14 maart 1964
Ik denk af en toe aan onze vrienden, zij die twaalf jaar lang Céline bij ons hebben gekend, en haar behandelden als onze dochter. Van de ene dag op de andere, omdat ze bij Elise uit de gratie is, of misschien omdat ze een ongehuwde moeder werd, kent men haar niet meer.
Behalve Monsieur Kern en ik, gaat niemand haar ooit opzoeken.
Een van onze intimi, die ik mijn zoon noemde en die Céline aansprak als 'mijn zusje' heeft, ondanks het feit dat we elkaar via haar leerden kennen, het lef gehad mij tot aan de poorten van het ziekenhuis te rijden waar ze net was bevallen, zonder de moeite te nemen om mee naar binnen te komen, onder het voorwendsel van een andere afspraak.
Ik geloof dat wat in eerste instantie meespeelt de angst voor Elise is. Door samen met haar Céline links te laten liggen, vleit men haar.
In dit soort situaties, waarbij mensen in ongenade vallen, zoekt niemand het gelijk. Men is er slechts op uit de sterkste partij te vriend te houden.
* Alleen, voor de spiegel, heb ik mijzelf meer wellust verschaft dan met wie ook.
* Doorgaan met leven in een goede verstandhouding met mensen wier onwaardigheid en stupiditeit onomstotelijk vaststaan is niet alleen bijzonder moeilijk maar ook verstandig. Dat is mijn lot, sinds bijna jaar en dag, iedere dag opnieuw. Als ik afstand had genomen van alle mensen die mij teleurgesteld hebben, of mij niet wisten te behagen, wat zou mijn eenzaamheid dan groot zijn!
Marcel Jouhandeau (1888-1979) was een Franse schrijver. Een selectie uit zijn dagboeken is verschenen in de reeks Privé-domein.
Vertaling: Hepzibah Kousbroek
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten