We werden wakker toen de trein om zes uur 's ochtends Washington binnenreed. Ongemerkt hadden we 's nachts brede rivieren overgestoken en grote steden doorkruist. Ik keek uit het raam en zag een enorme massa wit marmer die hoog boven ons uit torende, bekroond door een onvoltooide, door steigers omringde koepel waaruit hijskranen hun zwarte armen staken. Dit was het Capitool. Rechts ervan was een open vlakte met modder, zand en veldjes vol schuurtjes en hutten, waarachter je een rudimentair stratenplan zag met kleine huizen van rode baksteen waar enkele kerktorens bovenuit staken.
Voor het station troffen we een luidruchtige massa zwarten, die de koetsiers van de huurrijtuigen bleken te zijn. Meneer Sanford had echter zijn eigen rijtuig klaar staan en hij bracht me rechtstreeks naar Willard's Hotel. We reden over Pennsylvania Avenue, een brede en lange straat, omzoomd door hemel-bomen in wit gekalkte houten bepakkingen. Aan weerszijden staan huizen in alle maten, vormen en materialen, van timmerhout tot marmer. Er waren maar weinig winkels open en je zag er voornamelijk zwarten, verdiept in hun eigen beslommeringen.
Hier vlakbij staat het reusachtige, lompe Willard's Hotel, dat wordt bevolkt door de leden van het nieuw gevormde Congres en degenen die naar nieuwe baantjes komen solliciteren. Het was zo vol in de hal, dat ik er nauwelijks door kwam. De schrijfzaal was vol (het gekras van de pennen klonk er als een windvlaag), de rooksalon, de bar, de kapsalon, de receptie, de damessalon - alles was vol. Niet minder dan 2500 gasten gebruiken dagelijks de maaltijd in de eetzaal. Die bestaat uit een kale ruimte zonder tapijten, met eenvoudige tafels en stoelen. Die staan in rijen dicht op elkaar en zitten vol etende en pratende gasten. Het personeel schuift onophoudelijk de stoelen heen en weer, wat op de kale vloer een hels kabaal veroorzaakt waardoor je nauwelijks een woord verstaat van wat je buurman zegt.
Het lawaai, de verscheidenheid aan gasten en de bedompte kamers maken dat een Europeaan zich hier allerminst op zijn gemak voelt - en dan zwijg ik nog over het weerzinwekkende vuil in de gangen, waar toch meer dan genoeg kwispedoors staan.
William Howard Russell (1821-1907), was een Brits-Ierse (oorlogs)verslaggever. My diary North and South (1863).
• Willard's Hotel, Washington DC
>>> 26 maart 1861
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten