• Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.
vrijdag 20 december
Ik had een goeden nacht met gunstige droomen. Het waren voorgevoelens van een zeereis naar Indië. De groote stoomer, Egypte, de warmte. En het was het einde van die soort droomen waarin ik mezelven voel als iemand zonder positie in de maatschappij, als ik droom van die huur-kamers in Amsterdam en dat eeuwige laatste examen. Nu was ik onder studenten, maar met voldoening en succes. ▫ Maar een kleinigheid slaat mij dan weer geheel neer. Er is een stijgend gevoel van ontevreedenheid in me, eeven als in 1893 toen ik uit Amsterdam me losmaakte, en in 1899 toen ik naar Walden ging. Ik voel dat ik een wending moet neemen, een nieuw leeven beginnen. Ik ben voortduurend droef en onvoldaan. Ik wil doen, en ik wil het groote en universeele doen. Daarin is hoegenaamd geen eerzucht meer, maar onontwijkbare aandrang. Ik verlang succes, om te kunnen handelen. Want een bepaalde mate van erkenning is noodig om kracht tot daden te hebben. Of ik nu daden van zelfopoffering doe, daarmee bereik ik niets. Eerst moet ik een zeekere macht hebben. En die is nog niet voldoende. Ik wil die macht weer niet om de macht, maar om de grooter uitwerking van mijn daden. Op 't moment ben ik onrustig en ongelukkig. Alleen Sirius bevreedigt. Een ander rustpunt hebben mijn gedachten niet.
maandag 23 december
Ik sprak eergisteren in Rotterdam, en vond veel vereering en bijval. Ik herhaalde mijn réde van den Haag, wat precieser en scherper. Op sommige momenten voelde ik mij werkelijk welsprekend, had ik het instrument geheel in mijn macht. ▫ Maar ik had een weerzin teegen mijn persoon, mijn lichamelijk, persoonlijk wézen. Ik zag mijzelf in een paar groote spiegels en ik haatte mij, als mijn gevangenis. Het kleine persoontje waarin mijn groote Zelf gevangen is.176-2016>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten