• Jacob van Loo (1754-1797) was predikant te Ootmarsum. Zijn Dagboeken 1777-1797 zijn te lezen bij Google books.
Den 9 December.
Ach! ik moet over mij zelven klagen — bittere, bittere tranen weenen. Den ganschen dag bragt ik in eene ontevredene, ondankbare, morrende gemoedsgesteldheid door, die mijzelven veel onrust baarde, vele verdrietelijkheden in mijnen omgang gaf, en mij den morgen, den middag, den avond geheel bedierf. Ik verveelde mijzelven, was onvriendelijk, gemelijk, stuursch, vit-achtïg in mijne antwoorden en gesprekken; ik dacht met geen geloof, geene liefde, geenen dank, geen vertrouwen aan God, en was nalatig in alle mijne pligten.
Den 10 December.
Bij mijn ontwaken — de vorige ontevredenheid scheen eenigermate bedaard te zijn — geraakte ik in een gesprek met C. Zij herinnerde mij zeer ernstig aan mijn ondankbaar bestaan van gisteren, aan alle de onaangename gevolgen, die dit had gehad, en had kunnen hebben. Ik beantwoordde haar eerst met verschooningen, verontschuldigingen daarvoor bij te brengen — doch ik voelde zelfs wel, dat deze weinig beteekenden, en geen gewigt hadden, om mij van schuld vrij te pleiten — toen begon ik stil te zwijgen. Zij hield met hare ernstige herinneringen aan; sprak over Gods ongemeene weldadigheid; bepaalde zich bij sommige uitnemende proeven daarvan, in den loop van ons leven ondervonden; over het schandelijke van de ondankbaarheid, het ongeloof, het wantrouwen, het vooruitloopend zorgen, en verhoogde alles, wat zij hierover zeide, met de bijzondere bedoelingen Gods, zoo zigtbaar goed en weldadig, die Hij aan ons heeft betoond. Eindelijk — zij roerde mij. Ik keerde in mijzelven, gevoelde schaamtevol mijne slechtheid, en was den dag door meer tevreden, en dankbaar.101-2015>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten