, langer dan de mijne; hij noemt haar 'mijn liefste' en dat geeft me wel een schok; het is onredelijk, hij houdt ook van mij en daar zou ik tevreden mee moeten zijn, ik geef hem tenslotte ook niet alles; maar dat maakt niets uit, het zal altijd een pijnlijke plek blijven. Dat doet me heel vaag denken aan vorig jaar, toen ik voortdurend het risico liep dat één woord van Kos. een felle, soms onterechte, pijn bij mij veroorzaakte, die ik zorgvuldig voor me moest houden totdat ik alleen was. Zoals toen ze me laatst zei: hij krijgt misschien verlof, en ik de hartstocht in me voelde terugstromen. Afgrijzen is nog erger dan die hartstochtelijke toestanden, maar verdriet en zwaarmoedigheid zijn mild vergeleken bij deze spanning, deze weigering, dit hardnekkig volhouden van de hartstocht. Ik ben bang voor dat eerste verlof van Bost, mijn angst is bijna nog groter dan mijn verlangen; dat zou ook zo zijn met Sartre als hij het me niet ongeveer in zijn totaliteit had beloofd — het is dat soort opstandigheid dat zo moeilijk te verdragen is, en dat hele gevecht en die trucs om de nederlagen te ontkennen, om je te beheersen, om niet meer te willen.
[...]166-2015>
Andy Warhol • 22 oktober 1979
• Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987.
Monday, October 22, 1979
Priscilla Presley came to the office and we interviewed her. Her boyfriend was with her, Michael Edwards, the model. She admitted she'd never had caviar in all her years with Elvis because he hated fish and would have thrown her out of the house if he saw her eating any. God, what a beauty. I wonder if she had her nose fixed, though. It looked a little wider in the early pictures you see of her.
Monday, October 29, 1979
I have to do a portrait for the Whitney show, so we thought since it's portraits, I should do myself up in drag. It was Fred's idea. I've got to get Gigi in to do my makeup. And Ronnie's all nervous because he has an art show coming up downtown — he constructs cages as art now.
Monday, October 22, 1979
Priscilla Presley came to the office and we interviewed her. Her boyfriend was with her, Michael Edwards, the model. She admitted she'd never had caviar in all her years with Elvis because he hated fish and would have thrown her out of the house if he saw her eating any. God, what a beauty. I wonder if she had her nose fixed, though. It looked a little wider in the early pictures you see of her.
Monday, October 29, 1979
I have to do a portrait for the Whitney show, so we thought since it's portraits, I should do myself up in drag. It was Fred's idea. I've got to get Gigi in to do my makeup. And Ronnie's all nervous because he has an art show coming up downtown — he constructs cages as art now.
Joseph Pearce • 21 oktober 2009
• Joseph Pearce (1951) is een Vlaamse schrijver. Marokkaans dagboek. Foto: Koen Broos.
Woensdag 21 oktober - donderdag 22 oktober
Ik ben aan de beterhand, thank God. Nog geen greintje eetlust, maar de diarree is gestopt en de koorts is verdwenen en ik kan opnieuw mijn pen vasthouden. Gisterochtend normaal ontbeten, maar toen ik met Sigrid, Ilke, Anne en Manu naar de grote moskee stapte, voelde ik al dat er iets broeide. Had ik mij niet met water uit de kraan mogen wassen? Plakten de ziektekiemen op het oor van een theekop? Of heb ik meegemaakt wat iedere toerist wel eens meemaakt? Montezuma's revenge in Mexico, Delhi belly in India, en nu Casablanca collywobbles. Toegegeven, zelfs als ik mij kiplekker had gevoeld, zou ik de moskee ter nagedachtenis van koning Hassan II grotesk hebben gevonden. Een mastodont die zowel uit marmer en bladgoud als uit grootheidswaan en zelfverheerlijking werd opgetrokken. In plaats van een lofzang op God was het eerder een fascistisch statement: kijk hoe onaantastbaar Ik ben en hoe nietig jij bent, armzalige moslimworm. Anne en Manu waren het roerend met mij eens. De gids zei dat iedere Marokkaan met groot plezier zijn steentje had willen bijdragen, niemand had het erg gevonden dat er van hun salaris geld was afgehouden. Ze verkondigde dat met zoveel enthousiasme dat ik aan de officiële waarheid van haar woorden twijfelde. Ik vind het boeiend om met iedereen - schrijvers, muzikanten en begeleiders - in gesprek te gaan en verrassende dingen te vernemen. Het gebeurt spontaan en overal; wanneer we wachten op een taxi, bij het ontbijt of een muntthee in een café, of vóór of na een optreden. Natuurlijk vragen we de Marokkanen het hemd van hun lijf. Normaal, toch?
[lees verder]
Woensdag 21 oktober - donderdag 22 oktober
Ik ben aan de beterhand, thank God. Nog geen greintje eetlust, maar de diarree is gestopt en de koorts is verdwenen en ik kan opnieuw mijn pen vasthouden. Gisterochtend normaal ontbeten, maar toen ik met Sigrid, Ilke, Anne en Manu naar de grote moskee stapte, voelde ik al dat er iets broeide. Had ik mij niet met water uit de kraan mogen wassen? Plakten de ziektekiemen op het oor van een theekop? Of heb ik meegemaakt wat iedere toerist wel eens meemaakt? Montezuma's revenge in Mexico, Delhi belly in India, en nu Casablanca collywobbles. Toegegeven, zelfs als ik mij kiplekker had gevoeld, zou ik de moskee ter nagedachtenis van koning Hassan II grotesk hebben gevonden. Een mastodont die zowel uit marmer en bladgoud als uit grootheidswaan en zelfverheerlijking werd opgetrokken. In plaats van een lofzang op God was het eerder een fascistisch statement: kijk hoe onaantastbaar Ik ben en hoe nietig jij bent, armzalige moslimworm. Anne en Manu waren het roerend met mij eens. De gids zei dat iedere Marokkaan met groot plezier zijn steentje had willen bijdragen, niemand had het erg gevonden dat er van hun salaris geld was afgehouden. Ze verkondigde dat met zoveel enthousiasme dat ik aan de officiële waarheid van haar woorden twijfelde. Ik vind het boeiend om met iedereen - schrijvers, muzikanten en begeleiders - in gesprek te gaan en verrassende dingen te vernemen. Het gebeurt spontaan en overal; wanneer we wachten op een taxi, bij het ontbijt of een muntthee in een café, of vóór of na een optreden. Natuurlijk vragen we de Marokkanen het hemd van hun lijf. Normaal, toch?
[lees verder]
donderdag 19 oktober 2023
An Rutgers van der Loeff-Basenau • 20 oktober 1974
• An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zaterdag [19 oktober]
De griep heeft me te pakken. Ben in bed gekropen. Erger me aan de vlaamse gaaien die nog voortdurend strootjes uit ons dak komen pikken. Of misschien zoeken ze insecten? Ben wakker geworden uit een koortsdroom: de nok van ons dak zat vol zwarte diakonessen. Griezelig. Hoe anders dan de brave werkelijkheid van laatst: 48 a.s. onderwijzeresjes uit Frankfort kwamen in een lange, lange rij over ons natte tuinpaadje, vóór en achter een diakones, zwarte paraplu boven witte gesteven kap. Omdat ik zo'n menigte niet iets kan schenken, liet ik ze elk een appel plukken van onze rijk beladen boom. Onbespoten? Jazeker. En ze zetten er hun tanden in. Binnen hield 'die Frau Rutgers' een hakkelige Duitse conférence en er bleven in elk geval 48 lekkere klokhuizen over voor onze ganzen. Nu, in mijn bed, hoor ik die twee kwaad gakkeren. Ze willen graan. Rolfje gaat het ze geven. Daarna brengt Mick hem naar de trein.
Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.252>
Zaterdag [19 oktober]
De griep heeft me te pakken. Ben in bed gekropen. Erger me aan de vlaamse gaaien die nog voortdurend strootjes uit ons dak komen pikken. Of misschien zoeken ze insecten? Ben wakker geworden uit een koortsdroom: de nok van ons dak zat vol zwarte diakonessen. Griezelig. Hoe anders dan de brave werkelijkheid van laatst: 48 a.s. onderwijzeresjes uit Frankfort kwamen in een lange, lange rij over ons natte tuinpaadje, vóór en achter een diakones, zwarte paraplu boven witte gesteven kap. Omdat ik zo'n menigte niet iets kan schenken, liet ik ze elk een appel plukken van onze rijk beladen boom. Onbespoten? Jazeker. En ze zetten er hun tanden in. Binnen hield 'die Frau Rutgers' een hakkelige Duitse conférence en er bleven in elk geval 48 lekkere klokhuizen over voor onze ganzen. Nu, in mijn bed, hoor ik die twee kwaad gakkeren. Ze willen graan. Rolfje gaat het ze geven. Daarna brengt Mick hem naar de trein.
Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.252>
woensdag 18 oktober 2023
Anja Meulenbelt • 19 oktober 2008
• Anja Meulenbelt (1945) is een Nederlandse schrijfster. Op haar website houdt ze een dagboek bij.
zondag 19 oktober 2008
In Tel Aviv, met Jan en Roos. De avond voordat we gingen telefoon uit Gaza. De taxichauffeurs, die altijd het beste zijn geïnformeerd, zeggen dat Erez dicht is tot woensdagavond, en donderdagochtend gaat ons vliegtuig terug. Te laat om de reis nog af te zeggen, mijn ticket was ik dan al kwijt. En waarom de Israëlische autoriteiten dat niet gezegd hebben, terwijl wij weer alle slopende procedures volgden om toestemming te krijgen om Gaza in te gaan? Nou, daarom. Die vinden het helemaal niet erg dat wij voor niks uit Nederland komen en dan voor een dichte grens staan. Doen ze wel vaker.
Wij maken van de nood een deugd. Als alles goed gaat, inshallah, hebben we straks een gesprek met de hoogste ome van Erez. Die mag ons precies uitleggen wat we doen moeten. Nu weten we ondertussen door schade en schande al dat de toegang naar Gaza in handen is van wel vier verschillende diensten die zich allemaal achter elkaar kunnen verschuilen, je hebt de Shin Beth, de interne veiligheidsdienst, die ons moet ‘clearen’ en daar tegen de afspraken in soms een maand mee bezig is, en Roos, bijvoorbeeld, is nog steeds ‘under procedure’ en zou er dus niet inmogen. Dan is er het leger en dan is er de grenspolitie, en als die onderling ruzie hebben en de grenspolitie staakt, wat we ook al eens hebben meegemaakt, dan kom je er ook niet in. En dan heb je nog de ingehuurde veiligheidsdienst, die in staat is om in de computer te kijken bij de ingang en dan doodleuk te beweren dat je er niet in staat dus dat je maar weer weg moet gaan. Ook als dat niet waar is en je met alle papieren aan moet tonen dat je wel degelijk op tijd je aanvraag hebt gedaan. En dan heb je nog de religieuze autoriteiten, die er invloed op hebben dat op elke joodse beetje feestdag de grenzen voor iedereen dicht gaan, ook als niemand mij uit kan leggen hoe de veiligheid van Israëlische joden in gevaar zou komen wanneer ik Gaza in zou mogen. En dan is er nog de nieuwe regel dat je op vrijdagmiddag en zaterdag niet over de grens kan omdat het dan sabbath is, en dat moeten wij toch begrijpen: je kunt het de soldaten niet aandoen om op hun vrije zondag in zo’n loket te gaan zitten – als ze weer ergens Palestijnen moeten gaan oppakken in een razzia is dat natuurlijk wat anders, net zoals de kolonisten hun vrije heilige dag graag gebruiken voor een porgrommetje tegen Palestijnse boeren. En dan is er een dienst niet: die even op de computer zet op welke dagen de grens helemaal dicht is, ook voor mensen met visa, met vergunningen, die netjes van te voren hebben laten weten wanneer we komen en daar na veel moeite ook nog bevestigd hebben gekregen dat het in orde is.
Jan komt ontbijten. We hebben om elf uur een afspraak met die meneer van Erez. Vanochtend om acht uur zouden we moeten bellen waar dat gesprek plaats gaat vinden. Meneer neemt niet op.
Aan het strand van Tel Aviv is het heel gezellig. Geen Arabier te zien, zonnetje schijnt lekker, niets aan de hand. Leuk land hier.
125-2012>
zondag 19 oktober 2008
In Tel Aviv, met Jan en Roos. De avond voordat we gingen telefoon uit Gaza. De taxichauffeurs, die altijd het beste zijn geïnformeerd, zeggen dat Erez dicht is tot woensdagavond, en donderdagochtend gaat ons vliegtuig terug. Te laat om de reis nog af te zeggen, mijn ticket was ik dan al kwijt. En waarom de Israëlische autoriteiten dat niet gezegd hebben, terwijl wij weer alle slopende procedures volgden om toestemming te krijgen om Gaza in te gaan? Nou, daarom. Die vinden het helemaal niet erg dat wij voor niks uit Nederland komen en dan voor een dichte grens staan. Doen ze wel vaker.
Wij maken van de nood een deugd. Als alles goed gaat, inshallah, hebben we straks een gesprek met de hoogste ome van Erez. Die mag ons precies uitleggen wat we doen moeten. Nu weten we ondertussen door schade en schande al dat de toegang naar Gaza in handen is van wel vier verschillende diensten die zich allemaal achter elkaar kunnen verschuilen, je hebt de Shin Beth, de interne veiligheidsdienst, die ons moet ‘clearen’ en daar tegen de afspraken in soms een maand mee bezig is, en Roos, bijvoorbeeld, is nog steeds ‘under procedure’ en zou er dus niet inmogen. Dan is er het leger en dan is er de grenspolitie, en als die onderling ruzie hebben en de grenspolitie staakt, wat we ook al eens hebben meegemaakt, dan kom je er ook niet in. En dan heb je nog de ingehuurde veiligheidsdienst, die in staat is om in de computer te kijken bij de ingang en dan doodleuk te beweren dat je er niet in staat dus dat je maar weer weg moet gaan. Ook als dat niet waar is en je met alle papieren aan moet tonen dat je wel degelijk op tijd je aanvraag hebt gedaan. En dan heb je nog de religieuze autoriteiten, die er invloed op hebben dat op elke joodse beetje feestdag de grenzen voor iedereen dicht gaan, ook als niemand mij uit kan leggen hoe de veiligheid van Israëlische joden in gevaar zou komen wanneer ik Gaza in zou mogen. En dan is er nog de nieuwe regel dat je op vrijdagmiddag en zaterdag niet over de grens kan omdat het dan sabbath is, en dat moeten wij toch begrijpen: je kunt het de soldaten niet aandoen om op hun vrije zondag in zo’n loket te gaan zitten – als ze weer ergens Palestijnen moeten gaan oppakken in een razzia is dat natuurlijk wat anders, net zoals de kolonisten hun vrije heilige dag graag gebruiken voor een porgrommetje tegen Palestijnse boeren. En dan is er een dienst niet: die even op de computer zet op welke dagen de grens helemaal dicht is, ook voor mensen met visa, met vergunningen, die netjes van te voren hebben laten weten wanneer we komen en daar na veel moeite ook nog bevestigd hebben gekregen dat het in orde is.
Jan komt ontbijten. We hebben om elf uur een afspraak met die meneer van Erez. Vanochtend om acht uur zouden we moeten bellen waar dat gesprek plaats gaat vinden. Meneer neemt niet op.
Aan het strand van Tel Aviv is het heel gezellig. Geen Arabier te zien, zonnetje schijnt lekker, niets aan de hand. Leuk land hier.
125-2012>
dinsdag 17 oktober 2023
Simon Vinkenoog • 18 oktober 1963
• Simon Vinkenoog (1928-2009) was dichter en schrijver. In 1963/'64 hield hij een dagboek bij dat is gepubliceerd als Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte.
vrijdag 18 oktober 1963
De eerste woorden in 'n nieuw huis, na de opening van Constant gisteren geschreven en uitgesproken. Vanaf de intrede swingde het als de pest**, al werd ik om halfacht smorgens uit vier uur alleenslapen - na (op m'n werkkamer boven, na hevige ruzie met Elize, inclusief twee klappen & enige hoge woorden) gewekt door de verhuizers. Drie mannen, wier hulp voor de dag op ƒ90. - komt te staan. Alles wordt vanzelfsprekend, de vrienden die komen binnenlopen om te helpen, en bij ieder die dodelijk vermoeid afgaat, voel ik mij niet in staat in voldoende mate m'n erkentelijkheid voor hun hulp uit te drukken.
Ik dank ze bij name: als eersten smorgens Larry en Karel, daarna Nikolaas en Huub, zelfs Drs. T.B. en Darky, die nu thee-zet nadat hij eerst het boek van John Cage, Silence, dat hij hier ziet liggen, tot geweldig heeft uitgeroepen.
Op de inderhaast aangelegde grammofoon zet Robert Jasper Olé op; bloemen worden binnengebracht. Afzender: Felix en Wilson. Wie zijn zij? Robert J. heeft zijn oude funktie van glazenwasser weer opgenomen, lapte alle ramen en poetst nu de spiegel op, die Leen - te laat om linoleum te leggen - op mijn verzoek naast de deur heeft gehangen. Twee kamers beneden, keuken achter, twee kamers boven, daarboven zolder, waarin één kamer kan worden gemaakt. Etc. Barry brengt foto's op de luidspreker aan, een van de vele kollages waarmee wij leven, en de t.v. is door Dicky in orde gemaakt. Ook hier werkt de kamerantenne.
Iedereen helpt. Vanochtend wekte Nikolaas me met pervetine, ik heb een behangzaak bezocht, in alle kamers heerst vrede, Alexander slaapt de slaap der onschuldigen (rechtvaardigen), ik heb hier een ruimte geschapen die ik niet liet dikteren door binnenhuisarchitectuur, biedermeier, Goed Wonen, Hip-beatpad-zucht, maar waarin - hoop ik - velen zich thuisvoelen. De wonden aan m'n hand zijn over (welke wonden, mei '64?), de gestolen scooter is weer terug, kwam een politieagent melden, en naar Lucia's verdwenen of gestolen fiets kan ik altijd nog in de Bloemgracht dreggen.
**
swingen - in overeenstemming zijn; zonder storingen functioneren.
Drs. B.H.: ‘Tussen links en rechts doorkomen.’
Wat is links, wat is rechts?
‘Links is aan de ene kant, rechts is aan de andere kant. Links stoot je je, rechts stoot je je ook. Ik ben noch links noch rechts. Ik swing. Als je er tussendoor komt, swing je.’
Olivier (‘mijn definitie is zo ontstellend goed, er is geen speld tussen te krijgen’:) (er is maar één taal: de square.) Ook hij zoekt het s.g. van de g.g.d., denk ik en luister mee:
‘Nou, moet je horen. 't Universum is beweging. Dus God is beweging. Beweging is primair ritme. Ieder heeft z'n eigen ritme. Swingen is het ritme van de optimale mens. God swingt als de pest!’
We zijn terug bij de oorsprong van de uitdrukking, zoals die voorkomt in het gedicht van Remco Campert, dat voorin Hoogseizoen staat: ‘de wereld swingt als de pest/en de rest is gemompel van bedelaars.’ [mei 1964]297-2019>
vrijdag 18 oktober 1963
De eerste woorden in 'n nieuw huis, na de opening van Constant gisteren geschreven en uitgesproken. Vanaf de intrede swingde het als de pest**, al werd ik om halfacht smorgens uit vier uur alleenslapen - na (op m'n werkkamer boven, na hevige ruzie met Elize, inclusief twee klappen & enige hoge woorden) gewekt door de verhuizers. Drie mannen, wier hulp voor de dag op ƒ90. - komt te staan. Alles wordt vanzelfsprekend, de vrienden die komen binnenlopen om te helpen, en bij ieder die dodelijk vermoeid afgaat, voel ik mij niet in staat in voldoende mate m'n erkentelijkheid voor hun hulp uit te drukken.
Ik dank ze bij name: als eersten smorgens Larry en Karel, daarna Nikolaas en Huub, zelfs Drs. T.B. en Darky, die nu thee-zet nadat hij eerst het boek van John Cage, Silence, dat hij hier ziet liggen, tot geweldig heeft uitgeroepen.
Op de inderhaast aangelegde grammofoon zet Robert Jasper Olé op; bloemen worden binnengebracht. Afzender: Felix en Wilson. Wie zijn zij? Robert J. heeft zijn oude funktie van glazenwasser weer opgenomen, lapte alle ramen en poetst nu de spiegel op, die Leen - te laat om linoleum te leggen - op mijn verzoek naast de deur heeft gehangen. Twee kamers beneden, keuken achter, twee kamers boven, daarboven zolder, waarin één kamer kan worden gemaakt. Etc. Barry brengt foto's op de luidspreker aan, een van de vele kollages waarmee wij leven, en de t.v. is door Dicky in orde gemaakt. Ook hier werkt de kamerantenne.
Iedereen helpt. Vanochtend wekte Nikolaas me met pervetine, ik heb een behangzaak bezocht, in alle kamers heerst vrede, Alexander slaapt de slaap der onschuldigen (rechtvaardigen), ik heb hier een ruimte geschapen die ik niet liet dikteren door binnenhuisarchitectuur, biedermeier, Goed Wonen, Hip-beatpad-zucht, maar waarin - hoop ik - velen zich thuisvoelen. De wonden aan m'n hand zijn over (welke wonden, mei '64?), de gestolen scooter is weer terug, kwam een politieagent melden, en naar Lucia's verdwenen of gestolen fiets kan ik altijd nog in de Bloemgracht dreggen.
**
swingen - in overeenstemming zijn; zonder storingen functioneren.
Drs. B.H.: ‘Tussen links en rechts doorkomen.’
Wat is links, wat is rechts?
‘Links is aan de ene kant, rechts is aan de andere kant. Links stoot je je, rechts stoot je je ook. Ik ben noch links noch rechts. Ik swing. Als je er tussendoor komt, swing je.’
Olivier (‘mijn definitie is zo ontstellend goed, er is geen speld tussen te krijgen’:) (er is maar één taal: de square.) Ook hij zoekt het s.g. van de g.g.d., denk ik en luister mee:
‘Nou, moet je horen. 't Universum is beweging. Dus God is beweging. Beweging is primair ritme. Ieder heeft z'n eigen ritme. Swingen is het ritme van de optimale mens. God swingt als de pest!’
We zijn terug bij de oorsprong van de uitdrukking, zoals die voorkomt in het gedicht van Remco Campert, dat voorin Hoogseizoen staat: ‘de wereld swingt als de pest/en de rest is gemompel van bedelaars.’ [mei 1964]297-2019>
maandag 16 oktober 2023
Danièle Sallenave • 17 oktober 1991
• Danièle Sallenave (1940) is een Franse schrijfster en journaliste. Gepasseerd station bevat dagboeknotities uit de periode 1990-1991.
New York, 1991
17 oktober
In de metro twee meisjes, middelbare scholieren of studentes: 'Nee, die andere! Hoe heet ze ook alweer?' Haar vriendinnetje: 'Simone de Beauvoir?' 'Ja, die.' Ze lopen verder.
In een etalage beweegt een verkoopster zich op kousenvoeten tussen de glasplaten met handtassen die ze handig herschikt. Toen ik jong was, vond ik dit een erotisch beeld, een uiterst aantrekkelijk type vrouwelijkheid dat te kijk werd gesteld. En in de bus opnieuw het gegons van stemmen, flarden tekst die ik opvang. 'De maan? O ja, heel belangrijk! Zo heb ik bijvoorbeeld...' En: 'Bij ons is zeventien hét getal! Ik ben op mijn zeventiende getrouwd, mijn kind werd op een zeventiende geboren en het was de zeventiende kleindochter van mijn schoonmoeder.' 'Was dat niet Mégane?' 'Nee, mijn dochter is de zeventiende.' 'Leuke naam, Mégane.' 'Ja, vind ik ook, maar er was er al eentje.'
O, voorjaar, jeugd, gebladerte, zonovergoten oevers, waar zijn jullie!
149-2013>
New York, 1991
17 oktober
In de metro twee meisjes, middelbare scholieren of studentes: 'Nee, die andere! Hoe heet ze ook alweer?' Haar vriendinnetje: 'Simone de Beauvoir?' 'Ja, die.' Ze lopen verder.
In een etalage beweegt een verkoopster zich op kousenvoeten tussen de glasplaten met handtassen die ze handig herschikt. Toen ik jong was, vond ik dit een erotisch beeld, een uiterst aantrekkelijk type vrouwelijkheid dat te kijk werd gesteld. En in de bus opnieuw het gegons van stemmen, flarden tekst die ik opvang. 'De maan? O ja, heel belangrijk! Zo heb ik bijvoorbeeld...' En: 'Bij ons is zeventien hét getal! Ik ben op mijn zeventiende getrouwd, mijn kind werd op een zeventiende geboren en het was de zeventiende kleindochter van mijn schoonmoeder.' 'Was dat niet Mégane?' 'Nee, mijn dochter is de zeventiende.' 'Leuke naam, Mégane.' 'Ja, vind ik ook, maar er was er al eentje.'
O, voorjaar, jeugd, gebladerte, zonovergoten oevers, waar zijn jullie!
149-2013>
zondag 15 oktober 2023
Ursula von Kardorff • 16 oktober 1944
• Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlog was ze werkzaam als journaliste bij de Deutsche Allgemeine Zeitung. In haar dagboek beschrijft ze het alledaagse leven van een Berlijner in de oorlogsjaren. Het dagboek is in het Nederlands vertaald (door Tinke Davids) als Gebombardeerd dagboek.
16 oktober 1944
Vanmiddag mevrouw Leber op de redactie. Ik ontdekte haar op de gang en trok haar snel mijn kamer binnen. Ze was net uit de gevangenis ontslagen, wist niets van haar man. Hij was al dood, hadden ze haar bij de Gestapo gezegd. Ik hoorde, nog terwijl ze er was, via graaf Douglas dat het proces tegen Leber nog niet eens is geweest, en dat hij dus nog in leven is. Eén keer dus eens gunstiger nieuws uit mijn mond. Zij wilde meteen een pak wasgoed gaan afgeven, als haar man dan haar handschrift ziet, weet hij dat ze vrij is. De twee kinderen, vijftien en dertien jaar oud, heeft ze ook weer thuis. Een man van de Gestapo in Dessau, die haar eigenlijk naar een concentratiekamp had moeten brengen, heeft haar tegen de orders in achtergehouden. Zijn vrouw had allervriendelijkst voor de kinderen gezorgd. Mevrouw Leber is buitengewoon beheerst. Juist in de gelukkigste huwelijken, in de goede gezinnen, is de 20ste juli* ingeslagen als een bliksemschicht. Rommel is dood. Ze hebben tot een staatsbegrafenis besloten.
* Op 20 juli 1944 had een aanslag op Hitler plaatsgevonden.320-2018>
16 oktober 1944
Vanmiddag mevrouw Leber op de redactie. Ik ontdekte haar op de gang en trok haar snel mijn kamer binnen. Ze was net uit de gevangenis ontslagen, wist niets van haar man. Hij was al dood, hadden ze haar bij de Gestapo gezegd. Ik hoorde, nog terwijl ze er was, via graaf Douglas dat het proces tegen Leber nog niet eens is geweest, en dat hij dus nog in leven is. Eén keer dus eens gunstiger nieuws uit mijn mond. Zij wilde meteen een pak wasgoed gaan afgeven, als haar man dan haar handschrift ziet, weet hij dat ze vrij is. De twee kinderen, vijftien en dertien jaar oud, heeft ze ook weer thuis. Een man van de Gestapo in Dessau, die haar eigenlijk naar een concentratiekamp had moeten brengen, heeft haar tegen de orders in achtergehouden. Zijn vrouw had allervriendelijkst voor de kinderen gezorgd. Mevrouw Leber is buitengewoon beheerst. Juist in de gelukkigste huwelijken, in de goede gezinnen, is de 20ste juli* ingeslagen als een bliksemschicht. Rommel is dood. Ze hebben tot een staatsbegrafenis besloten.
* Op 20 juli 1944 had een aanslag op Hitler plaatsgevonden.320-2018>
Anna Achmatova • 15 oktober 1963
• Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).
15 oktober 1963
Komarovo
Vandaag de eerste sneeuw. Ik heb een stuk van Proloog ('De Stem') geschreven met vier gedichten. Voor Ljoebimova geposeerd. Ik wacht op Lida.
17 oktober
Lida is drie keer geweest (de tweede keer met Volodja Kornilov). Ik heb haar tweemaal een stuk uit Proloog voorgelezen. Het bevalt haar beter dan De kandelaar. Rondom de herfst, die dreigt over te gaan in een klassieke Finse winter.
Het is mij toch gelukt te weten te komen waarom Lida Zeven gedichten niet heeft begrepen, dat wil zeggen waarom ze vond dat ze geen cyclus vormden. Ze dacht dat de 'Schone' een persoon was, en ze kende het Adagio van Vivaldi niet.
21 oktober
...ik heb besloten een opschrift in het Latijn (misschien uit Horatius) toe te voegen dat duidelijk zal maken wat er met de 'Schone' bedoeld wordt... (III-de).
Morgen (23 oktober) verlaat ik het hutje. Dit vertrek komt me voor als verraad. Ik moet steeds denken dat ik hier iets niet heb voltooid, niet tot het einde toe heb doorgedacht. En Zij (de Muze) kan niet zonder mij.
...en de muziek die van mijn ziel heeft gedronken, laat ik ook als het ware zonder drinken achter en zo ervaar ik haar dorst. Alleen de dennenbomen kan het werkelijk niets schelen - binnenkort moeten ze een sterfelijke gezelligheid scheppen.
15 oktober 1963
Komarovo
Vandaag de eerste sneeuw. Ik heb een stuk van Proloog ('De Stem') geschreven met vier gedichten. Voor Ljoebimova geposeerd. Ik wacht op Lida.
17 oktober
Lida is drie keer geweest (de tweede keer met Volodja Kornilov). Ik heb haar tweemaal een stuk uit Proloog voorgelezen. Het bevalt haar beter dan De kandelaar. Rondom de herfst, die dreigt over te gaan in een klassieke Finse winter.
Het is mij toch gelukt te weten te komen waarom Lida Zeven gedichten niet heeft begrepen, dat wil zeggen waarom ze vond dat ze geen cyclus vormden. Ze dacht dat de 'Schone' een persoon was, en ze kende het Adagio van Vivaldi niet.
21 oktober
...ik heb besloten een opschrift in het Latijn (misschien uit Horatius) toe te voegen dat duidelijk zal maken wat er met de 'Schone' bedoeld wordt... (III-de).
Morgen (23 oktober) verlaat ik het hutje. Dit vertrek komt me voor als verraad. Ik moet steeds denken dat ik hier iets niet heb voltooid, niet tot het einde toe heb doorgedacht. En Zij (de Muze) kan niet zonder mij.
...en de muziek die van mijn ziel heeft gedronken, laat ik ook als het ware zonder drinken achter en zo ervaar ik haar dorst. Alleen de dennenbomen kan het werkelijk niets schelen - binnenkort moeten ze een sterfelijke gezelligheid scheppen.
Ze groeten mij niet - zijn niet blij,
En de hele winter stonden ze hier.
172-2014>
Astrid Lindgren • 14 oktober 1939
• Astrid Lindgren (1907-2002) was een Zweedse kinderboekenauteur. In 2015 is haar oorlogsdagboek gepubliceerd (Nederlandse vertaling door Janny Middelbeek-Oortgiesen).
14 oktober Nu is de knokpartij serieus begonnen en nu gaat het om ons, weliswaar Finland in eerste instantie, maar daarvandaan is het geen grote stap. Nadat de ministers van Buitenlandse Zaken van de Baltische staten in Moskou waren ‘uitgenodigd’, is het nu de beurt aan Finland, waarvan de minister, Paasikivi, al een paar dagen bij Stalin is; dagen waarin Finland, wij en de hele wereld in spanning zitten. Een groot deel van de bevolking van Helsinki is geëvacueerd en het land bereidt zich voor op een oorlog, maar men hoopt vurig dat die te vermijden is. De solidariteit tussen de Noordse landen is groter dan ooit. Koning Gustaf heeft alle staatshoofden van Scandinavië volgende week voor een conferentie in Stockholm uitgenodigd. Op dit ogenblik verlaat Finland zich op Zweden. We verwachten hier binnenkort een algehele mobilisatie. Lars is van school thuisgekomen met een paklijst voor een eventuele evacuatie en vandaag zijn mevrouw Stäckig en ik bij [warenhuis] PUB geweest om rugzakken en ondergoed voor onze jongens te kopen.
Een Engels slagschip, de Royal Oak, is tot zinken gebracht. Er was 1000 man aan boord; ik weet niet hoeveel er gered konden worden
14 oktober Nu is de knokpartij serieus begonnen en nu gaat het om ons, weliswaar Finland in eerste instantie, maar daarvandaan is het geen grote stap. Nadat de ministers van Buitenlandse Zaken van de Baltische staten in Moskou waren ‘uitgenodigd’, is het nu de beurt aan Finland, waarvan de minister, Paasikivi, al een paar dagen bij Stalin is; dagen waarin Finland, wij en de hele wereld in spanning zitten. Een groot deel van de bevolking van Helsinki is geëvacueerd en het land bereidt zich voor op een oorlog, maar men hoopt vurig dat die te vermijden is. De solidariteit tussen de Noordse landen is groter dan ooit. Koning Gustaf heeft alle staatshoofden van Scandinavië volgende week voor een conferentie in Stockholm uitgenodigd. Op dit ogenblik verlaat Finland zich op Zweden. We verwachten hier binnenkort een algehele mobilisatie. Lars is van school thuisgekomen met een paklijst voor een eventuele evacuatie en vandaag zijn mevrouw Stäckig en ik bij [warenhuis] PUB geweest om rugzakken en ondergoed voor onze jongens te kopen.
Een Engels slagschip, de Royal Oak, is tot zinken gebracht. Er was 1000 man aan boord; ik weet niet hoeveel er gered konden worden
donderdag 12 oktober 2023
Gerrit de Veer • 13 oktober 1596
• Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Zijn reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598). Het verslag is in hedendaags Nederlands hertaald door Vibeke Roeper en Diederick Wildeman, en gepubliceerd als Nova Zembla. Het ware verhaal.
11 oktober
De wind was zuid en het was stil en minder koud. We brachten onze wijn en andere voorraden aan land. Toen we daarmee bezig waren kwam er een beer naar ons toe. We hadden hem wel zien liggen, maar hadden hem eerst voor een ijsschots aangezien. Waarschijnlijk hebben we hem met ons geschreeuw gewekt. We schoten op hem, maar hij liep weg en wij gingen weer aan het werk.
12 oktober
De wind was eerst noord en later west. Met acht man gingen we naar het huis en sliepen er die nacht voor het eerst. Het was vreselijk koud want we hadden nog geen slaapplaatsen getimmerd en er waren bijna geen dekens. We konden het vuur ook niet de hele nacht laten branden want de schoorsteen was nog niet klaar en we stikten bijna van de rook in huis.
13 oktober
De wind was noord en n.w. We gingen met ons drieën naar het schip om een slee vol bier te halen. Het begon steeds harder te waaien en toen we naar het huis terugliepen stormde het plotseling zo hard dat we gedwongen waren naar het schip terug te keren en de slee te laten staan. Binnen in het schip was het ook heel koud.
14 oktober
Het vat dat 's nachts buiten had gestaan was kapotgevroren, maar het bier dat eruit lekte, was meteen bevroren. We namen het vat mee naar het huis en schepten het bier dat niet bevroren was eruit. Het leek wel alsof alle kracht van het bier in dat kleine beetje vloeibare bier zat; het was veel te sterk om te drinken. We ontdooiden het bevroren bier, maar dat smaakte naar water, en toen we het mengden met het sterke bier werd het helemaal krachteloos en smakeloos.
Originele tekst:
Den 11. October wasset stille, ende de wint was z. ende warmachtich weder. Doen brachten wy onse wijn aent landt, ende ander victualie. Ende als wy doende waren om die wynen uytet schip te hysen, soo isser een Beyr die daer achter een schots ys lach, (als oft hy deur ons roepen wacker gheworden was) naet schip toe ghecomen, wy hadden hem wel sien legghen, maer meenden dattet een schots ys was die daer lach. Als hy nu tot ons aen quam, schoten wy nae hem, maer hy liep wech, ende wy ghinghen met ons werck voort.
Den 12. October was de windt n. ende altemet wel soo w. ende doen begaven wy ons met de helft vant volck int huijs, ende sliepen doen de eerstemael daer in, maer leden doen groote coude deur datter noch gheen koyen ghemaeckt waren, ende niet te veel decksels hadden, ende conden gheen vier houden vermidts de schoorsteen noch niet ghemaeckt was, daer deurt seer bitter roockte.
Den 13. October was de windt n. ende n.w. ende beginde wederom seer hardt te wayen, ende wy gingen met ons drien naet schip, ende laden een slede met bier, maer als wy die gheladen hadden, meenende daer mede naet huys te gaen slepen, soo ontstacker soo onversiens een gheweldighen windt, onweer ende coude, dat wy ons wederom int schip mosten begheven, vermidts dat wyt buyten niet harden mochten, ende conden oock het bier niet wederom int schip cryghen, maer mostent buyten op de slede laen legghen. Int schip leden wy seer groote coude, om dat wy daer mede weynich decksel hadden.
Den 14.October als wy uytet schip quamen, so vonden wy de tonne biers die buyten op de slede was blyven staen, (zijnde een iopen vat) aenden bodem stucken ghevroren, maer deur de groote coude, vroort bier datter uyt liep, soo vast aenden bodem dicht toe, al oft met eenich vasthoudende lijm beclijmt hadde gheweest. Ende wy sleepten de voornoemde slede mettet bier naet huys toe, ende settede de tonne op zijn bodem, ende dronckense eerst leech, maer mostent bier eerst smelten, want daer was naulijcks eenich onbevroren bier int vat, dan inde selvighe vochticheyt was de cracht vant gantsche bier, alsoo dattet veel te sterck was te drincken, ende tghene dat bevroren was dat smaeckte als water, daer over alst ghesmolten was, soo menghden wyt onder malcanderen ende dronckent alsoo, maer twas gantsch crachteloos ende smaeckeloos.363-2019>
11 oktober
De wind was zuid en het was stil en minder koud. We brachten onze wijn en andere voorraden aan land. Toen we daarmee bezig waren kwam er een beer naar ons toe. We hadden hem wel zien liggen, maar hadden hem eerst voor een ijsschots aangezien. Waarschijnlijk hebben we hem met ons geschreeuw gewekt. We schoten op hem, maar hij liep weg en wij gingen weer aan het werk.
12 oktober
De wind was eerst noord en later west. Met acht man gingen we naar het huis en sliepen er die nacht voor het eerst. Het was vreselijk koud want we hadden nog geen slaapplaatsen getimmerd en er waren bijna geen dekens. We konden het vuur ook niet de hele nacht laten branden want de schoorsteen was nog niet klaar en we stikten bijna van de rook in huis.
13 oktober
De wind was noord en n.w. We gingen met ons drieën naar het schip om een slee vol bier te halen. Het begon steeds harder te waaien en toen we naar het huis terugliepen stormde het plotseling zo hard dat we gedwongen waren naar het schip terug te keren en de slee te laten staan. Binnen in het schip was het ook heel koud.
14 oktober
Het vat dat 's nachts buiten had gestaan was kapotgevroren, maar het bier dat eruit lekte, was meteen bevroren. We namen het vat mee naar het huis en schepten het bier dat niet bevroren was eruit. Het leek wel alsof alle kracht van het bier in dat kleine beetje vloeibare bier zat; het was veel te sterk om te drinken. We ontdooiden het bevroren bier, maar dat smaakte naar water, en toen we het mengden met het sterke bier werd het helemaal krachteloos en smakeloos.
Originele tekst:
Den 11. October wasset stille, ende de wint was z. ende warmachtich weder. Doen brachten wy onse wijn aent landt, ende ander victualie. Ende als wy doende waren om die wynen uytet schip te hysen, soo isser een Beyr die daer achter een schots ys lach, (als oft hy deur ons roepen wacker gheworden was) naet schip toe ghecomen, wy hadden hem wel sien legghen, maer meenden dattet een schots ys was die daer lach. Als hy nu tot ons aen quam, schoten wy nae hem, maer hy liep wech, ende wy ghinghen met ons werck voort.
Den 12. October was de windt n. ende altemet wel soo w. ende doen begaven wy ons met de helft vant volck int huijs, ende sliepen doen de eerstemael daer in, maer leden doen groote coude deur datter noch gheen koyen ghemaeckt waren, ende niet te veel decksels hadden, ende conden gheen vier houden vermidts de schoorsteen noch niet ghemaeckt was, daer deurt seer bitter roockte.
Den 13. October was de windt n. ende n.w. ende beginde wederom seer hardt te wayen, ende wy gingen met ons drien naet schip, ende laden een slede met bier, maer als wy die gheladen hadden, meenende daer mede naet huys te gaen slepen, soo ontstacker soo onversiens een gheweldighen windt, onweer ende coude, dat wy ons wederom int schip mosten begheven, vermidts dat wyt buyten niet harden mochten, ende conden oock het bier niet wederom int schip cryghen, maer mostent buyten op de slede laen legghen. Int schip leden wy seer groote coude, om dat wy daer mede weynich decksel hadden.
Den 14.October als wy uytet schip quamen, so vonden wy de tonne biers die buyten op de slede was blyven staen, (zijnde een iopen vat) aenden bodem stucken ghevroren, maer deur de groote coude, vroort bier datter uyt liep, soo vast aenden bodem dicht toe, al oft met eenich vasthoudende lijm beclijmt hadde gheweest. Ende wy sleepten de voornoemde slede mettet bier naet huys toe, ende settede de tonne op zijn bodem, ende dronckense eerst leech, maer mostent bier eerst smelten, want daer was naulijcks eenich onbevroren bier int vat, dan inde selvighe vochticheyt was de cracht vant gantsche bier, alsoo dattet veel te sterck was te drincken, ende tghene dat bevroren was dat smaeckte als water, daer over alst ghesmolten was, soo menghden wyt onder malcanderen ende dronckent alsoo, maer twas gantsch crachteloos ende smaeckeloos.363-2019>
woensdag 11 oktober 2023
Julien Green • 12 oktober 1937
• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1926-1945.
12 oktober - Nog meer appartementen bezichtigd... 's Nachts lig ik te woelen in bed terwijl ik al die lege kamers meubileer. Sinds een maand draag ik in gedachten mijn bed, mijn ladenkast en mijn bureau van de rue des Saint-Pères naar de rue Saint-Dominique, of van de boulevard Saint-Germain naar het Luxembourg. Ik heb verhuizersnachtmerries.
23 oktober - Gesprek met Grasset, die ik in jaren niet had gezien. Ik vond het vervelend dat er zoveel mensen om ons heen zaten; ik voel me altijd zo overbluft in een salon, en zo zichtbaar niet op mijn gemak, dat ik degene die met mij zit te praten uiteindelijk het gevoel geef dat hij me verveelt. Om toch maar iets te zeggen, praatte ik met Grasset over het Journal van Delacroix. Ik zei, zonder overtuigd te zijn van wat ik beweerde, dat Delacroix vanaf het moment dat hij wist dat hij door het publiek zou worden gelezen, voor het publiek ging schrijven, en dat dat te merken was; maar het zou me heel wat moeite hebben gekost dat te bewijzen. (Om te beginnen heb ik zijn Journal niet eens helemaal gelezen.) Dat soort dingen, die je maar half meent, zeg je in salons. Grasset vroeg me of ik een dagboek hield, en toen ik daar bevestigend op antwoordde drong hij erop aan dat ik het zou publiceren ...
Later heb ik er lang over gepiekerd of je tijdens je leven bepaalde dingen wel kunt laten drukken, duizenden onbekenden in vertrouwen nemen. Maar waarom ook eigenlijk niet? Het twijfelachtige produkt dat literaire kiesheid heet, bevat een flinke dosis ijdelheid. Kort en goed, ik ben geneigd het avontuur te wagen, al was het alleen maar om iets te doen wat ik nog nooit heb gedaan.111-2014>
12 oktober - Nog meer appartementen bezichtigd... 's Nachts lig ik te woelen in bed terwijl ik al die lege kamers meubileer. Sinds een maand draag ik in gedachten mijn bed, mijn ladenkast en mijn bureau van de rue des Saint-Pères naar de rue Saint-Dominique, of van de boulevard Saint-Germain naar het Luxembourg. Ik heb verhuizersnachtmerries.
23 oktober - Gesprek met Grasset, die ik in jaren niet had gezien. Ik vond het vervelend dat er zoveel mensen om ons heen zaten; ik voel me altijd zo overbluft in een salon, en zo zichtbaar niet op mijn gemak, dat ik degene die met mij zit te praten uiteindelijk het gevoel geef dat hij me verveelt. Om toch maar iets te zeggen, praatte ik met Grasset over het Journal van Delacroix. Ik zei, zonder overtuigd te zijn van wat ik beweerde, dat Delacroix vanaf het moment dat hij wist dat hij door het publiek zou worden gelezen, voor het publiek ging schrijven, en dat dat te merken was; maar het zou me heel wat moeite hebben gekost dat te bewijzen. (Om te beginnen heb ik zijn Journal niet eens helemaal gelezen.) Dat soort dingen, die je maar half meent, zeg je in salons. Grasset vroeg me of ik een dagboek hield, en toen ik daar bevestigend op antwoordde drong hij erop aan dat ik het zou publiceren ...
Later heb ik er lang over gepiekerd of je tijdens je leven bepaalde dingen wel kunt laten drukken, duizenden onbekenden in vertrouwen nemen. Maar waarom ook eigenlijk niet? Het twijfelachtige produkt dat literaire kiesheid heet, bevat een flinke dosis ijdelheid. Kort en goed, ik ben geneigd het avontuur te wagen, al was het alleen maar om iets te doen wat ik nog nooit heb gedaan.111-2014>
dinsdag 10 oktober 2023
Søren Kierkegaard • 11 oktober 1854
• Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.
11 oktober 1854
De punt — de massa; het intensieve — het extensieve
Een metafoor. Het centrum is een punt, de schietschijf een groot lichaam; toch is raak schieten alleen raak schieten als het centrum geraakt wordt; alleen de schietschijf raken is niet-raken: op die manier leeft slechts het intensieve, het zijn van het extensieve is feitelijk geen zijn. Het extensieve is een onecht zijn; zijn zijn bestaat er slechts uit het intensieve te verteren. Alleen het intensieve heeft 'zijn' in zich, het extensieve leeft van dit 'zijn', doordat het het intensieve verorbert of doordat het zijn bloed opzuigt (als de schaduwen in de onderwereld de levenden). Zoals schrijven in het zand of in het water geen sporen nalaat, zo verdwijnt ook al het existerende dat geen geest wordt zonder enig spoor na te laten.
Zonder datum
Onsterfelijkheid
Eens was onsterfelijkheid het hoogste doel, iets waarvoor de mensen zich de grootst mogelijke inspanning getroostten; de hele karaktervorming van de mens in dit leven stond in dit teken. Als vandaag de dag een man en een vrouw elkaar tegen het lijf lopen resulteert dit meteen in een onsterfelijk wezen en met een spatje water op het hoofd - in een christen, mét het vooruitzicht op eeuwige zaligheid.
Maar is dit niet een al te goedkope manier om onsterfelijke werken voort te brengen? In de christelijke wereld is het christendom, dat geest is, veranderd in bruut geweld en beestachtigheid.
Dit is de gang van zaken; niemand wordt wantrouwig, iedereen schijnt het prachtig te vinden.185-2016>
11 oktober 1854
De punt — de massa; het intensieve — het extensieve
Een metafoor. Het centrum is een punt, de schietschijf een groot lichaam; toch is raak schieten alleen raak schieten als het centrum geraakt wordt; alleen de schietschijf raken is niet-raken: op die manier leeft slechts het intensieve, het zijn van het extensieve is feitelijk geen zijn. Het extensieve is een onecht zijn; zijn zijn bestaat er slechts uit het intensieve te verteren. Alleen het intensieve heeft 'zijn' in zich, het extensieve leeft van dit 'zijn', doordat het het intensieve verorbert of doordat het zijn bloed opzuigt (als de schaduwen in de onderwereld de levenden). Zoals schrijven in het zand of in het water geen sporen nalaat, zo verdwijnt ook al het existerende dat geen geest wordt zonder enig spoor na te laten.
Zonder datum
Onsterfelijkheid
Eens was onsterfelijkheid het hoogste doel, iets waarvoor de mensen zich de grootst mogelijke inspanning getroostten; de hele karaktervorming van de mens in dit leven stond in dit teken. Als vandaag de dag een man en een vrouw elkaar tegen het lijf lopen resulteert dit meteen in een onsterfelijk wezen en met een spatje water op het hoofd - in een christen, mét het vooruitzicht op eeuwige zaligheid.
Maar is dit niet een al te goedkope manier om onsterfelijke werken voort te brengen? In de christelijke wereld is het christendom, dat geest is, veranderd in bruut geweld en beestachtigheid.
Dit is de gang van zaken; niemand wordt wantrouwig, iedereen schijnt het prachtig te vinden.185-2016>
maandag 9 oktober 2023
Jacob David Mees • 10 oktober 1874
• Jacob David Mees (1852-1875) was een bankierszoon en rechtenstudent. Hij hield van 1872-1874 een dagboek bij.
10 october
Ik heb mij tot taak gesteld iedere week 10 pagina's te schrijven. Nu is het zaterdagavond en moet ik nog 10 bladzijden vullen hoewel ik niets te zeggen heb.
Wij schrijven 10 October en genoten vandaag een prachtig najaarsweer. Ik wandelde met Van Haaften naar het Holland Spoor, en na in het Zuid-Hollandsch een broodje gegeten [te] hebben, wandelde ik ook weder naar de Javastraat. Hoe lang zal het uitgaan voor mij nog duren? Op het ogenblik voel ik mij krachtig, genoeg om de zaak met vertrouwen tegemoet te gaan, maar ongelukkig weet ik dat een pleuris in een week mij meer krachten ontneemt dan ik in 3 maanden terug kan krijgen. Uit het stilzwijgen der doktoren kan ik met zekerheid opmaken dat mijn long in zeer slechte toestand is. Groote waarschijnlijkheid is er dus dat het mis gaat. Maar toch richt ik mijn leven in zonder me om die groote waarschijnlijkheid te betreuren en ik kan in gemoede verklaren dat ik tegenwoordig mij volstrekt niet ongelukkiger voel dan vroeger toen ik nog niet wist dat mijn levenskans zoo slecht stond. Ik lijk op iemand die een lot heeft in de staatsloterij en nu leeft in verwachting van de 100.000.
[Jacob David Mees overleed vier maanden later aan tbc]
141-2013>
Ik heb mij tot taak gesteld iedere week 10 pagina's te schrijven. Nu is het zaterdagavond en moet ik nog 10 bladzijden vullen hoewel ik niets te zeggen heb.
Wij schrijven 10 October en genoten vandaag een prachtig najaarsweer. Ik wandelde met Van Haaften naar het Holland Spoor, en na in het Zuid-Hollandsch een broodje gegeten [te] hebben, wandelde ik ook weder naar de Javastraat. Hoe lang zal het uitgaan voor mij nog duren? Op het ogenblik voel ik mij krachtig, genoeg om de zaak met vertrouwen tegemoet te gaan, maar ongelukkig weet ik dat een pleuris in een week mij meer krachten ontneemt dan ik in 3 maanden terug kan krijgen. Uit het stilzwijgen der doktoren kan ik met zekerheid opmaken dat mijn long in zeer slechte toestand is. Groote waarschijnlijkheid is er dus dat het mis gaat. Maar toch richt ik mijn leven in zonder me om die groote waarschijnlijkheid te betreuren en ik kan in gemoede verklaren dat ik tegenwoordig mij volstrekt niet ongelukkiger voel dan vroeger toen ik nog niet wist dat mijn levenskans zoo slecht stond. Ik lijk op iemand die een lot heeft in de staatsloterij en nu leeft in verwachting van de 100.000.
[Jacob David Mees overleed vier maanden later aan tbc]
zondag 8 oktober 2023
Barber van der Pol • 9 oktober 1997
• Barber van der Pol (1944) is schrijver en vertaler. In Lust en gratie stonden dagboekfragmenten van haar, onder de titel 'Leve de deadline'.
Donderdag 9 oktober
Vannacht om vijf uur wakker. Waarom? Gelukkig zijn de slaappillen op. Eén strip in een half jaar vind ik genoeg als er eigenlijk geen reden is om ze te gebruiken. Na het ongeluk in Spanje, eind juli, taalde ik er niet eens naar, en dan nu wakker liggen uit opwinding over wat komen gaat?
's Middags naar het afscheidscollege van professor Havekate, zo'n petieterig betoog dat het hilarisch wordt wanneer je bedenkt op wat voor chaos het is bevochten. Hij weet het en hij speelde ermee; hij is niet alleen droog maar ook droogkomisch.
Nadien borrel. Kennisgemaakt met Harm de Boer, die vertelt dat hij college over Don Quichot gaat geven. Hij heeft, zegt hij, samen met collega's mijn vertaling aan de wegbezuinigde Havekate gegeven. Geprobeerd Francisco Lasarte te mijden en daarna geprobeerd ruzie met hem te maken omdat ik denk dat hij mijn dierbare Maarten Steenmeijer een poets heeft gebakken, maar hij ontkent, legt uit, zoekt vriendschap. Hij biedt aan me over twee weken te helpen met het leiden van een forum waar ik tegenop zie. Sommige hispanisten koppiger gemeden vanwege de slechte herinnering die ze als docent blijvend hebben achtergelaten.
Half vijf. Buiten waait het nog steeds hard, maar het is één en al zon op de grachten. Ik heb een paar minuten over en koop in een tweedehandswinkel een rode maillot en perfecte bruine laarsjes. Dan op naar Singel 262, naar de afspraak met Anthony Mertens. Nu het erop aankomt, word ik lacherig, maar de zenuwen zakken als Anthony meteen roept: ‘Voor jou heb ik wel heel goed nieuws.’ Hij drukt mijn manuscript aan het hart met loftuitingen waarvan me bijblijft dat hij verrukt is van de lichte toon. Hij heeft met succes fragmenten voorgelezen aan anderen in het gebouw; enzovoort. Ik vraag verguld wat hij de mooiste hoofdstukken vindt, waarop hij opnieuw losbarst.
‘Weet je,’ zeg ik, als ik vertrek, ‘ik kan al twee weken, sinds jij het manuscript hebt, mijn draai niet vinden. Ik denk dat ik dit moest weten voor ik me tot iets anders kon zetten.’ Hij kijkt me vriendelijk aan. ‘Logisch,’ zegt hij dan, in zijn oneindige wijsheid.
We maken een nieuwe afspraak voor na de Buchmesse. Ik koop door het dolle champagne, een fluwelen dasje, mimosa. Thuis bericht van de anwb dat de restwaarde van mijn Visa-tje nihil was; ook ligt eindelijk de nieuwe Hard gras met twee gedichten van mij op de mat. Ik kijk, nieuwsgierig. In de verantwoording typeert de redactie mij als een anarchist met een poëtische ader en ‘altijd in verzet tegen tafelschikkingen’. Dat is leuk. Op het antwoordapparaat het verzoek van de NRC om een bespreking te maken van een boek waarvan ik al had bedacht dat ik dat wilde doen.
Dochter Johanna speelt piano. Ze is wel genegen champagne met mij te drinken, maar dan bij het eten. Alles valt op z'n plaats. Het leven gaat door. Daarop heffen wij het glas.
Vrijdag 10 oktober
Aan het werk.
Vannacht om vijf uur wakker. Waarom? Gelukkig zijn de slaappillen op. Eén strip in een half jaar vind ik genoeg als er eigenlijk geen reden is om ze te gebruiken. Na het ongeluk in Spanje, eind juli, taalde ik er niet eens naar, en dan nu wakker liggen uit opwinding over wat komen gaat?
's Middags naar het afscheidscollege van professor Havekate, zo'n petieterig betoog dat het hilarisch wordt wanneer je bedenkt op wat voor chaos het is bevochten. Hij weet het en hij speelde ermee; hij is niet alleen droog maar ook droogkomisch.
Nadien borrel. Kennisgemaakt met Harm de Boer, die vertelt dat hij college over Don Quichot gaat geven. Hij heeft, zegt hij, samen met collega's mijn vertaling aan de wegbezuinigde Havekate gegeven. Geprobeerd Francisco Lasarte te mijden en daarna geprobeerd ruzie met hem te maken omdat ik denk dat hij mijn dierbare Maarten Steenmeijer een poets heeft gebakken, maar hij ontkent, legt uit, zoekt vriendschap. Hij biedt aan me over twee weken te helpen met het leiden van een forum waar ik tegenop zie. Sommige hispanisten koppiger gemeden vanwege de slechte herinnering die ze als docent blijvend hebben achtergelaten.
Half vijf. Buiten waait het nog steeds hard, maar het is één en al zon op de grachten. Ik heb een paar minuten over en koop in een tweedehandswinkel een rode maillot en perfecte bruine laarsjes. Dan op naar Singel 262, naar de afspraak met Anthony Mertens. Nu het erop aankomt, word ik lacherig, maar de zenuwen zakken als Anthony meteen roept: ‘Voor jou heb ik wel heel goed nieuws.’ Hij drukt mijn manuscript aan het hart met loftuitingen waarvan me bijblijft dat hij verrukt is van de lichte toon. Hij heeft met succes fragmenten voorgelezen aan anderen in het gebouw; enzovoort. Ik vraag verguld wat hij de mooiste hoofdstukken vindt, waarop hij opnieuw losbarst.
‘Weet je,’ zeg ik, als ik vertrek, ‘ik kan al twee weken, sinds jij het manuscript hebt, mijn draai niet vinden. Ik denk dat ik dit moest weten voor ik me tot iets anders kon zetten.’ Hij kijkt me vriendelijk aan. ‘Logisch,’ zegt hij dan, in zijn oneindige wijsheid.
We maken een nieuwe afspraak voor na de Buchmesse. Ik koop door het dolle champagne, een fluwelen dasje, mimosa. Thuis bericht van de anwb dat de restwaarde van mijn Visa-tje nihil was; ook ligt eindelijk de nieuwe Hard gras met twee gedichten van mij op de mat. Ik kijk, nieuwsgierig. In de verantwoording typeert de redactie mij als een anarchist met een poëtische ader en ‘altijd in verzet tegen tafelschikkingen’. Dat is leuk. Op het antwoordapparaat het verzoek van de NRC om een bespreking te maken van een boek waarvan ik al had bedacht dat ik dat wilde doen.
Dochter Johanna speelt piano. Ze is wel genegen champagne met mij te drinken, maar dan bij het eten. Alles valt op z'n plaats. Het leven gaat door. Daarop heffen wij het glas.
Vrijdag 10 oktober
Aan het werk.
Willem Oltmans • 8 oktober 1971
• Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven onder de titel Memoires.
Brussel - 8 oktober 1971
Het dagblad Trouw meldde dat Luns [toen net secretaris-generaal van de NAVO geworden] na een maand op het navo-hoofdkwartier te hebben gezeten de pers in Brussel reeds duidelijk had doen voelen, dat hij veel humor bezat en een schrille tegenstelling vormde met zijn vormelijke voorganger, de Italiaanse diplomaat Brossio. ‘Aan Luns moeten de journalisten nog wennen, omdat later pas blijkt, dat alles wat hij heeft gezegd niet zo belangrijk is,’ aldus het Amerikaanse persbureau United Press International.
Op een vraag van een journalist of het wel verstandig was onderhandelingen met het Warschau-pact te openen, antwoordde Luns: ‘U praat over de navo-landen alsof zij een groepje maagden zijn, die zich aanbieden om aangerand te worden. En u weet dat als u tegenwoordig nog een maagd wilt vinden, u moet zoeken onder de meisjes, die nog geen 14 jaar zijn.’
Brussel - 8 oktober 1971
Het dagblad Trouw meldde dat Luns [toen net secretaris-generaal van de NAVO geworden] na een maand op het navo-hoofdkwartier te hebben gezeten de pers in Brussel reeds duidelijk had doen voelen, dat hij veel humor bezat en een schrille tegenstelling vormde met zijn vormelijke voorganger, de Italiaanse diplomaat Brossio. ‘Aan Luns moeten de journalisten nog wennen, omdat later pas blijkt, dat alles wat hij heeft gezegd niet zo belangrijk is,’ aldus het Amerikaanse persbureau United Press International.
Op een vraag van een journalist of het wel verstandig was onderhandelingen met het Warschau-pact te openen, antwoordde Luns: ‘U praat over de navo-landen alsof zij een groepje maagden zijn, die zich aanbieden om aangerand te worden. En u weet dat als u tegenwoordig nog een maagd wilt vinden, u moet zoeken onder de meisjes, die nog geen 14 jaar zijn.’
Pierre Teilhard de Chardin • 7 oktober 1948
• Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) was een Franse paleontoloog en theoloog (en priester). Uit: Reisbrieven 1923-1955.
Borgo San Spirito, Rome, 7 oktober 1948
Ik stuur je deze brief om je mijn adres te geven (zie boven) en te zeggen dat ik goed ben aangekomen na een heerlijke reis zonder verwikkelingen. Wakker geworden in Brig (niet eerder!...), daarentegen een schitterende tocht door het dal naar het Lago Maggiore; na Florence viel echter de nacht, zodat er een leemte is in mijn eerste Italiaanse ervaringen. Op het perron in Rome werd ik om middernacht door een vriend opgewacht, wat de zaak aanzienlijk vereenvoudigde. Nu ben ik dan gehuisvest in het generalaat zelf (maar in een afzonderlijke vleugel, gereserveerd voor schrijvers): nieuwe gebouwen, - met een lift en tuinen die tegen de hellingen hangen, - op vijfhonderd meter afstand van het plein van de Sint Pieter (ik hoef alleen maar de gang over te steken om de oude ivoorkleurige koepel te zien, die je welbekend zal zijn). De ontvangst was heel vriendelijk.
Ik ben met een paar vrienden hier en daar een beetje rond gaan kijken. Eergisteren de Sint Pieter en de tuinen van het Vaticaan; gisteren een bijeenkomst (de maandelijkse thee) van Franse priesters en kloosterlingen in Saint-Louis-des-Francais (een paar merkwaardige of boeiende gezichten gezien); morgen de eerste bijeenkomst van Franse ingezetenen bij de ambassadeur d'Ormesson. (...) Rome heeft mij geen enkele esthetische schok gegeven (en zal mij die ook niet geven, dat weet ik), ik voel mij merkwaardig immuun ten aanzien van het verleden, maar ik houd van een Zuidelijk klimaat. En verder word ik mij, zoals ik zo-even aan d'Ouince schreef, geloof ik bewust van de betekenis van dit uitzonderlijke geestelijke brandpunt, dat door tweeduizend jaar geschiedenis op deze plaats in het leven is geroepen: hier bevindt zich op het ogenblik de pool van het christendom op aarde; dit is wel het punt, zou ik willen zeggen, waar de opstijgende as van de hominisatie doorheen gaat.
Borgo San Spirito, Rome, 7 oktober 1948
Ik stuur je deze brief om je mijn adres te geven (zie boven) en te zeggen dat ik goed ben aangekomen na een heerlijke reis zonder verwikkelingen. Wakker geworden in Brig (niet eerder!...), daarentegen een schitterende tocht door het dal naar het Lago Maggiore; na Florence viel echter de nacht, zodat er een leemte is in mijn eerste Italiaanse ervaringen. Op het perron in Rome werd ik om middernacht door een vriend opgewacht, wat de zaak aanzienlijk vereenvoudigde. Nu ben ik dan gehuisvest in het generalaat zelf (maar in een afzonderlijke vleugel, gereserveerd voor schrijvers): nieuwe gebouwen, - met een lift en tuinen die tegen de hellingen hangen, - op vijfhonderd meter afstand van het plein van de Sint Pieter (ik hoef alleen maar de gang over te steken om de oude ivoorkleurige koepel te zien, die je welbekend zal zijn). De ontvangst was heel vriendelijk.
Ik ben met een paar vrienden hier en daar een beetje rond gaan kijken. Eergisteren de Sint Pieter en de tuinen van het Vaticaan; gisteren een bijeenkomst (de maandelijkse thee) van Franse priesters en kloosterlingen in Saint-Louis-des-Francais (een paar merkwaardige of boeiende gezichten gezien); morgen de eerste bijeenkomst van Franse ingezetenen bij de ambassadeur d'Ormesson. (...) Rome heeft mij geen enkele esthetische schok gegeven (en zal mij die ook niet geven, dat weet ik), ik voel mij merkwaardig immuun ten aanzien van het verleden, maar ik houd van een Zuidelijk klimaat. En verder word ik mij, zoals ik zo-even aan d'Ouince schreef, geloof ik bewust van de betekenis van dit uitzonderlijke geestelijke brandpunt, dat door tweeduizend jaar geschiedenis op deze plaats in het leven is geroepen: hier bevindt zich op het ogenblik de pool van het christendom op aarde; dit is wel het punt, zou ik willen zeggen, waar de opstijgende as van de hominisatie doorheen gaat.
donderdag 5 oktober 2023
Ninon Hesse • 6 oktober 1962
• Ninon Hesse (1895-1966), de echtgenote van de Zwitserse schrijver Hermann Hesse (1877-1962), in een brief aan Hesse-bewonderaar en uitgever Siegfried Unseld.
Oktober 1962
De achtste augustus gingen we 's morgens het bos in dat aan ons grondstuk grenst. Hij verzamelde tijdens het wandelen graag hout voor zijn vuurtje in de tuin. Zo bleef hij ook op deze ochtend staan en rukte aan de verrotte tak van een acacia waar hij al vaak aan gerukt had als we er langs gekomen waren. 'Die houdt het nog steeds,' mompelde hij.
[...] 's Avonds vond ik het gedicht over de tak in mijn kamer. 'Zu langen Lebens, / Zu langen Sterbens müd' [Te lang leven, / Te lang sterven moe] las ik en 'Noch einen Sommer, noch einen Winter lang' [Nog een zomer, nog een winter lang] – niet langer was hij dus van plan te leven? Maar hij wilde toch leven – het was niet als dat meeslepende afscheidsgedicht van de kerstnacht.
Ik rende geschrokken naar beneden, vroeg: 'Heb je dat vandaag geschreven?' 'Nee,' zei hij, 'ik heb het de eerste augustus geschreven. Maar vandaag is het af gekomen.' Ik zei – of stamelde: 'Dat is een van je mooiste gedichten!' – hij glimlachte en zei: 'Nou, dan is het toch goed!'
Ik las hem nog voor, zoals iedere avond; later luisterde hij naar een pianosonate van Mozart op de radio (Nr. 7 in c-dur, K.V. 309). De volgende ochtend stierf hij aan een hersenbloeding, in zijn slaap.
De tak in het bos houdt het nog steeds.376-2019>
Oktober 1962
De achtste augustus gingen we 's morgens het bos in dat aan ons grondstuk grenst. Hij verzamelde tijdens het wandelen graag hout voor zijn vuurtje in de tuin. Zo bleef hij ook op deze ochtend staan en rukte aan de verrotte tak van een acacia waar hij al vaak aan gerukt had als we er langs gekomen waren. 'Die houdt het nog steeds,' mompelde hij.
[...] 's Avonds vond ik het gedicht over de tak in mijn kamer. 'Zu langen Lebens, / Zu langen Sterbens müd' [Te lang leven, / Te lang sterven moe] las ik en 'Noch einen Sommer, noch einen Winter lang' [Nog een zomer, nog een winter lang] – niet langer was hij dus van plan te leven? Maar hij wilde toch leven – het was niet als dat meeslepende afscheidsgedicht van de kerstnacht.
Ik rende geschrokken naar beneden, vroeg: 'Heb je dat vandaag geschreven?' 'Nee,' zei hij, 'ik heb het de eerste augustus geschreven. Maar vandaag is het af gekomen.' Ik zei – of stamelde: 'Dat is een van je mooiste gedichten!' – hij glimlachte en zei: 'Nou, dan is het toch goed!'
Ik las hem nog voor, zoals iedere avond; later luisterde hij naar een pianosonate van Mozart op de radio (Nr. 7 in c-dur, K.V. 309). De volgende ochtend stierf hij aan een hersenbloeding, in zijn slaap.
De tak in het bos houdt het nog steeds.376-2019>
woensdag 4 oktober 2023
Albrecht Herport • 5 oktober 1660
• Albrecht Herport (1641-1680) was een Zwitserse militair en tekenaar in Nederlandse dienst. Uit: Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien.
Koomst aan Taijowan. Beschrijving van deze plaats, en van 't Eilant Formosa; gelijk ook van een zware aardbeeving. Krachtige winden in dit gewest.
OP de vijfde van Wijnmaant [oktober] zagen wy 't hoog gebergte van 't Eilant Formosa, daar uit de stuurlieden gisten dat wy noch omtrent vijftig mijlen van Taijowan waren. In de volgende dag zagen wy 't Eilant Langgemoi, dat zich omtrent acht mijlen van Formosa zeewaarts heen strekt. Tegen d'avont zag men de berg Tangoi, en d'Apenberg, daar men, een weinig af, een varsche vloet, Bangsoi genoemt, uit het lant in zee ziet vlieten. Wy lieten hier 't anker vallen, en moesten 'er een dag, en twee nachten blijven, uit oorzaak van de strijdige wint. In de volgende dag, des uchtens vroeg, wonden wy onze ankers weer op, + en zeilden noch in die voormiddag op de zuiderree van Taijowan, daar wy noch een van onze schepen vonden, het welk zich door harde wint derwaarts had moeten begeven.
Toen onze Admiraal naar lant gevaren was, dee de Gouverneur, of Plaatsvoocht, Frederijk Kojet genoemt, enige sloepen en schuiten uitbrengen, en ons uit de schepen halen; doch voorëerst de zieken, die omtrent zes hondert, en zo zwak waren, dat niemant een voet kon voortzetten, maar alle naar 't gasthuis gedragen moesten worden. De schepen wierden daar na in de Visschershaven gehaalt, uit oorzaak van 't gevaar dezer plaats, en der schielijke Travaadwinden, die hier ontstaan. Deze Visschersplaats, (dus genoemt om de treffelijke visch, die daar gevangen word) legt twaalf mijlen van Taijowan, daar enige gebroke Eilanden leggen, tusschen de welken de schepen bequamelijk konnen ankeren.
't Eilant Formosa legt op drieëntwintig graden benoorden de Middellijn; gelijk ook Taijowan, dat zo verre, als men met een stuk grof geschuts beschieten kan, van Formosa aflegt; en omtrent twee uren lang, en een vierde deel van een uur breet is. Het strekt zich naar d'oostzijde in de langte uit, van daar men in zekere tijden, als de zee afloopt, te voet op Formosa kan komen. Dit is een dorre en onvruchtbare plaats, daar de hooftvesting der Hollanders, Zeelandia genoemt, op legt, in de welke de Plaatsvoocht zijn woning heeft. Hier zijn, benevens andere woningen, ook enige pakhuizen, daar in zy alle kostelijke waren, met de welken zy handelen, opsluiten. Omtrent een pistoolscheut van deze vesting is een voorstat, daar in het meeste deel der huizen van de Sinezen worden gebout, daar zy alderhande kostelijke waren uit Sina brengen, en de zelfden met de Hollanders verhandelen.
Op Formosa zelve zijn veel hoge bergen, ten meestendeel noch onbekent. De vlakke landen, die geheel vruchtbaar zijn, worden, beneffens d'inboorlingen zelven, van veel duizent Sinezen bewoont, die zich, uit oorzaak van de gedurige oorlog, de welk zy tegen de Tartar voeren, van de welken zy heftiglijk vervolgt worden, derwaarts begeven, om zeker te zijn: maar echter zware schatting aan d'Oostindische Maatschappy van Hollant moeten betalen. Deze lieden zijn zeer naerstig in het lant te bouwen, en te beplanten.
Men bespeurt hier somtijts en dikwijls zware aardbevingen, van de welken ook een in mijn tijt voorviel. Want in Loumaant, in 't zestienhonderteenënzestigste jaar, des uchtens vroeg, omtrent zes uren, begon d'aarde, omtrent een half uur lang, in dier voegen te schudden, dat men niets anders dacht, dan dat het aardrijk barsten en splijten zou. Deze schudding dee drieentwintig huizen in de voorstat omvallen, en de vesting Zeelandia van 't een tot aan 't ander einde barsten. Na deze schudding volgde een langsame beweging, gelijk een schip, dat van de golven heen en weder bewogen word. Dit duurde drie uren lang; in welke tijt niemant op zijn voeten stil kon staan. In de haven lagen toen drie schepen aan anker, die ook, door de beweging van 't water, zo heftiglijk geslingert wierden, dat zy niet anders meenden, dan dat de schepen omvallen, of anders barsten zouden. Wy zagen hier een onuitspreekelijk wonder van God: want het water hief zich, door de beweging, zo hoog op, dat het veel hoger, dan 't lant scheen te zijn. Deze schudding, zo wel op 't water, als op het lant, duurde omtrent zes weken. Men bevond daar na dat d'aarde in veel plaatsen, en inzonderheit in 't gebergte, open gebroken was; en d'inwoonders zeiden dat zy nooit zulk een schrikkelijke aardbeeving beleeft hadden. De Sinezen, gevraagt zijnde waar uit de zelfde haar oorsprong had, gaven tot antwoort dat 'er krachtige winden in d'aarde verborgen zijn, die geen uitgang konnen bekomen, 't en zy 't aardrijk dus bewogen word.
Hier zijn het gehele jaar deur zware dwarrelwinden, de welken veröorzaken dat de schepen, die zich daar ten anker begeven, in groot gevaar zijn. Dieshalven zo haast de Schippers een koele wint bespeuren, kappen zy d'ankers af, vermits zy geen tijt hebben om hen op te winden, en begeven zich in volle zee; dewijl 'er veel blinde klippen en zantbanken zijn. Wy zagen hier wonderwerken van een krachtige wint. Want een schip, op de noorderree voor vier ankers leggende, wierd van de wint omgeslagen. Wijders, een galjoot, dat geladen, en voor vier ankers lag, spilde van zijn ankers, en wierd door de wint opgeheven, en uit het water over Baxamboi, een zantplaat, dus genoemt, omtrent een musketscheut van daar gevoert.
Koomst aan Taijowan. Beschrijving van deze plaats, en van 't Eilant Formosa; gelijk ook van een zware aardbeeving. Krachtige winden in dit gewest.
OP de vijfde van Wijnmaant [oktober] zagen wy 't hoog gebergte van 't Eilant Formosa, daar uit de stuurlieden gisten dat wy noch omtrent vijftig mijlen van Taijowan waren. In de volgende dag zagen wy 't Eilant Langgemoi, dat zich omtrent acht mijlen van Formosa zeewaarts heen strekt. Tegen d'avont zag men de berg Tangoi, en d'Apenberg, daar men, een weinig af, een varsche vloet, Bangsoi genoemt, uit het lant in zee ziet vlieten. Wy lieten hier 't anker vallen, en moesten 'er een dag, en twee nachten blijven, uit oorzaak van de strijdige wint. In de volgende dag, des uchtens vroeg, wonden wy onze ankers weer op, + en zeilden noch in die voormiddag op de zuiderree van Taijowan, daar wy noch een van onze schepen vonden, het welk zich door harde wint derwaarts had moeten begeven.
Toen onze Admiraal naar lant gevaren was, dee de Gouverneur, of Plaatsvoocht, Frederijk Kojet genoemt, enige sloepen en schuiten uitbrengen, en ons uit de schepen halen; doch voorëerst de zieken, die omtrent zes hondert, en zo zwak waren, dat niemant een voet kon voortzetten, maar alle naar 't gasthuis gedragen moesten worden. De schepen wierden daar na in de Visschershaven gehaalt, uit oorzaak van 't gevaar dezer plaats, en der schielijke Travaadwinden, die hier ontstaan. Deze Visschersplaats, (dus genoemt om de treffelijke visch, die daar gevangen word) legt twaalf mijlen van Taijowan, daar enige gebroke Eilanden leggen, tusschen de welken de schepen bequamelijk konnen ankeren.
't Eilant Formosa legt op drieëntwintig graden benoorden de Middellijn; gelijk ook Taijowan, dat zo verre, als men met een stuk grof geschuts beschieten kan, van Formosa aflegt; en omtrent twee uren lang, en een vierde deel van een uur breet is. Het strekt zich naar d'oostzijde in de langte uit, van daar men in zekere tijden, als de zee afloopt, te voet op Formosa kan komen. Dit is een dorre en onvruchtbare plaats, daar de hooftvesting der Hollanders, Zeelandia genoemt, op legt, in de welke de Plaatsvoocht zijn woning heeft. Hier zijn, benevens andere woningen, ook enige pakhuizen, daar in zy alle kostelijke waren, met de welken zy handelen, opsluiten. Omtrent een pistoolscheut van deze vesting is een voorstat, daar in het meeste deel der huizen van de Sinezen worden gebout, daar zy alderhande kostelijke waren uit Sina brengen, en de zelfden met de Hollanders verhandelen.
Op Formosa zelve zijn veel hoge bergen, ten meestendeel noch onbekent. De vlakke landen, die geheel vruchtbaar zijn, worden, beneffens d'inboorlingen zelven, van veel duizent Sinezen bewoont, die zich, uit oorzaak van de gedurige oorlog, de welk zy tegen de Tartar voeren, van de welken zy heftiglijk vervolgt worden, derwaarts begeven, om zeker te zijn: maar echter zware schatting aan d'Oostindische Maatschappy van Hollant moeten betalen. Deze lieden zijn zeer naerstig in het lant te bouwen, en te beplanten.
Men bespeurt hier somtijts en dikwijls zware aardbevingen, van de welken ook een in mijn tijt voorviel. Want in Loumaant, in 't zestienhonderteenënzestigste jaar, des uchtens vroeg, omtrent zes uren, begon d'aarde, omtrent een half uur lang, in dier voegen te schudden, dat men niets anders dacht, dan dat het aardrijk barsten en splijten zou. Deze schudding dee drieentwintig huizen in de voorstat omvallen, en de vesting Zeelandia van 't een tot aan 't ander einde barsten. Na deze schudding volgde een langsame beweging, gelijk een schip, dat van de golven heen en weder bewogen word. Dit duurde drie uren lang; in welke tijt niemant op zijn voeten stil kon staan. In de haven lagen toen drie schepen aan anker, die ook, door de beweging van 't water, zo heftiglijk geslingert wierden, dat zy niet anders meenden, dan dat de schepen omvallen, of anders barsten zouden. Wy zagen hier een onuitspreekelijk wonder van God: want het water hief zich, door de beweging, zo hoog op, dat het veel hoger, dan 't lant scheen te zijn. Deze schudding, zo wel op 't water, als op het lant, duurde omtrent zes weken. Men bevond daar na dat d'aarde in veel plaatsen, en inzonderheit in 't gebergte, open gebroken was; en d'inwoonders zeiden dat zy nooit zulk een schrikkelijke aardbeeving beleeft hadden. De Sinezen, gevraagt zijnde waar uit de zelfde haar oorsprong had, gaven tot antwoort dat 'er krachtige winden in d'aarde verborgen zijn, die geen uitgang konnen bekomen, 't en zy 't aardrijk dus bewogen word.
Hier zijn het gehele jaar deur zware dwarrelwinden, de welken veröorzaken dat de schepen, die zich daar ten anker begeven, in groot gevaar zijn. Dieshalven zo haast de Schippers een koele wint bespeuren, kappen zy d'ankers af, vermits zy geen tijt hebben om hen op te winden, en begeven zich in volle zee; dewijl 'er veel blinde klippen en zantbanken zijn. Wy zagen hier wonderwerken van een krachtige wint. Want een schip, op de noorderree voor vier ankers leggende, wierd van de wint omgeslagen. Wijders, een galjoot, dat geladen, en voor vier ankers lag, spilde van zijn ankers, en wierd door de wint opgeheven, en uit het water over Baxamboi, een zantplaat, dus genoemt, omtrent een musketscheut van daar gevoert.
dinsdag 3 oktober 2023
Sylvia Plath • 4 oktober 1959
• Sylvia Plath (1932-1963) was een Amerikaanse dichteres. Onderstaand de eerste drie 'dagen' uit haar dagboek. Meer hier.
Zondag, 4 oktober
Gisternacht verscheen Marilyn Monroe me in een droom als een soort feeachtige peettante. Een gelegenheid om met publiek te praten, zoals vermoedelijk ook de toestand met Eliot zal worden. Bijna in tranen vertelde ik haar hoeveel zij en Arthur Miller voor ons betekenen, hoewel ze ons natuurlijk helemaal niet konden kennen. Ze gaf me een professionele manicure. Ik had mijn haar niet gewassen en vroeg haar naar een kapper, vertelde haar dat mijn haar, waar ik ook heen ging, altijd verschrikkelijk werd geknipt. Ze nodigde me uit haar in de kerstvakantie te komen bezoeken en beloofde me een nieuw, bloeiend leven.
Heb het Mummy-verhaal af, in feite een simpel relaas van symbolische en afgrijselijke fantasieën. En ik kreeg vanochtend een enorme schok, toen ik eindelijk de moed bij elkaar raapte om aan mijn lethargie te ontkomen en een hele stapel wasgoed en mijn haar te wassen, en in de ziektegeschiedenissen van Jung een bevestiging vond voor bepaalde beelden in mijn verhaal. Het kind dat van zijn liefhebbende, mooie moeder droomde als een heks of een beest: de moeder die later krankzinnig werd, knorde als een varken, blafte als een hond, gromde als een beer tijdens aanvallen van weerwolfsziekte. Het woord 'schaakbord' wordt in precies dezelfde context gebruikt: een zogenaamd liefhebbende, maar ambitieuze moeder die haar kind op het 'schaakbord van haar eigen egotisme' manipuleert; ik had de woorden 'het schaakbord van haar verlangens' gebruikt. Dan het beeld van de verslindende moeder of grootmoeder: een en al mond, zoals in Roodkapje (en ik had het beeld van de wolf gebruikt). Dat alles verbindt op een zinvolle manier de beelden die me vanzelf te binnen schieten met de algemeen geldige psychologische analyse. Maar ik ben eerder het slachtoffer dan de analist. Mijn 'fictie' is louter een herschepping van wat ik als kind en later voelde, en moet dus waar zijn.
Denk nu niet aan verkoopbare verhalen. Schrijf om een stemming, een voorval te herscheppen. Als dat met kleur en gevoel gebeurt, wordt het een verhaal. Probeer dus je te herinneren: de dagen in Benidorm dat je koorts had en op de rand van de dood zweefde. De kleur en gevoelens uit die dagen. De Zij. Dan het zoeken naar RS in Parijs, het vroegwijze jongetje Bonalumi Francis. Herschep om te beginnen die twee eens. De hospita, haar hond. Al die dingen. Het belangrijkst: kleur en stemming: waar je moet beginnen en ophouden. Op zoek naar de verloren tijd. Daaruit zullen andere dingen voortkomen: het voorval met de groene perzik, de gemorste benzine, de kapel van Matisse. Manipuleer de ervaring niet, maar laat die zich ontvouwen en herscheppen met alle subtiele, merkwaardige associaties die het logische verstand zou kortsluiten.167-2015>
Zondag, 4 oktober
Gisternacht verscheen Marilyn Monroe me in een droom als een soort feeachtige peettante. Een gelegenheid om met publiek te praten, zoals vermoedelijk ook de toestand met Eliot zal worden. Bijna in tranen vertelde ik haar hoeveel zij en Arthur Miller voor ons betekenen, hoewel ze ons natuurlijk helemaal niet konden kennen. Ze gaf me een professionele manicure. Ik had mijn haar niet gewassen en vroeg haar naar een kapper, vertelde haar dat mijn haar, waar ik ook heen ging, altijd verschrikkelijk werd geknipt. Ze nodigde me uit haar in de kerstvakantie te komen bezoeken en beloofde me een nieuw, bloeiend leven.
Heb het Mummy-verhaal af, in feite een simpel relaas van symbolische en afgrijselijke fantasieën. En ik kreeg vanochtend een enorme schok, toen ik eindelijk de moed bij elkaar raapte om aan mijn lethargie te ontkomen en een hele stapel wasgoed en mijn haar te wassen, en in de ziektegeschiedenissen van Jung een bevestiging vond voor bepaalde beelden in mijn verhaal. Het kind dat van zijn liefhebbende, mooie moeder droomde als een heks of een beest: de moeder die later krankzinnig werd, knorde als een varken, blafte als een hond, gromde als een beer tijdens aanvallen van weerwolfsziekte. Het woord 'schaakbord' wordt in precies dezelfde context gebruikt: een zogenaamd liefhebbende, maar ambitieuze moeder die haar kind op het 'schaakbord van haar eigen egotisme' manipuleert; ik had de woorden 'het schaakbord van haar verlangens' gebruikt. Dan het beeld van de verslindende moeder of grootmoeder: een en al mond, zoals in Roodkapje (en ik had het beeld van de wolf gebruikt). Dat alles verbindt op een zinvolle manier de beelden die me vanzelf te binnen schieten met de algemeen geldige psychologische analyse. Maar ik ben eerder het slachtoffer dan de analist. Mijn 'fictie' is louter een herschepping van wat ik als kind en later voelde, en moet dus waar zijn.
Denk nu niet aan verkoopbare verhalen. Schrijf om een stemming, een voorval te herscheppen. Als dat met kleur en gevoel gebeurt, wordt het een verhaal. Probeer dus je te herinneren: de dagen in Benidorm dat je koorts had en op de rand van de dood zweefde. De kleur en gevoelens uit die dagen. De Zij. Dan het zoeken naar RS in Parijs, het vroegwijze jongetje Bonalumi Francis. Herschep om te beginnen die twee eens. De hospita, haar hond. Al die dingen. Het belangrijkst: kleur en stemming: waar je moet beginnen en ophouden. Op zoek naar de verloren tijd. Daaruit zullen andere dingen voortkomen: het voorval met de groene perzik, de gemorste benzine, de kapel van Matisse. Manipuleer de ervaring niet, maar laat die zich ontvouwen en herscheppen met alle subtiele, merkwaardige associaties die het logische verstand zou kortsluiten.167-2015>
maandag 2 oktober 2023
Jan Bastiaan Molewater • 3 oktober 1834
3 october l834
Vanmorgen ontmoette ik Beets op de Sociëteit en kon waarlijk niets verzinnen om tot hem te zeggen: zoo maalt die geschiedenis van José mij nog door het hoofd. Het is dan al heel gek om zich zoo iets zoo aan te trekken. Die festiviteiten ter eere van Leidens ontzet zijn dan al verbaasd laf. Vanavond is er soiree op de Sociëteit. Ik ga er niet heen. Na de middag heb ik vreesselijk aan het land gelaboureerd en Gustaaf ook. Onaangename sympathie. 's Avonds niet naar mijne kamer kunnen komen maar met meisjes op het pad geweest. Dat Leiden is dan al verbaasd zedeloos. Kasteele heeft eene boterham bij mij gegeten. Dien ontbreekt maar een klein beetje meer helderheid van denkbeelden dan kon er veel van hem worden. Ik ben druk bezig om Friedländers Pathologie te lezen. Wat zou ik gaarne mijne zuster eens zien. Bijna benijd ik haar. Heden is zij te Bonn. De sterrenhemel op den Drachenfels en eene illuminatie op de Breedstraat! Dat amouretten maken zoo als het hier gaat (straatamouretten) is al heel ellendig en verderfelijk en toch kan ik niet zonder vrouwen. Was ik maar geëngageerd.
Jan Bastiaan Molewater (1813-1864) was ziekenhuisdirecteur te Rotterdam. Toen hij in Leiden studeerde hield hij van 1933-1935 een dagboek bij, dat is gepubliceerd als 'Hoe zal het mij afloopen'.228>
Vanmorgen ontmoette ik Beets op de Sociëteit en kon waarlijk niets verzinnen om tot hem te zeggen: zoo maalt die geschiedenis van José mij nog door het hoofd. Het is dan al heel gek om zich zoo iets zoo aan te trekken. Die festiviteiten ter eere van Leidens ontzet zijn dan al verbaasd laf. Vanavond is er soiree op de Sociëteit. Ik ga er niet heen. Na de middag heb ik vreesselijk aan het land gelaboureerd en Gustaaf ook. Onaangename sympathie. 's Avonds niet naar mijne kamer kunnen komen maar met meisjes op het pad geweest. Dat Leiden is dan al verbaasd zedeloos. Kasteele heeft eene boterham bij mij gegeten. Dien ontbreekt maar een klein beetje meer helderheid van denkbeelden dan kon er veel van hem worden. Ik ben druk bezig om Friedländers Pathologie te lezen. Wat zou ik gaarne mijne zuster eens zien. Bijna benijd ik haar. Heden is zij te Bonn. De sterrenhemel op den Drachenfels en eene illuminatie op de Breedstraat! Dat amouretten maken zoo als het hier gaat (straatamouretten) is al heel ellendig en verderfelijk en toch kan ik niet zonder vrouwen. Was ik maar geëngageerd.
Jan Bastiaan Molewater (1813-1864) was ziekenhuisdirecteur te Rotterdam. Toen hij in Leiden studeerde hield hij van 1933-1935 een dagboek bij, dat is gepubliceerd als 'Hoe zal het mij afloopen'.228>
zondag 1 oktober 2023
Nicolaas Beets / Jan Bastiaan Molewater • 2 oktober 1834
• Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.
Leiden 2 Oct.
Kan een Auteur naar 't college gaan? Neen! Hij heeft het te druk met de beschikking over zijne presentexemplaren.
Beets wilde niet naar college omdat hij het te druk had met het uitdelen van presentexemplaren van zijn net verschenen boek Jose, een Spaansch verhaal. Zijn medestudent Jan Bastiaan Molewater had het er moeilijk mee dat hij geen presentexemplaar kreeg.
Gisteren is de José van Beets in het licht verschenen en hij heeft aan eenige studenten daarvan heden present-exemplaren aangeboden, onder anderen aan Pluygers, maar mij niet. Ik had het anders van hem verwacht en hem meer gelijkheid en standvastigheid van geest toegekend. Vooral stond het dwaas dat hij er zelf mee verlegen was en mij niet durfde te laten bemerken dat hij er Pluygers een zond. Het heeft mij den ganschen dag gehinderd want diergelijke kleinigheden van hen dien ik achting en vriendschap toedraag! Maar vriendschap, van dat schijnsel heb ik al te veel het bedrog gezien om er nog aan te hechten en echter heb ik er zoo veel behoefte aan. Zoo inconsequent ben ik zelf. Ik vergeef het dus anderen gaarne. Echter spijt het mij dat het gebeurd is, ook heeft Gus zich weer bij dezen eenige minder loyale vreesselijk egoïstische uitdrukkingen laten ontvallen en dat alles stelt mij teleur. Waarlijk gij zijt geen esprit fort. Maar ik gebruik ook deze dagen campher en guajac en calx antimonii cum sulphure tegen de scrofula en dat is het geloof ik wat mijn geest zoo opgewonden maakt en zoo vatbaar voor allerlei aandoeningen. Ellendige menschen! ellendige ziel, die zich door een paar greintjes stof zóó laat wijzigen en veranderen.
Na den eten fiksch gewandeld, dat deed mij goed en toen Erudiendo et Oblectando bij Hoffman. De Baron heeft zich liederlijk aangesteld, dronken en náár. Als de vergaaring gesloten is verveelt zoo’n dispuut mij altoos.
Ik schijn nu toch eindelijk eens aan het werk te zullen komen. Ik ga lezen Friedländer’s Pathologie.
Jan Bastiaan Molewater (1813-1864) was ziekenhuisdirecteur te Rotterdam. Toen hij in Leiden studeerde hield hij van 1933-1935 een dagboek bij, dat is gepubliceerd als 'Hoe zal het mij afloopen'.
Kan een Auteur naar 't college gaan? Neen! Hij heeft het te druk met de beschikking over zijne presentexemplaren.
Beets wilde niet naar college omdat hij het te druk had met het uitdelen van presentexemplaren van zijn net verschenen boek Jose, een Spaansch verhaal. Zijn medestudent Jan Bastiaan Molewater had het er moeilijk mee dat hij geen presentexemplaar kreeg.
Gisteren is de José van Beets in het licht verschenen en hij heeft aan eenige studenten daarvan heden present-exemplaren aangeboden, onder anderen aan Pluygers, maar mij niet. Ik had het anders van hem verwacht en hem meer gelijkheid en standvastigheid van geest toegekend. Vooral stond het dwaas dat hij er zelf mee verlegen was en mij niet durfde te laten bemerken dat hij er Pluygers een zond. Het heeft mij den ganschen dag gehinderd want diergelijke kleinigheden van hen dien ik achting en vriendschap toedraag! Maar vriendschap, van dat schijnsel heb ik al te veel het bedrog gezien om er nog aan te hechten en echter heb ik er zoo veel behoefte aan. Zoo inconsequent ben ik zelf. Ik vergeef het dus anderen gaarne. Echter spijt het mij dat het gebeurd is, ook heeft Gus zich weer bij dezen eenige minder loyale vreesselijk egoïstische uitdrukkingen laten ontvallen en dat alles stelt mij teleur. Waarlijk gij zijt geen esprit fort. Maar ik gebruik ook deze dagen campher en guajac en calx antimonii cum sulphure tegen de scrofula en dat is het geloof ik wat mijn geest zoo opgewonden maakt en zoo vatbaar voor allerlei aandoeningen. Ellendige menschen! ellendige ziel, die zich door een paar greintjes stof zóó laat wijzigen en veranderen.
Na den eten fiksch gewandeld, dat deed mij goed en toen Erudiendo et Oblectando bij Hoffman. De Baron heeft zich liederlijk aangesteld, dronken en náár. Als de vergaaring gesloten is verveelt zoo’n dispuut mij altoos.
Ik schijn nu toch eindelijk eens aan het werk te zullen komen. Ik ga lezen Friedländer’s Pathologie.
Jan Bastiaan Molewater (1813-1864) was ziekenhuisdirecteur te Rotterdam. Toen hij in Leiden studeerde hield hij van 1933-1935 een dagboek bij, dat is gepubliceerd als 'Hoe zal het mij afloopen'.
Christoffel Columbus • 1 oktober 1492
• Christoffel Columbus (1451-1506) ontdekte Amerika in 1492. Hij hield van die reis (1492-1493) een scheepsjournaal bij.
Maandag 1 oktober
Hij* hield zijn westelijke koers aan. Ze legden 25 leguas** af. Hij zei tegen de bemanning dat het er 20 waren. Ze kwamen terecht in een hevige regenval. De stuurman van het schip waarop de Admiraal* voer, gaf op deze ochtend als zijn mening dat ze tot nu toe vanaf het eiland Hierro 578 leguas hadden gevaren. De lagere telling, die door de Admiraal bekend was gemaakt aan de bemanning, bedroeg 584. Maar de ware telling, die door de Admiraal was berekend en door hem geheim werd gehouden, was 707.
Dinsdag 2 oktober
Hij bleef zijn westelijke koers aanhouden, in dit etmaal over 39 leguas, maar hij zei tegen de bemanning dat het er 30 waren. De zee bleef steeds glad en kalm, waarvoor wij, zoals de Admiraal hier opmerkt, God eeuwig dankbaar moeten zijn. Gewas dreef langs van oost naar west, het tegenovergestelde van wat ze gewend waren. Er waren veel vissen te zien. Er werd er een gedood. Ze zagen een witte vogel die op een meeuw leek.
Woensdag 3 oktober
Hij hield de gebruikelijke koers aan. Ze legden 47 leguas af. Hij zei tegen de bemanning dat het er 40 waren. Ze zagen stormvogels. En ook veel plukken groen gewas, deels sterk verdord, deels heel vers, met daaraan iets dat op een vrucht leek. Omdat ze geen vogels meer zagen, veronderstelde de Admiraal dat de op de kaart getekende eilanden nu achter hen lagen. Hij merkt daarbij op dat hij in de voorbije week en op de dagen dat zoveel erop wees dat ze dicht bij land waren, geen vertraging had willen oplopen door tegen de wind in te kruisen, ook al had hij informatie over bepaalde eilanden in die omgeving. Maar hij wilde geen tijd verliezen. Zijn doel was het bereiken van Indië en daarom zou het onverstandig zijn vertraging op te lopen.
* * Columbus schrijft over zichzelf in de hij-vorm. Ook duidt hij zichzelf aan met 'de Admiraal'.
** legua = Portugese mijl, bijna 6000 meter
Vertaling: Hans Werner170-2014>
Maandag 1 oktober
Hij* hield zijn westelijke koers aan. Ze legden 25 leguas** af. Hij zei tegen de bemanning dat het er 20 waren. Ze kwamen terecht in een hevige regenval. De stuurman van het schip waarop de Admiraal* voer, gaf op deze ochtend als zijn mening dat ze tot nu toe vanaf het eiland Hierro 578 leguas hadden gevaren. De lagere telling, die door de Admiraal bekend was gemaakt aan de bemanning, bedroeg 584. Maar de ware telling, die door de Admiraal was berekend en door hem geheim werd gehouden, was 707.
Dinsdag 2 oktober
Hij bleef zijn westelijke koers aanhouden, in dit etmaal over 39 leguas, maar hij zei tegen de bemanning dat het er 30 waren. De zee bleef steeds glad en kalm, waarvoor wij, zoals de Admiraal hier opmerkt, God eeuwig dankbaar moeten zijn. Gewas dreef langs van oost naar west, het tegenovergestelde van wat ze gewend waren. Er waren veel vissen te zien. Er werd er een gedood. Ze zagen een witte vogel die op een meeuw leek.
Woensdag 3 oktober
Hij hield de gebruikelijke koers aan. Ze legden 47 leguas af. Hij zei tegen de bemanning dat het er 40 waren. Ze zagen stormvogels. En ook veel plukken groen gewas, deels sterk verdord, deels heel vers, met daaraan iets dat op een vrucht leek. Omdat ze geen vogels meer zagen, veronderstelde de Admiraal dat de op de kaart getekende eilanden nu achter hen lagen. Hij merkt daarbij op dat hij in de voorbije week en op de dagen dat zoveel erop wees dat ze dicht bij land waren, geen vertraging had willen oplopen door tegen de wind in te kruisen, ook al had hij informatie over bepaalde eilanden in die omgeving. Maar hij wilde geen tijd verliezen. Zijn doel was het bereiken van Indië en daarom zou het onverstandig zijn vertraging op te lopen.
* * Columbus schrijft over zichzelf in de hij-vorm. Ook duidt hij zichzelf aan met 'de Admiraal'.
** legua = Portugese mijl, bijna 6000 meter
Vertaling: Hans Werner170-2014>
Sjoerd Kuyper • 30 september 2020
• Schrijver Sjoerd Kuyper (1952) schreef in tijden van corona veel brieven, en een gedeelte daarvan is nu gebundeld in We schreeuwden omhelzingen naar elkaar — in feite een coronadagboek.
Bergen, 30 september 2020
ik 'loop' sinds een paar weken bij een psycholoog, omdat mijn ziel te groot is geworden voor mijn lichaam en af en toe dreigt ervandoor te gaan. Met andere woorden: enorme wegzakkers, nogal angstaanjagend.
Ik heb het daarover wel eens met jullie gehad en toen gaf Jacq me een oxazepammetje dat ik in mijn portemonnee stopte voor noodgevallen. Maar toen zich een maand geleden een noodgeval voordeed, was het pilletje uit zijn verpakking ontsnapt en verpulverd en was mijn beurs vanbinnen witbestoven.
Nu denken ze dat ik een stemmingsstoornis heb. Ik dacht dat dat alleen in Wit-Rusland voorkwam. En ze denken ook dat ik een depressie heb die ik verdomd goed weet te maskeren - zie de opgewekte toon in deze mail. Ik zou zelfs een gebroken been kunnen maskeren, denk ik.
Dus nu heb ik officieel oxazepam maar daar willen ze me weer vanaf hebben en ze stellen een serotonine voor, de psycholoog en de dokter. Jij hebt ervaring met soortgelijke middeltjes, toch? ik ben er niet heel erg fanatiek voor. Maar die oxazepam helpt wel. Heb jij een third opinion?
Wat een gedoe.
Ondertussen probeer ik ontzettend relaxed te leven, maar dat is ons niet gegeven, broeder. Volgens mij ben ik toch gelukkig. Zelfs met de herfst. Ach, zaten wij maar samen ergens, nu, in ochtendjas, met uitsmijters en fijn veel koffie, en mochten wij elkaar dan maar omhelzen.
Bergen, 30 september 2020
ik 'loop' sinds een paar weken bij een psycholoog, omdat mijn ziel te groot is geworden voor mijn lichaam en af en toe dreigt ervandoor te gaan. Met andere woorden: enorme wegzakkers, nogal angstaanjagend.
Ik heb het daarover wel eens met jullie gehad en toen gaf Jacq me een oxazepammetje dat ik in mijn portemonnee stopte voor noodgevallen. Maar toen zich een maand geleden een noodgeval voordeed, was het pilletje uit zijn verpakking ontsnapt en verpulverd en was mijn beurs vanbinnen witbestoven.
Nu denken ze dat ik een stemmingsstoornis heb. Ik dacht dat dat alleen in Wit-Rusland voorkwam. En ze denken ook dat ik een depressie heb die ik verdomd goed weet te maskeren - zie de opgewekte toon in deze mail. Ik zou zelfs een gebroken been kunnen maskeren, denk ik.
Dus nu heb ik officieel oxazepam maar daar willen ze me weer vanaf hebben en ze stellen een serotonine voor, de psycholoog en de dokter. Jij hebt ervaring met soortgelijke middeltjes, toch? ik ben er niet heel erg fanatiek voor. Maar die oxazepam helpt wel. Heb jij een third opinion?
Wat een gedoe.
Ondertussen probeer ik ontzettend relaxed te leven, maar dat is ons niet gegeven, broeder. Volgens mij ben ik toch gelukkig. Zelfs met de herfst. Ach, zaten wij maar samen ergens, nu, in ochtendjas, met uitsmijters en fijn veel koffie, en mochten wij elkaar dan maar omhelzen.
Abonneren op:
Posts (Atom)