maandag 16 september 2024

Dang Thuy Tram • 17 september 1968

Dang Thuy Tram (1942-1970) was een Vietnamese arts. Haar dagboek kwam pas lang na haar dood en na de Vietnam-oorlog boven water. Het is in het Nederlands vertaald als Dagen van vuur (door Marion Drolsbach).

17 september 1968
Zuster Cap vertelt over de dag dat Khiem zijn leven heeft geofferd. Het verhaal breekt mijn hart. Khiem is dood, zijn hoofd verbrijzeld, een arm en een been afgerukt. Hij lag op het zand van zijn vaderland. Khiems vader was gewond, zijn beide armen waren vastgebonden en het bloed gutste uit zijn schouder Toen hij het lichaam van zijn zoon zag, kon hij zijn tranen niet bedwingen. Zijn ogen. die brandden van verdriet en haat, straalden een diepe vaderliefde uit.
Khiem is gestorven. Zijn moeder stond bij het lijk van haar zoon, maar kon geen woord uitbrengen. Ze is er nog steeds niet overheen en wanneer ze wakker is, huilt ze aan een stuk door om haar zoon.
Och Khiem. Kun je vanuit het hiernamaals het verdriet van de levenden zien? De tranen van je ouders zijn nog niet opgedroogd en het hart van deze vriendin bloedt nog steeds.

19 september 1968
Tijdens het jeugdcongres op districtsniveau bevind ik me tussen de jongeren die zijn opgegroeid in de strijd. Ik maak kennis met de tieners en luister naar hun rapporten.
Hoang, veertien jaar, heeft in de eerste zes maanden vijf Amerikaanse soldaten gedood, twee tanks laten kantelen met zijn eigen geïmproviseerde wapens en zeven vijandelijke kanonnen buitgemaakt, waaronder twee mortieren en andere typen.
An Pho Chau heeft vijf kanonnen buitgemaakt, waarvan twee mortieren, en een radio.
De broertjes zijn op hun jonge leeftijd al helden.
Wees trots op onze jongeren!

27 september 1968
Ik ben toegelaten tot de Partij.
Mijn overheersende gevoel vandaag is dat ik moet vechten om de titel 'communist' te verdienen. Wat blijdschap betreft, waarom is die zo gering in verhouding met de betekenis van zo'n heuglijke dag? Hoe komt dat, Thuy? Waarschijnlijk is het zoals ik laatst zei: voor een kind dat al zo lang naar de moedermelk heeft gesmacht, smaakt die lang niet zo lekker.
Tijdens het mediteren ter nagedachtenis aan hen die zich hebben opgeofferd voor de missie van de Partij, voelde ik het gemis van de dierbaren in Duc Pho die in deze strijd op leven en dood zijn gevallen.

zondag 15 september 2024

Coenraad Ruysch • 16 september 1676

• Coenraad Ruysch (1650-1731) begaf zich in 1674 samen met zijn neef Dirck van Hoogeveen op een grand tour van drie jaar. Hij hield van die reis een dagboek bij: Journaal van een reis naar Genève, Italië en Frankrijk [Transcriptie en editie: Alan Moss]. Het onderstaande fragment gaat over het traject Grenoble-Marseille.


Dijnsdach den 15en vertrock ick des morgens omtrent ten 8 ueren, mijn afsceyt van mijn geselscap aen de scuyt nemende, die met de post op eselties [ezeltjes] wederom naer Lions keerde. Ick hadt wel meer van diergelyke post in Vranckryck hooren spreeken, maer hebbe noijt geweeten dat de selve hier was. Men seyde mij dat sij soo wel [goed] loopen als paerden. Des middachs leyde ick nergens aen geduerende mijn reys, neemende mijn eeten als des morgens mede uijt de herreberch daer des nachts gelogeert hadt. Des avonts meynden ick te Valence te arriveeren, doch den contrarie wint [tegenwind], die ons eens obligeerde [dwong] met een groote buij een uer lanch onderwegeaen landt te leggen, was oorsaeck dat ick het niet verder als Tournon kost brengen, t' welck een kleijn nessie [gat] van een stedeken is. De jesuiten hebben hier een scoon collegie en bibliotheeck, doch t' was te laet om die gaen sien.

Woensdach den 16en arriveerden ick des morgens omtrent ten 8 ueren te Valence. Ick stapten eens uijt, maer vondt dit mede al een miserabel plaetsken, naer t' welke door gewandelt te hebbe ick mijn reys vervorderde en ginch te Viviers slaepen, een miserabel nesie van een stetie [stadje] leggende omtrent een musket scoot het landt in. Ick vondt in mijn herreberch een Parisien [Parijzenaar] dat een seer beleeft man was en die mij met gewelt syn kamer wilde cederen [afstaan] om dat die wat beter als de mijne was.

Donderdach den 17en arriveerden ick omtrent 7 ueren aen de Pont St. Esprit. Ick liet mij uyt setten om de selve niet te passeren, t' welck ick even wel periculeus [gevaarlijk] niet oordeelde als wel gesecht werdt. Dit is een brugge die over de Rosne [Rôhne] lecht, maekende de communicatie [verbinding] van een kleyn stedeken dat aen de eene sijde lecht met het landt van de andere. Dese brugge is een van de heerlyckste gebouwen die ick oyt gesien hebbe en aldaer van de Romeynen gelecht. De selve heeft omtrent in de lenchte duysent en dertich passen volgens het seggen van Golnits en is soo breedt dat bequamelyck [met gemak] daer twee waegens den anderen kunnen wijken. Ick contenteerde mij met op de selve te gaen sonder die heel te passeeren, vermits het regenachtich weer. De selve is met vierkante blauwe steenen, soo groot als de palm van een handt, admirabel net en gelyk gestraet en gelykent veel eer mosaike als een wech voor karren en paerden. De selve brugge heeft 19 groote bogen en vijf kleijne, die op t' landt leggen en den opganch van de brugge maeken. Wat de verdere particulariteyten [bijzonderheden] aengaet, referere ick mij aen mijn reisiger Golnits.
[...]

May Sarton • 15 september 1972

• May Sarton (1912-1995) was een Amerikaanse schrijfster. Een van haar bekendste werken is Journal of a solitude. Op Brainpickings staat Maria Popova stil bij deze en andere fragmenten over eenzaamheid.

DeepL-vertaling onderaan.

September 15, 1972
It is raining. I look out on the maple, where a few leaves have turned yellow, and listen to Punch, the parrot, talking to himself and to the rain ticking gently against the windows. I am here alone for the first time in weeks, to take up my “real” life again at last. That is what is strange—that friends, even passionate love, are not my real life unless there is time alone in which to explore and to discover what is happening or has happened. Without the interruptions, nourishing and maddening, this life would become arid. Yet I taste it fully only when I am alone…
[...]
For a long time now, every meeting with another human being has been a collision. I feel too much, sense too much, am exhausted by the reverberations after even the simplest conversation. But the deep collision is and has been with my unregenerate, tormenting, and tormented self. I have written every poem, every novel, for the same purpose — to find out what I think, to know where I stand.
[...]
My need to be alone is balanced against my fear of what will happen when suddenly I enter the huge empty silence if I cannot find support there. I go up to Heaven and down to Hell in an hour, and keep alive only by imposing upon myself inexorable routines.

September 18, 1972
The value of solitude — one of its values — is, of course, that there is nothing to cushion against attacks from within, just as there is nothing to help balance at times of particular stress or depression. A few moments of desultory conversation … may calm an inner storm. But the storm, painful as it is, might have had some truth in it. So sometimes one has simply to endure a period of depression for what it may hold of illumination if one can live through it, attentive to what it exposes or demands.


[Vertaald met DeepL]

15 september 1972
Het regent. Ik kijk uit op de esdoorn, waar een paar blaadjes geel zijn geworden, en luister naar Punch, de papegaai, die in zichzelf praat en naar de regen die zachtjes tegen de ramen tikt. Ik ben hier voor het eerst sinds weken alleen, om eindelijk mijn “echte” leven weer op te pakken. Dat is het vreemde - dat vrienden, zelfs hartstochtelijke liefde, niet mijn echte leven zijn tenzij er tijd alleen is om te onderzoeken en te ontdekken wat er gebeurt of is gebeurd. Zonder de onderbrekingen, voedend en gekmakend, zou dit leven dor worden. Toch proef ik het pas ten volle als ik alleen ben...
[...]
Sinds lange tijd is elke ontmoeting met een ander mens een botsing. Ik voel te veel, voel te veel, ben uitgeput door de nagalm na zelfs het eenvoudigste gesprek. Maar de diepe botsing is en was met mijn onherboren, kwellende en gekwelde zelf. Ik heb elk gedicht, elke roman geschreven met hetzelfde doel - om erachter te komen wat ik denk, om te weten waar ik sta.
[...]
Mijn behoefte om alleen te zijn wordt afgewogen tegen mijn angst voor wat er zal gebeuren als ik plotseling de enorme lege stilte binnenga als ik daar geen steun vind. Ik ga in een uur op naar de hemel en neer naar de hel, en blijf alleen in leven door mezelf onverbiddelijke routines op te leggen.

18 september 1972
De waarde van eenzaamheid - een van de waarden - is natuurlijk dat er niets is om aanvallen van binnenuit op te vangen, net zoals er niets is om het evenwicht te herstellen in tijden van bijzondere stress of depressie. Een paar momenten van vluchtige conversatie ... kunnen een innerlijke storm kalmeren. Maar de storm, hoe pijnlijk ook, kan een kern van waarheid bevatten. Dus soms moet je gewoon een periode van depressie verdragen voor wat het aan verheldering kan bieden als je er doorheen kunt leven, met aandacht voor wat het blootlegt of vraagt.

Vita Sackville-West • 14 september 1921

Vita Sackville-West (1892-1962) was een Engelse schrijfster. Delen uit haar dagboeken zijn opgenomen in Selected writings.

DeepL-vertaling onderaan.

eptember 14. D., G., [Dorothy and Gerald Wellesley] and I left Victoria at 11 for Paris. I was miserable because H. [Harold] had got out of our taxi halfway to the station, and had walked away looking white and unhappy. I wrote to him in the train, to try to console him a little. We had dinner in Paris at the Gare de Lyon (in Le Train Bleu, a famous restaurant up a stately staircase, with immense murals depicting French cities, an historica! monument]. We left Paris at 9 and got to Lausanne the next morning, where we changed into an ordinary carriage.

September 15. We spent the whole day in the train, reaching Verona late at night. I did not much like coming back to Verona ...

September 16. G. went out by himself in the morning to see Verona — and D. & I wandered out later and I showed her the things I liked, i.e., the Arche and the Gothic staircase. After lunch we took G. to see the staircase, and he destroyed its beauty in a few deft phrases, which made me angry. After that we went to see churches, and he admired baroque chapels, which seemed to me of an unparalleled hideousness, but I listened to his remarks on the baroque with interest, and, I hope, an open mind. We trailed about the streets getting hotter and more thirsty every minute. There were barrows of fruit at every street corner, and barrels of fresh wine standing along the river. In the evening we went to a cinema in the arena— a moonlit anachronism which was great fun. D. was thrilled. Afterwards, we walked about the streets.

[Vertaald met DeepL]
14 september. D., G., [Dorothy en Gerald Wellesley] en ik vertrokken om 11 uur uit Victoria naar Parijs. Ik voelde me ellendig omdat H. [Harold] halverwege uit onze taxi was gestapt en wit en ongelukkig wegliep. Ik schreef hem in de trein om hem een beetje te troosten. We dineerden in Parijs op het Gare de Lyon (in Le Train Bleu, een beroemd restaurant op een statige trap, met immense muurschilderingen van Franse steden, een historisch monument). We verlieten Parijs om 9 uur en kwamen de volgende ochtend aan in Lausanne, waar we overstapten in een gewone wagon.

15 september. We brachten de hele dag door in de trein en bereikten Verona laat in de avond. Ik kwam niet graag terug naar Verona ...

16 september. G. ging er 's ochtends alleen op uit om Verona te bekijken - en D. en ik gingen er later op uit en ik liet haar de dingen zien die ik mooi vond, d.w.z. de Arche en de gotische trap. Na de lunch namen we G. mee om de trap te zien, en hij vernietigde de schoonheid ervan in een paar behendige zinnen, wat me boos maakte. Daarna gingen we kerken bekijken, en hij bewonderde barokke kapellen, die mij van een ongeëvenaarde afzichtelijkheid leken, maar ik luisterde met belangstelling naar zijn opmerkingen over de barok, en, naar ik hoop, met een open geest. We liepen door de straten en kregen het met de minuut warmer en dorstiger. Op elke straathoek stonden kruiwagens met fruit en langs de rivier stonden vaten met verse wijn. s Avonds gingen we naar een bioscoop in de arena - een maanverlicht anachronisme dat erg leuk was. D. vond het geweldig. Daarna liepen we een eindje door de straten.

donderdag 12 september 2024

Mischa de Vreede • 13 september 1983

• De Nederlandse schrijfster Mischa de Vreede (1936) hield in september 1983 een 'Hollands Dagboek' bij voor NRC Handelsblad. Ze doceerde toen Nederlands aan de universiteit van Ann Arbor, in Michigan.

Dinsdag [13 september]
Eindelijk weer eens een boek kunnen lezen en ongebreideld uit het raam kunnen kijken. Tien uur lang in trein op en neer naar Chicago, alwaar nuttig gesprek met heer Van Nispen, onze consul-generaal in Mid-West-Amerika, ongeveer zo groot als West-Europa, schat ik. Weet nu zo'n beetje wat er van mij verwacht wordt en waar ik terecht kan met vragen en voor behartiging van geldproblemen, want mezelf goed verkopen kan ik nu eenmaal niet. WVC en Michigan University betalen ieder helft van mijn loon. Moet trachten zowel de universiteit te behagen door in Residence te blijven, dus aanwezig zijn als docent, terwijl prof. Cowen mij als afgezant van zijn departement graag overal in het land laat spreken, desnoods voor niets. Delicate positie; ik zal wel zien wat er op mij afkomt, zo goed mogelijk doen waarvoor ik ben ingehuurd en intussen hoop ik ook voor mezelf te kunnen werken.
Heb me onderweg in knowledge voor rijexamen verdiept. Vind nog steeds treinen aardiger dan auto's. Ze vreten zich niet zo door het landschap heen, maar strijken erlangs en laten mij kijken. Lake Michigan zo groot als de zee en met schuimkopjes.

Woensdag [14 september]
Helder koud herfstweer, extra deken op bed. Op tv mijn favoriet Phil Donahue die zo leuk heen en weer loopt. Ditmaal over Depo-provera, prikpil, als sexual appetite oppressor voor verkrachters. Op campus mijn lesmateriaal voor morgen gexeroxed. Mag op 10 leerlingen rekenen. Om 4 uur met Cowen plus vrouw naar receptie van faculteit waar hij me aan de dean voor moet stellen. Precieuze hapjes, rare wijn, mooie ruimte, veel handen geven, veel namen niet verstaan, een paar aardige gezichten. Verkeer nog in stadium: onderzoek alles, behoud het goede, dus beschouw het niet als tijdverlies.
Thuis lange brief van zoon. Bewaar zijn cadeau, bandje van zijn zanggroep Tamam voor mijn verjaardag, de 17de.
Hoor mezelf terug in interview voor WUOM: het is net of daar een vreemde zit te praten en lacht.

woensdag 11 september 2024

Reinhard Karger • 12 september 2001

• De Duitser Reinhard Karger bezocht begin september 2001 zijn broer in New York, en maakte zo de aanslag op het WTC mee.

Vertaling met DeepL onderaan.

 Mittwoch, 12. September: Wir wurden früh am Morgen wach. Der Himmel war vollkommen wolkenlos, als wäre nichts geschehen. Doch noch immer hingen Rauch und Qualm über der Stadt - wenn auch inzwischen etwas gesenkt - und verdunkelten die aufgehende Sonne. Mittags drehte der Wind. Plötzlich wehte der Geruch von verschmorten Kabeln, Plastik und Beton über das Wasser. Dann zog der Qualm wieder stadteinwärts. Ich blieb lethargisch fast den ganzen Tag auf dem Boot, sah wie hypnotisiert hinüber, schaute Fernsehen. Nur kurz sprach ich mit anderen auf den Nachbarbooten. Die Welt war wie im Koma. Ich saß auf dem Boot und bewegte mich kaum.

Donnerstag, 13. September: Die Staubwolke zog stadteinwärts. Bei der Haltestelle des Wassertaxis nach Manhattan sah ich Feuerwehrmänner mit verstaubter Uniform und grauen Schuhen. Liberty State Park war abgesperrt. Mannschaftstransporter standen in einer Reihe, Soldaten mit Hubschraubern, Dutzende von Krankenwagen, die man die ganze Zeit nicht gebraucht hatte. Kein einziges Verkehrsflugzeug war in der Luft. Nur ab und zu Militärjets, die über Manhattan kreisten. Die Rettungsarbeiten waren kaum hörbar, aber nachts war der ganze Bereich der Katastrophe hell erleuchtet. Alle waren angespannt. Niemand wusste, ob es nach Wiederaufnahme des Flugbetriebs weitere Anschläge geben würde.

Freitag, 14. September: Der Himmel war bedeckt, neblig, die Luft kalt. Es regnete. Das Wasser im Hafen schien schwarz zu sein. Immer noch stiegen Staubwolken auf. Die Welt war grau, als wäre jede Farbe aus ihr verschwunden.

Vertaling met DeepL:

Woensdag 12 september: We werden vroeg in de ochtend wakker. De lucht was volledig onbewolkt, alsof er niets was gebeurd. Maar rook en dampen hingen nog steeds boven de stad - zij het nu wat lager - en verduisterden de opkomende zon. De wind draaide rond het middaguur. Plotseling dreef de geur van verschroeide kabels, plastic en beton over het water. Toen dreef de rook terug naar het stadscentrum. Ik bleef het grootste deel van de dag lethargisch op de boot, terwijl ik als gehypnotiseerd naar de overkant keek en tv keek. Ik sprak alleen kort met anderen op de naburige boten. De wereld was als een coma. Ik zat op de boot en bewoog nauwelijks.

Donderdag 13 september: De stofwolk dreef de stad in. Bij de watertaxistop naar Manhattan zag ik brandweermannen in stoffige uniformen met grijze schoenen. Liberty State Park was afgezet. Er stonden personendragers opgesteld, soldaten met helikopters, tientallen ambulances die de hele tijd niet nodig waren geweest. Geen enkel vliegtuig was in de lucht. Alleen af en toe een militair vliegtuig dat boven Manhattan cirkelde. Het reddingswerk was nauwelijks hoorbaar, maar 's nachts was het hele rampgebied fel verlicht. Iedereen was gespannen. Niemand wist of er nog meer aanvallen zouden komen zodra het vliegverkeer zou worden hervat.

Vrijdag 14 september: De lucht was bewolkt, mistig, de lucht koud. Het regende. Het water in de haven leek zwart. Stofwolken stegen nog steeds op. De wereld was grijs, alsof iedere kleur eruit verdwenen was.

dinsdag 10 september 2024

George W. Bush • 11 september 2001

George W. Bush was president van de Verenigde Saten toen op 11 september 2011 de aanslag op het WTC plaatsvond. Hier het verslag van wat hij die hele dag gedaan heeft.

maandag 9 september 2024

Leo Vroman • 10 september 1965

• Dichter-wetenschapper Leo Vroman (1915-2014) schreef in de jaren zestig veel Brieven uit Brooklyn.

Beste allen, — Er is veel spinneweb tussen mijn oren overgebleven van ons bezoek aan Holland: alles is verbonden, ik kan nog niet aan een van jullie denken zonder het vette gekroes van koeiehoofdhaar op mijn handpalm te voelen en te ruiken, zonder een kikker de rivier en dan de stilte in te horen springen; en dat er nog koekoeken bestaan, en pannekoeken. Maar daarover misschien eens een keer apart: Tineke is bezig een kort dagelijks verslag over te typen, en dat brei ik dan misschien uit, als jullie dat willen.

Hieren nu gaat het me vooral om de droogte. Het is droog, het is droog, dit jaar wordt het gras niet hoog. Rondom het hospitaal zijn velden waar ik elke dag een half uur wel haast in loop, met voeten binnen mijn schoenen. In de lente was het gras zo zacht, ik moest voorzichtig ademen om het niet aan flarden te trappen. Begin juni: wat een heerlijk weer, geen wolkje aan de lucht. Midden juni: wat een weer, nog geen wolkje. De planten stonden doodstil. Eind juni: de velden waren al bruin, de zon blakerde, alleen de bomen waren nog groen. Sproeien was al lang verboden, alleen waar het met stille straaltjes midden in de nacht gedaan was, waren nog kleine, schandelijk verse gazons. Begin juli begon de industrie van waterhandel - tankwagens uit nattere gemeentes verkochten het kostbaar waterheldere water - over te schakelen op water graven. Men kon pijpen in de grond laten boren, daar een pomp aan laten zetten, en een bordje op het grasveld doen prikken waarop stond: ‘we use wellwater’. Charlie de slotenmaker, die Oscar de schilder en mij naar en van het hospitaal rijdt, kwam twee weken geleden met een olijfflesje vol water voor den dag. ‘Parend bronwater’ zei hij verlegen, ‘mijn door God vervloekte buurman.’ ‘Al dat graven’ legde Oscar uit, ‘is een grote hoeveelheid parende paardeuitwerpselen.’ ‘Waarom?’ ‘Waarom? Omdat die parende bastaarden allemaal zijn omgekocht.’ ‘En het weer dan,’ zei Charlie, ‘geen parende druppel regen sinds, sinds, het zou me niets verwonderen als het allemaal komt van die verdoemde atoombommen, een parende schande, kijk eens naar de weg, al die parende uitwerpselen, stof, dat had allemaal door de regen weggespoeld moeten zijn’. Zijn grijze haar, zijn roodbruin gegroefd gezicht, het droge geluid van de motor, en de lucht al zo lang en volledig blauw dat het bijna geen kleur meer was; de esdoorns oud, opgezet en te lang niet afgestoft, de laag blaren aan de buitenkant met ellendig sierlijke zwarte krulletjes elk zich als om een kleine maagpijn heen krommende; en de velden nu helblond, bijna wit. Wat ritselt zo van het lopen over de dode dunne planten gras, de vezelgeworden blaren die met hun korte glazen haren elkaar aan repen krassen, of het platbreken van die kleine holle staven en kleine kniegewrichten waarvan het knielen in de dood verstijfd knep! zegt als mijn wereldgrote schoen - een dorre zwaargesteelde wolk waaruit slechts leerlucht regent - knep! zegt als mijn schoen de dode knietjes rechttrapt, ik doe elk sprietje onrecht aan dat ik niet noem, dat ongenoemd gestorven is en blijft.

Maar verleden week op een morgen: wazige lucht! Het bleef heet, maar alsof de hitte iets bijzonders deed, alles werd meer en meer Indisch, kinderen in lange witte hemden zaten en lagen in bijna dorre bomen boven de dorre grond, alles zonder schaduw maar ook zonder scherpe zon: kentering. De dag werd heel voorzichtig donkerder, Indië trok weg, en ijzige witte wolken kropen van uit de Atlantische Oceaan over Sheepshead Bay, je kon het van uit Geri's kamer zien, waar mijn moeder nu logeert. Twee maal gebeurde dat zo, op twee weekends. We keken allemaal naar de horizon die weg werd gebleekt, wolkvormige wolken trokken onder en tegen het hoekraam voort, en toen regende het: grote donkere zilvergerande plekken op de horren, oliedikke dingen tegen het glas, gesis en koude wind moesten met het dichtdrukken van de ramen worden afgehakt, een zacht gedreun was te horen op het dak. Het vroege duister ging al in dat van de avond over toen het ver weg kleurloos licht werd, laat zonlicht en vroeg straatlicht mengden zich in de dichte, natte, nu haast geluidloze eindigende regen. Tineke en ik gingen naar buiten voor het ophield. Er snelde water langs de randen van de weg, waarachtig kleine dingen meevoerend zoals vroeger, het plooide zich allerliefst van de haast, en de bomen waren te groen om aan te zien, zo diep dat het gevaarlijk scheen erin te kijken, met moeite trokken mijn ogen zich uit de koele natte bladeren onder de bladeren onder de in het lantarenlicht glimmende bladeren weer te voorschijn. En het water dat over was, dat stroomde zo maar langs de stammen naar beneden, het hout, de wortels en de grond werden er donker van. Als wij inademden kwam er lucht in onze longen. Ze was nat, Tineke, haar gezicht was nat en erg jong, het duidelijkst kon ik wat er gebeurd was proeven op haar wang.

En de velden veranderden natuurlijk ook, maar na een paar dagen pas goed. Eerst werd het geel weer bruin hier en daar, in de teruggekeerde zon waren ze eerst zo zacht als korte, lichtbruine jonge hondevacht vijfhonderd maal vergroot. En toen keerde het groene bloed, het nieuwe bloed alsof het pijn deed door het hooi heen te ontkiemen, terug in lange oude striemen en gezonde vochtige grote ronde ietwat verzonken wonden die sedert gisteren aan elkaar vergroeiden. Nu lijkt alles alweer net zoals het einde juli hoort: een nogal wankel evenwicht tussen woekeren en sterven. Maar de droogte is niet voorbij. Er worden nog steeds waterpijpen geslagen, maar omdat die de waarde der huizen en hun belasting verhogen, soms stiekem: ik hoorde net van een meneer die zijn waterpijp in een tuinparasol had vermomd, door een ijzeren tafeltje heen stekend. En de privé zwembaden mogen nog niet geopend, maar dat van ons huis wordt sedert gisteren ook van uit de grond gevoed, ijskoud.

Ook het geknal van klappers, voetzoekers, leutebommen, grapgranaten of wat het dan ook zijn, oorspronkelijk voor het vier-juli-feest geschapen, was ditmaal akelig droog. Het neemt altijd vanaf begin mei toe en is tenslotte op die feestdag zo alom aanwezig dat men de voortdurende hartverlamming aan zichzelf begint te wijten, alsof het bonzen van de kippeborst (wat de mijne betreft) de rampzalige vreugde daarbuiten overstemt. Alleen in korte stiltes, wanneer een al te luide knal dat korte in- en uitgepuil der lodderdorstige oogballen verwekt, hoop ik gretig de schuldige doch welbebloede hand het raam langs te zien zeilen. Vaarwel, baldadig bloed, gij vaert wel goed. Gisteren verzetten zich twee deugnieten op Times Square tegen een agent. Op de negende verdieping van een belendend perceel trok dit de aandacht eens mans. Hij opende een raam waarneven ene haakstok, gebruikt voor het openen van ramen, tegen leunde. Deze stok viel naar buiten, en viel met de punt omlaag. Een dame op straat was ook geboeid door het gekrakeel. De uit gietijzer vervaardigde, van kleine knop en krul voorziene stok doorboorde haar schedel. Ze was vanmorgen nog niet dood, en volgens haar misschien ook nu nog niet. Had ik maar geroepen door de sprieterige toeter die eens wellicht de aardbol overgroeide, maar dan toch sedert lang door het verkeer geknakt. Dag hoor, volgende keer meer, — Leo Vroman.

zondag 8 september 2024

Elizabeth Drinker • 9 september 1798

Elizabeth Sandwith Drinker (1735-1807) was een Amerikaanse huisvrouw. Ze hield een groot deel van haar leven een dagboek bij.

Sept. 9. First day. This forenoon I was let blood by Jacob Smith, who lives when at home, in Chestnut street, opposite to Dr Kuhn. He recommended him to me, aud I think him an expert hand at ye business. He opened a vein that had never before been opened. My veins are small, and the largest lays over an artery, which makes it difficult for me to be bled, tho' I have been bled may be, 50 times in my life, or near to it.

Sept. 10. After breakfast packed up, and prepared to set off. Bid farewell to our old Roomlady Bensel. We left Germantown between 9 and 10 o'clock, my husband, William, Sall Dawson and myself, with trunks, boxes &c., pretty well loaded. Arrived between 12 and one, at Kimble's tavern, a little beyond the 13th milestone on the Bristol road, where I am now scribbling, and where we propose dining. John Fenno, printer said to be dead; I am sorry to hear it.
Met our son Henry at Bristol—and our maid Sarah came ashore a few minutes after from Burlington. Arrived at North bank about 5 o'clock—a transition from noise, hurry and bustle to a calm retreat, where my giddy head may perhaps get a little better. William says, it seems as tho' he had got out of Purgatory into Paradise.

Max Nord • 8 september 1943

Max Nord (1916-2008) was een Nederlandse dichter en journalist. Uit: Dagboeken van toen.

8 september - 12 uur - thuis - Gli Italiani hanno capitulato! Non posso imaginarlo! [De Italianen hebben gecapituleerd. Het is onvoorstelbaar!]

14 september - kantoor - Heines Deutschland herlezen. Onbetaalbaar.

28 september - Het is grappig bij Frank Harris te lezen dat een Londense magistraat in 1910 - dus nog geen 25 jaar voor de Duitse boekverbrandingen - 272 exemplaren van een Engelse vertaling van Les Contes Drolatiques van Balzac liet vernietigen, omdat het obsceen zou zijn. Het grote verschil met de Duitse mentaliteit, en dat zag Harris niet, is dat het in Engeland niet programmatisch, wel belachelijk maar niet gevaarlijk was. We moeten dit echter wel onthouden, evenals het feit dat de Amerikanen André Gide na zijn bevrijding onmiddellijk ... gevangen lieten zetten. Gide kwam op speciale voorspraak van Giraud pas kort geleden vrij.

Koningin Victoria • 7 september 1855

Koningin Victoria (1819-1901): More leaves from the journal of a life in the Highlands, from 1862 to 1882.

September 7, 1855. [Arrival at the New Castle at Balmoral.]
At a quarter past seven o'clock we arrived at dear Balmoral. Strange, very strange, it seemed to me to drive past, indeed through the old house, the connecting part between it and the offices being broken through. The new house looks beautiful. The tower and the rooms in the connecting part are, however, only half finished, and the offices are still unbuilt, therefore the gentlemen (except the Minister) live in the old house, and so do most of the servants; there is a long wooden passage which connects the new house with the offices. An old shoe was thrown after us into the house, for good luck, when we entered the hall. The house is charming ; the rooms delightful; the furniture, papers, every thing perfection.

September 8, 1855. [Impressions of the New Castle.]
The view from the windows of our rooms, and from the library, drawing-room, etc., below them, of the valley of the Dee, with the mountains in the background, which one never could see from the old house, is quite beautiful. We walked about, and alongside the river, and looked at all that has been done, and considered all that has to be done, and afterward we went over to the poor dear old house, and to our rooms, which it was quite melancholy to see so deserted, and settled about things being brought over.

donderdag 5 september 2024

Hendrik Colijn • 6 september 1918

Hendrik Colijn (1879-1944) was eerst militair, daarna topbestuurder bij Shell en ten slotte politicus voor de ARP. In 1918 kreeg hij van koningin Wilhelmina de opdracht een kabinet te formeren — die hij uiteindelijk weigerde. Hij hield in die dagen een dagboek bij.

Maandag 1 September
In den namiddag met den Heer Idenburg een bezoek gebracht bij den Heer Lohman en daar tot groote verbazing vernomen, dat niet de Heer De Geer doch de Heer De Visser voor de C.H. [Christelijk Historische Unie] in het kabinet zal treden.

Maandag 2 September
De Heer Ruijs deelde mij per telefoon mede, dat de Admiraal Smit bezwaren had om de portefeuille van Marine te aanvaarden en vroeg mij mijn oordeel over den Heer Umbgrove, Chef van den Marinestaf. Ik beval hem aan dezen uit te noodigen.

Vrijdag 6 September
Terugkeerend uit Zeist van de opening van het Lyceum, stond de Heer Ruijs mij aan het station op te wachten; deelde mij mede dat De Geer om gezondheidsredenen voor de portefeuille van Financiën had moeten bedanken, en dat De Vries haar had aangenomen. Daar evenwel dezen zelfden dag Dr Kuyper uit het buitenland terugkeerde en het kabinet nu nog niet was opgetreden, vroeg hij of het wenschelijk zou zijn Kuyper te gaan bezoeken en met hem de zaak te bespreken. Ik raadde hem zulks ten zeerste aan en dicteerde een ontwerp voor een brief aan Dr Kuyper, waarbij Ruijs tegen den volgenden namiddag belet vroeg.

Zaterdag 7 September
Bijeenkomst ten huize van den Heer Van IJsselstein des namiddags te 5 uur van het in formatie zijnde ministerie, voor welke bijeenkomst ook mij eene uitnoodiging was toegezonden. Op deze bijeenkomst deed de Heer Ruijs mededeeling van de resultaten van zijn bezoek bij Dr Kuyper. Deze waren niet bijzonder opwekkend, aangezien Kuyper zich op het standpunt plaatste dat voor het treden der AR. Partij [Anti Revolutionaire Partij] als zoodanig in een kabinet noodig was de medewerking van de partij zelve, zooals deze georganiseerd was in het Centraal Comité van Antirevolutionaire Kiesvereenigingen. Hij zou het kabinet daarom wel feitelijk steunen, maar niet in zijn kwaliteit van Voorzitter van het Centraal Comité.
In verband met deze mededeeling werd besloten nog niet te beslissen of men zou voortgaan met de formatie dan wel haar zou opgeven, doch de beslissing dienaangaande uit te stellen tot Maandag voormiddag 10 uur, terwijl ik werd uitgenoodigd om Zondag met Dr Kuyper nog eens een onderhoud over deze zaak te hebben.

woensdag 4 september 2024

Hermann Hesse • 5 september 1900

• De Zwitserse schrijver Hermann Hesse (1877-1962) was altijd een eenling die buiten scholen en stromingen stond. Zijn romantiek geldt als anti-burgerlijk en in zekere zin zelfs anarchistisch, gericht op innerlijke zelfbevrijding en contemplatie. Uit: Zinnig eigenzinnig (vertaald door Wouter Donath Tieges).

Vitznau, 5 september 1900
Het meer [het Vierwoudstedenmeer] ontsluiert zich langzamerhand voor mijn vlijtig oog en houdt me nu voortdurend in een kring van verlokkingen, aantrekkelijkheden en verrassingen gevangen. Soms geeft het zich niet bloot, laat me wachten en werpt me dan onverhoeds handenvol kostbaarheden toe zodat het me voor de ogen flakkert. [...] Ik breng er alle uren van de dag mee door het meer zijn kleurenspelen en geheimen af te kijken. [...] Zal de dag nog komen dat ik in woorden deze stroom van bonte verrukkelijkheden en kleurig opgewonden ogenblikken in een dichtwerk zal kunnen omzetten? Deze verlokkingen, deze zinnelijke lust en begeerte, deze plotselinge bevrediging, extase en verblinding? Nu kan ik alleen maar stamelen en prozaïsch noteren. Misschien zal het hierbij blijven, misschien is de taal helemaal niet in staat om het individueel speurende en genietende oog ook maar iets verder te volgen dan de eerste, grovere nuances. Ook de schilders moeten zich immers al bij de schijnbaar simpelste kleurmengingen overgeven aan hun instinct en problematische eigen wegen gaan. — Kun je je een taalpointillist voorstellen? En toch — wat is blauwgroen? Wat is parelblauw? Hoe is het lichte domineren van bij voorbeeld geel, kobaltblauw of violet uit te spreken? — en toch ligt in dit lichte domineren het hele zoete geheim van een stemming, van een gelukkig makende combinatie opgesloten.

dinsdag 3 september 2024

Piet van Els • 4 september 1944

• Het dagboek van Piet van Els (1897-1958) beschrijft gebeurtenissen gedurende de laatste oorlogsjaren 1944-1945 in Wanssum, waar hij directeur van Landbouwbelang was. Het was een periode waarin Noord-Limburg te maken kreeg met evacuaties, oorlogsgeweld en deportatie van mannen naar Duitsland om tewerkgesteld te worden. Het dagboek is uitgegeven als Dorp aan de frontlinie.

Zaterdag 2 september 1944
Met een vrachtauto van G. Deenen 3000 kg. consumptierogge naar Vught gereden. Deze partij is afgeladen bij bakker Kuypers, Taalstraat 22 te Vught. Deze rogge was bestemd voor de voedselvoorziening ‘Maatschappelijk Onmachtigen’. Op de terugreis zeer druk verkeer van voertuigen der Duitse Weermacht (terugtocht uit Frankrijk en België).

Maandag 4 september 1944
De wagen van G. Deenen staat weer gereed voor het vervoer van nog 3000 kg. rogge voor bakker Pijnenburg te Vught. G. Deenen, bevreesd dat de Duitsers zijn wagen in beslag nemen, ziet van de reis naar Vught af. Door Wanssum trekken honderden Duitse auto’s, tanks enz. in de richting Wellse veer naar Duitsland. Sommige Weermachtafdelingen verblijven enige dagen te Wanssum en vorderen voertuigen, fietsen, levensmiddelen, paarden, koeien, etc.

Zondag 17 september 1944
Een ontzaglijk aantal Engelse vliegtuigen zichtbaar boven ons dorp. In de namiddag meldt de radio de landing van parachutisten te Breugel, Son, Cuyk, Arnhem, enz. In de omgeving van Eindhoven vluchten de Duitsers in de richting der grens. Het verkeer te Wanssum wordt steeds drukker. Alle terugkerende soldaten vorderen levensmiddelen, voertuigen, paarden en fietsen.
Nadat op 5 september de Duitsers, die sedert maart j.l. in de silo een radio- en ontvanginstallatie gebouwd hadden, na demontering dezer toestellen, de silo verlieten, kwam medio september een groep Duitse soldaten (Luftwaffe) weer de silo bezetten. Het kantoor werd door hen volledig in gebruik genomen.
De werkzaamheden aan de silo waren reeds sedert 5 september gestaakt. Dagelijks echter werd ik door de Duitsers van mijn huis afgehaald en moest dan mee, om artikelen als tarwe, haver, rogge, zakken, enz. af te leveren uit de silovoorraden. Meermalen echter wordt geladen zonder voorafgaande kennisgeving. Diverse voorwerpen verdwenen van kantoor en silo, zoals kantoorjassen, schrijfbenodigdheden, gereedschappen en dergelijke.
Op zekere dag deelde een Duitse soldaat mij mede, dat een Zahlmeister of Oberfeldwebel een kast had ingestampt en een kantoorjas had meegenomen. Ik zocht deze ‘Zahlmeister’ op en verzocht hem mij hiervoor een ontvangstbewijs te verstrekken. Aanvankelijk ontkende hij, naderhand gaf hij verbolgen toe, doch weigerde een Bescheinigung te geven. “Was wir für unsere Verwendung brauchen, nehmen wir!” zei hij. Deze man verbleef met zijn afdeling geruime tijd te Wanssum en was mij zeer vijandig gezind. Op zekere dag ontdekte hij, dat ik granen afleverde voor de geëvacueerden en voor onze eigen inwoners. “Sie wissen nog nicht was los ist” zei hij. “Alle voorraden zijn in beslag genomen en daar kunt u niet meer over beschikken.” Verder dreigde hij met strenge straffen enz. Hierbij bleef het echter. Ondanks deze bedreiging ben ik echter rustig voortdurend voldoende broodgraan blijven verstrekken, o.a. aan voedselbureau Bergen, Grubbenvorst en Wanssum. In dit laatste dorp verbleven ± 1000 geëvacueerden.

maandag 2 september 2024

Benoîte en Flora Groult • 3 september 1942

Benoîte Groult (1920-2016) is een Franse schrijfster. In 1963 publiceerde ze een oorlogsdagboek, dat ze samen met haar zus Flora (1924-2001) geschreven heeft: Journal à quatre mains, in het Nederlands door Nini Wielink vertaald als Dagboek voor vier handen.

[Benoîte] 3 september 1942
Mijn genegenheid voor Blaise groeit naarmate de perscampagne thuis [haar moeder was tegen haar verkering] intensiever wordt. Zijn diepzinnige, scherpe intelligentie bevalt me. Heb ik echt zin om met hem te trouwen? Het is moeilijk te zeggen te midden van dat trommelvuur waarmee ik word overladen en waarin minachting, ironie en de meest oprechte bezorgdheid elkaar de bal terugspelen.
'Je kiest maar wat je wilt, je bent meerderjarig. Maar je zult zelf wel begrijpen dat ik er helemaal geen plezier meer in heb me met je uitzet en de inrichting van je huis bezig te houden. Zie jij Lardon in het bed van haaieleer? (Landon, mama! Maar het heeft geen zin, hij zal Lardon blijven heten.) De liefde is heel leuk, maar je moet wel gevoel voor de werkelijkheid hebben. We zullen het bed van haaieleer voor Flora bewaren. Hij moet blank hout hebben. Dat vind je moeiteloos in de Saint-Antoine-buurt.'
'Luister, schat, je hebt minderwaardigheidsgevoelens, maar ik verzeker je dat je beter kunt krijgen. Op een dag zul je wakker worden, dat weet ik, en dan blijk je getrouwd te zijn met een grote sul van een professor die zich niet weet te gedragen in de wereld. Ik wil niet dat mijn dochter zich in anderen of in zichzelf vergist. Daar heb je je ontaarde moeder voor!'
'Wat denk je dat ik ervan vind dat je met hem trouwt? Ik ga niet iedere zondag lunchen in Vanves en konijn eten van een tafelzeil: dat staat jou te wachten, arme schat!'
Het gedrag van Blaise verandert niets aan de zaak. Hij kwam eten en was gefascineerd door de manier van doen, het gezag, het vernuft en de snedige antwoorden van koningin Mab.
'Je moeder is een bijzondere vrouw, en ik ben een beetje ontmoedigd,' zei Blaise tegen me toen ik met hem naar buiten liep.
En ik dan! We pakken het verkeerd aan, arme schat.

[Flora] 4 september 1942
Benoîtes arme Blaise kwam gisteravond eten. Hij is niet lelijk en hij heeft een hoofd dat past bij zijn positie: een onhandige, magere intellectueel die door Benoîte tot de laatste druppel wordt uitgemolken. Zijn nadenkende, droevige manier van kijken pleit eerder voor hem. Ik voel wel dat ik a priori aan zijn kant had moeten staan, maar daar deed ik niet aan. Ik wilde eens kijken met wie ik te doen had voordat ik hem mijn zegen gaf. Ik schaam me nu een beetje dat ik Benoîte niet beter heb geholpen om haar op haar gemak te stellen. Het valt niet mee om aan je ouders een jongen voor te stellen van wie je bijna houdt en van wie je je niet zeker voelt. Ik heb me nogal gemeen gedragen. Ik heb hem zonder bereidwilligheid bekeken, zoals, vrees ik, alle zussen op de wereld die de mogelijke aanstaande van hun oudere zus doordringend aankijken.
Hij leek gefascineerd te zijn door mama, maar papa en hij hebben ideeën uitgewisseld in een zekere sfeer van geestelijk welbehagen.
Hij droeg een afschuwelijk kostuum waar de blik van mama op bleef rusten en een 'pochet' waar zo te zien kant aan zat. Ai! Gelukkig heeft hij klassieke talen gestudeerd!

zondag 1 september 2024

Thomas Mann • 2 september 1939

Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald in Dagboeken 1918-1939.

Saltsjöbaden, zaterdag 2 september 1939
[...] Na het diner proeven gelezen. Dan naar de Londense zender geluisterd. Ultimatum Engeland. Vastbeslotenheid om een eind te maken aan het nationaal-socialistische regime. Loyaliteitsverklaringen van de dominions. Toespraak van een universiteitsdocent in de Duitse taal, eenvoudig en doeltreffend. Persoverzichten. Nu wordt onze taal gesproken, Hitler een krankzinnige genoemd. Laat, laat! Halifax heeft zelfs naar Schuschnigg geïnformeerd... Hoe dan ook, de schok is groot. Ik moet vaak denken aan de brief aan Bonn en de voorspellingen daarin. Wij bleven nog lang praten. Had de onzalige ook maar een sprankje ‘liefde voor Duitsland’, waaruit hij zogenaamd zijn wandaden begaat, dan zou hij zich een kogel door het hoofd jagen en het bevel nalaten dat men zich uit Polen terugtrekt.

Thomas Mann • 1 september 1939

Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald in Dagboeken 1918-1939 (vertaling Hans Hom).

Vrijdag, 1 september 1939, Saltsjöbaden
Bombardement van Warschau en andere Poolse steden, Hitlers troepen marcheren Polen binnen. Bombardement van Danzig, inlijving van deze stad geproclameerd. Algehele mobilisatie van de westerse mogendheden. Chamberlain: 'Als de proclamatie van de heer H. betekent dat Duitsland Polen de oorlog verklaart —.' Statement van Molotov, zeer overtuigend. Hitler declareert de afzijdigheid van Italië. — Na net ontbijt wat geschreven, verstrooid, omdat ik meende dat ik in het stadhuis moest spreken. Lunch daar na een rondleiding door de burgemeester. Door dienstauto van de gemeente gehaald en teruggebracht. Onder de gasten Bert Brecht en vrouw. Raadskelder, persoonlijke toasts op een gelukkige wending uitgebracht. Op de terugweg aanschaf van een radio, waarop K. en E. helaas de 'rede' van Hitler voor zijn Rijksdag hoorden. Protest van een echtpaar in de kamer hierboven tegen de Hunnenstem. — Dat wij wegkomen van hier problematisch. Het interview van gisteren in alle kranten. De datum van ons vertrek onvoorzichtig genoeg genoemd. — Zeer moe en prikkelbaar. — Proeven gelezen.


2 september

Ernst Heldring • 31 augustus 1939

Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.

31 Augustus 1939.
Eenige dagen van koortsachtige onderhandelingen tusschen Londen en Berlijn. De berichten uit Engeland wijzen op groote vastberadenheid, die uit Duitschland op verslagenheid, Van Kraft durch Freude geen sprake. Maar Hitler schijnt nog geen kamp te geven. Polen moet er aan en dan wil hij praten. De laatste berichten zijn, dat het non-agressie pact tusschen Duitschland en Rusland door Moskou geratificeerd is en dat Engeland zijn vloot mobiliseert en al zijn reserves oproept. Kans op vrede nihil, tenzij Duitschland bakzeil haalt.
Mussolini, Hitler, Chamberlain, Daladier, Wie Wint?: Stalin.

Vandaag met prachtig weer met Frederik over Holysloot naar Monnikendam gewandeld. Ik kon mij de wereld niet in bloed en ijzer voorstellen. Men is daar op 100 km van de stad, in werkelijkheid maar 9 of 10. ‘Wai marken hier niks van die drokte in de wereld’, zei een boer met wien ik een praatje maakte, ‘Vaif jongens uit het dorp (Zuidwoude) zain in dienst en twee paorden gevorderd, da's alles. Maar daor in Duitschland gaot et niet goed, het is daor veel te streng.’