• Wouter Jacobsz (1521-1595) was een Amsterdamse kloosterbroeder die tussen 1572 en 1579 verslag deed van de 'troebelen', oftewel de opstand van de geuzen. Zijn verslag is gepubliceerd als Dagboek van broeder Wouter Jacobsz 1572-1579.
[16 december] Men verklaarde in alle geuzensteden in het openbaar de oorlog aan Amsterdam. De vrijbuiters kwamen in grote aantallen rondom de stad liggen, zodat niemand zijn hoofd buiten de poorten durfde te steken. Op de wegen werden de mensen als honden vermoord en ze bleven daar als krengen liggen. Niemand die de zijnen miste, durfde te vragen of de doden hun toebehoorden.
[17 december] De toestand in Amsterdam werd nog steeds nijpender door allerlei droevige verhalen van overal vandaan. Er werd over niets anders gesproken dan over gevangennemingen en moorden. Brieven uit alle geuzensteden nodigden de uitgewekenen uit om terug te keren met de waarschuwing dat Amsterdam rondom belegerd zou worden en misschien ook bestormd. In hun ontsteltenis verlieten niet alleen de ballingen en de burgers die door de vrede de stad waren binnengekomen, maai ook een grote menigte anderen de stad. Behalve de genoemde brieven
was een belangrijker oorzaak van hun vertrek dat ze zagen, dat Amsterdam alleen stond, van hulp verstoken en in de steek gelaten door alle plaatsen die de stad enigszins hadden kunnen helpen. Kortom: men was hier ontmoedigd en kwijnde weg van hartzeer, maar men moest het wel dragen tot God de Heer anders beschikte.
Op de 18de reisden de burgemeesters van Amsterdam naar het Hof, wat de burgerij al lang gewild had. Men hoopte dat alles nog ten goede zou keren, maar velen waren bang dat de toestand zou verslechteren.
[19 december] We hoorden dat niemand, uit welke stad dan ook, naar Amsterdam was gereisd, dat nu als het grote kwaad en als de vijand werd afgeschilderd. De laatste veertien dag amper een schuit of een persoon uit de geuzensteden hier gezien.
Onder de burgers liep ook het gerucht dat de rechtgelovigen, die vanwege de vrede naar hun vroegere woonplaatsen gegaan waren, zich, na hun aankomst, zo benard voelden dat ze vurig wensten terug te zijn in de plaats waar ze als balling verbleven hadden. Ze wensten dat des te vuriger omdat ze veel voorreken* zagen en ook wel hoorden zeggen dat, zodra alle uitgewekenen naar hun woonplaats waren teruggekeerd ze allemaal tegelijk in één nacht omgebracht en vermoord zouden. 235-2017>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten