donderdag 30 november 2023

Geert van Oorschot • 1 december 1976

G.A. van Oorschot (1909-1987) was een Nederlandse uitgever.

Op 1 december 1976 bracht een aantal bewonderaars van Pierre Kemp op de 90ste geboortedag van de dichter hulde aan diens nagedachtenis door bij zijn graf gedichten voor te lezen, en aansluitend in het Maastrichtse Aldenhofpark een bordje met het opschrift ‘Kempland’ te planten. Kemp-uitgever Geert van Oorschot kwam niet opdagen, maar stuurde wel een telegram aan Harry Prick:

Beste Harry, Ik kom vanmiddag niet, wat moet ik in Maastricht doen. Treuren, kankeren. Of het graf van Kemp bezoeken. Jenever om mezelf te troosten heb ik ook hier. Ik wens jullie allemaal veel plezier vanmiddag al dan niet [regel ontbreekt] met het opzeggen van gedichten [onleesbaar] een graf. Wat zal die Kemp van deze voorgenomen gekkigheid wel denken.
Geert.


woensdag 29 november 2023

Lodewijck Huygens • 30 november 1660

Lodewijk Huygens (1631–1699, de derde zoon van Constantijn Huygens en Susanna van Baerle) was een bestuurder. In 1660-1661 maakte hij een reis naar het Spaanse hof, waarvan hij verslag deed in zijn Spaans journaal.

30 november 1660. Het huis van Don Diego de Espinosa in Martín Munoz.
Op de 30ste vertrokken we vrij vroeg uit Montejo de Arévalo. We hadden beter weer dan de dag tevoren, want het had de hele nacht tamelijk hard gevroren. Niet ver van de bovengenoemde plaats kwamen we langs een ander dorp dat Sanchidrian heet, en vandaar kwamen we aan in Martin Munoz de las Posadas, dat een mooi stadje is. Het lag op drie mijl afstand van de herberg van vorige nacht. Mijnheer Van Merode at in Martin Munoz, maar wij kochten alleen wat leeftocht uit vrees dat we 's avonds niets meer zouden vinden. In de haast bekeken we nog een behoorlijk mooi huis van een edelman, Don Diego de Espinosa geheten, dat dichtbij de plaza mayor van het genoemde stadje staat. Een mijl verder kwamen we door Adanero en nóg een mijl verder moesten we door een riviertje waden, dat Voltoya heet. Er ligt daar, op die plaats, namelijk helemaal geen brug over de rivier. Na nog over enkele bergen getrokken te zijn, kwamen we 's avonds tenslotte aan in Labajos. Het is een vrij mooi dorp, maar we troffen er een vreselijke waardin. Het scheelde niet veel of ze was ons te lijf gegaan omdat we in de korenschuur op zoek waren geweest naar stro om op te slapen.

dinsdag 28 november 2023

Wim Hazeu • 29 november 2006

• Wim Hazeu (1940) is een Nederlandse schrijver en biograaf. In het tijdschrift Liter publiceerde hij Een jaar voorafgaande aan de Lucebertbiografie Fragmenten uit een dagboek.

29 november 2006
- De reis naar Luceberts woning en atelier duurt van huis tot huis twee uur. Dat is dus vier uur op een werkdag. In de trein kun je nauwelijks meer lezen vanwege het gejengel van en geroep door mobiele telefoons. Of door spontane bijeenkomsten van conducteurs, die luid over hun vakantieplannen praten. Tony is aardig en haar negenenzeventig jaar is haar niet aan te zien. Dat ik ook ga werken aan de Marten Toonderbiografie vindt zij geen probleem. ‘En’, vertrouwde zij mij toe, ‘Peter Hofman wil je graag helpen.’ Ik laat haar de recente catalogus zien van kunsthandel Simonis & Buunk, met daarin drie schilderijen van Lucebert. Zij reageert spontaan: dat ene schilderij is meer dan twintig jaar geleden gestolen, dat andere is naar alle waarschijnlijk een vervalsing, en dat derde (Drama thuis (Krach zu Hause)) komt uit een Londense collectie. Met haar reactie ben ik blij, ik word ermee op een nieuw en nog niet bewandeld spoor gezet. Terwijl Tony thee zet, ga ik een poosje alleen in Luceberts grote atelier zitten. Het geeft me rust en vastberadenheid, maar ook verdriet: hij is te jong gestorven.

maandag 27 november 2023

Paul Léautaud • 28 november 1933

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Onderstaand fragment komt uit Particulier dagboek 1933.

Dinsdag 28 november 1933. -- Ik bedenk mij, sinds twee dagen, dat ik des te minder wroeging hoef te hebben in verband met de 'Gesel', als ik mij in herinnering breng wat ik allemaal van haar heb moeten verdragen: grauwen en snauwen, vernederingen, scheldwoorden, plotseling de deur gewezen worden, waanzinnig egoïsme zelfs tijdens het vrijen, als ze mij uit haar bed stuurde naar een ijskoude slaapkamer, ogenblikken die ik heb doorgemaakt dat ik, met mijn afschuw van goedkope restaurants en hun klandizie, niet wist waar ik zou moeten lunchen, al die dingen waardoor ik, met mijn overgevoelige karakter en zo snel geneigd tot verdriet, zo diep en zo dwaas ongelukkig geweest ben. Nee, ik hoef niet de minste wroeging te hebben.
Ik heb dit jaar, zonder bediende thuis, een heerlijke zomer gehad, met mijn werk en mijn afspraken met M.D. Ik denk al aan die van de komende zomer.
Ik heb mij niet te beklagen. Ik ben in mijn 62ste jaar, heb wat uiterlijke lichamelijke gebreken (een mond waarin zoveel tanden ontbreken), maar voor de rest uiterst jong qua voorkomen en manier van doen, en ik vind een vrouw van 46 jaar, mijn God! Toch erg plezierig, zij weet dat ze geen cent van mij te verwachten heeft en trouwens, zij heeft dat niet nodig, en zij valt mij om de nek en doet als eerste toenaderingspogingen.

zondag 26 november 2023

Constantijn Huygens jr. • 27 november 1692

Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.

27 Dond.
De Con. [koning] was te Londen.
Smergens was Sylvius bij mij en daernae de Hr van̅ Lier, die seyde, door de remedie van eenen chymicus, Moller genaemt, welcke hij maer eens genomen had, van sijn bloedwateren genesen te sijn.
Was de gansche mergen besigh met de voorz. papieren te schicken.
Mijn jongen seyde mij, dat de Hr van Swijndrecht savonts of snachts te voren hebbende questie gekregen met een huer-coetsier en sijn degen tegen hem getrocken hebbende, den anderen hem met sijn sweep in 't aensicht geslagen had, en̅ de constapels of wach-men daerbij gekomen zijnde, Swijndrecht soo geslagen hadde, dat hij voor doot leyde; maer dit wierd daernae bevonden soo quaedt niet te zijn.
De Con. had sav. ['s avonds] te voren 50 capers commissien geteeckent, om naer Hollt [Holland] te senden.

28 Vrijd.
Smergens was naer Kinsinghton. Daer was soo een dicke mist, dat de luyden seyden niet te gedencken dat er soo een geweest was.

Constantijn Huygens • 26 november 1656

• Dichter, diplomaat en geleerde Constantijn Huygens (1596-1687) had op een dag geen zin om op te staan.







Bedzucht
26 november 1656

Wat zou ik op doen? Leed en ongemak gaan lijden?
Zien wat mij niet en kan verbeet'ren noch verblijden,
en horen wat mij spijt, en ruiken wat mij kwelt?
Nee. 't Nestje waar ik lig is min of meer gesteld
als waar ik tweemaal drie en nog drie maanden in lag,
voordat ik schreiend aan de tepel van de min lag.
Ik lig warm, ik lig dicht, en stilletjes en zacht.
Moet ik dan eens per dag ter wereld zijn gebracht,
ter wereld, waar 't zo raast; alsof ik in de baren
gestort werd uit de kooi? Ach, beddeke, jouw baren
komt mij niet goed te pas; was 't niet de malle pijn
die honger heet, ik wou wel ongeboren zijn.

Barend Rijdes • 25 november 1958

Barend Rijdes (1910-1975) was een Nederlandse schrijver. Na zijn dood zijn zijn Literaire dagboeken in drie deeltjes gepubliceerd.

25 november 1958
Bij Brinkmann gegeten, samen met Hoornik. Hij ziet er veel ouder uit dan ik, en loopt moeilijk omdat hij van de trap gevallen is. En hij moet sinds kort een bril gebruiken - leeftijdsverschil. [...] Over zijn dochters is hij niet helemaal tevreden, althans over Eva niet, die de journalistiek te licht opvat zijn inziens, de stukjes die zij in het Haarlems Dagblad heeft geschreven, vindt hij slecht; ik was dat met hem eens. Dit naar aanleiding van de eruditie, die hij mist bij de leiding van de televisie, derderangsacteurs die het nu plotseling tot regisseur hebben gebracht. Om deze reden vindt hij het werken bij de televisie niet zo plezierig. Van de Vereniging van Letterkundigen is hij nog steeds lid - de uittreding geschiedde in een periode van hysterie, en men dient solidair lid van zijn vakvereniging te blijven, heeft hij zich laten vertellen; maar van werk en resultaat heeft hij nooit veel bemerkt - bijvoorbeeld wat de acteurs bij de televisie verdienen tegenover de auteur is ontstellend. Ik vertelde hem vanuit mijn bestuurservaring, dat er wel degelijk hard wordt gewerkt - maar wij zijn machteloos, onze vuist heeft geen arm achter zich.
Vic van Vrieslands rol is praktisch uitgespeeld in de litteratuur, hij is ook niet herbenoemd als voorzitter van "De Bezige Bij" - hij bedankte, omdat het hem niet beviel drie kwartier te antichambreren! En Bomans - "geen vriend" zei Hoornik, toen wij het over de Haarlemse litteratoren hadden - was al begonnen af te zakken, toen hij voor Dickens ging spelen. Voor Maurits [Dekker] "heb ik een zwak", zei hij (wat omgekeerd niet zo is). En Mulisch vond hij erg talentrijk, maar mijn oordeel kon hij wel onderschrijven: geen compositievermogen. De dichter Willem Brandt - een satelliet van Vic - sloeg hij ook niet hoog aan, althans: alleen zo'n figuur kon secretaris van de P.E.N.-club wezen.
De lezing ging zeer goed, Ed sprak vlot, indringend en ook openhartig, de aandacht was zeer groot en hij las bovendien een aantal ontroerende gedichten. Na afloop - het was vrij laat geworden - ging hij met zijn beide dochters, Eva [de latere echtgenote van J. Bernlef] en Erika [de latere echtegnote van K. Schippers], naar Amsterdam terug, de dokter had hem voorzichtigheid geraden inzake zijn been; van Teisterbant [Haarlemse literaire sociëteit] kwam dus niets.

donderdag 23 november 2023

Luise Rinser • 24 november 1944

• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen. In oktober 1944 werd ze gevangen genomen wegens Wehrkraftzersetzung ('ondermijning van de weerbaarheid'). Met kerstmis werd ze weer vrijgelaten. Ze hield tijdens haar gevangenschap een Gefängnistagebuch bij. 

Onderaan een machinevertaling (ChatGPT) van de Duitse tekst.

23. November 1944 Heute morgen vier Uhr wieder Alarm. Ohne Licht anziehen auf eins, zwei, drei und wieder hinunter in den Flur. Ich saß in der Nahe von Betty, der Auschwitzerin. »Ach, endlich sehe ich dich wieder, Liebling«, rief sie und zog eine halbe Zigarette aus ihrer Tasche: »Da, die versprochene. Mehr habe ich nicht.« Ich steckte ihr einen Apfel zu, und wir lehnten uns aneinander, um uns zu warmen. Aber sie ist so nervös und verrückt, daß ich ihre Nähe nicht ertrage. Sie wird immer magerer. Sie erzählte, sie sollte am vergangenen Samstag nach M. gebracht werden auf Schub ins KZ, aber die Strecke war bombardiert. — Sie machte mich auf ein sehr hübsches, schwarzhaariges, blasses Madchen aufmerksam, das mir noch nie aufgefallen war, obwohl ich wußte, daß sie schon seit sechs Wochen in Einzelhaft saß, Strümpfe strikkend. Sie hatte rotgeränderte Augen und sah elend aus. Betty flüsterte, das heißt, sie glaubte zu flüstern: »Die hat Syphilis.« Das Mädchen wandte sich ab. Ich sagte: »Glaube ich nicht. Wie kannst du das so behaupten, Betty?« »Aber geh«, sagte sie, »das sieht man doch. Außerdem wäre sie sonst schon lange nicht mehr in Einzelhaft.« Ich fragte nachher beim Heraufgehen Frau M.; sie sagte, ja, das sei leider wahr, und es sei ein Skandal, daß sie nicht fortkomme. Sie sei sogar hochgradig syphilitisch. Ihr Eßgeschirr komme aber trotzdem zu dem unsrigen, ihr Eimer werde mit dem unsrigen geleert; die Gefangenen, die dies tun mussen, hatten sich geweigert, aber ohne Erfolg. — Das fehlte mir gerade noch, hier angesteckt zu werden. Übrigens schade um das entzückende Geschöpf. — Heute war große Umquartierung. Unsere Zelle ist fast ganz neu besetzt. Die Polin Helena ist entlassen, die beiden Entflohenen, Rosi und Anni, haben scharfen Arrest bei Wasser und Brot in der völlig dunklen Zelle; an die Stelle dieser drei kamen Frau K., Mariechen und Resi, die Braut des Deserteurs, mit denen ich auf Zelle 45 schon zusammen gewesen war. Sie waren auch zum Außendienst in der Brotfabrik bestimmt worden. Fermmer war ein ganz zartes, kleines blondes Mädchen da, eine Neue, fünfzehn oder sechzehn Jahre alt; sie hatte verbotenen Umgang mit einem amerikanischen Internierten gehabt. Sie liegt vergnügt auf ihrer Pritsche, hat alle Bücher, die wir weggeworfen haben, um sich versammelt und, während sie liest, singt sie sämtliche modernen Schlager. Sie hat eine süße tiefe Stimme, aber irgend etwas gefällt mir nicht an dem Kind. Ich glaube, die Kleine ist gerissen. Sie sieht allzu unschuldig aus und lachte allzu lustig, als Käthe, die Banater Hochstaplerin, Witze erzählte. Diese Witze waren ziemlich obszön. Alle anderen wieherten vor Vergnügen. Schließlich erzählte Mariechen, die inzwischen eine Woche in der Schmiedezelle gewohnt hatte, was sie dort erlebt hatte. An den Abenden, wenn sie sich langweilten, »bekamen sie Sehnsucht«, so drückte Mariechen sich aus, das heißt, sie hatten Verlangen nach Liebe, genau gesagt, nach sexuellem Vergnügen. Sie befriedigten es ungeniert, jede mit sich selbst oder paarweise, wie es gerade kam. Sie hatten auch einige primitive Hilfsmittel dazu. Die Vorbereitungen bestanden entweder in Nackttanzen oder in Unfug. Ich wunderte mich darüber, daß ich bisher noch nie etwas bemerkt hatte, noch mehr darüber, daß diese Mädchen Verlangen nach solchen Dingen hatten. Ich denke, das Brom, die ungewürzte, fettlose Nahrung und der Mangel an Anreiz täten ihre Schuldigkeit. Aber Mariechen klärte mich auf. Die Schmiedemädchen bekommen taglich zwei große Scheiben Wurst zur Jause, dazu eine Flasche Bier. Außerdem arbeiten sie mit Männern zusammen, mit Zivilarbeitern, die ihnen Lebensmittel zustecken, dafür aber natürlich einen kleinen Gegendienst verlangen, der trotz aller Aufsicht durch das böse Fraulein Sch. hinter Maschinen, Bretterstößen, in Kohlenkellern und, wenn's nicht anders geht, im Klo in aller Eile geleistet wird. Es scheint, sie führen dort ein recht lustiges Leben. Deshalb sehen sie auch weitaus besser, gepflegter und weniger vergrämt und verlassen aus als wir anderen. M. erzählte, einmal sei eine davon sogar schwanger geworden, aber die Manner haben ihr ein Mittel dagegen gegeben.

24. November 1944.
Ich bin müde und traurig. Ich will schlafen.


Vertaling door ChatGpt


23 november 1944
Vanochtend om vier uur weer alarm. Zonder licht aankleden, op één, twee, drie, en weer naar beneden naar de gang. Ik zat in de buurt van Betty, de vrouw uit Auschwitz. "Oh, eindelijk zie ik je weer, schat," riep ze en trok een halve sigaret uit haar zak. "Daar, zoals beloofd. Meer heb ik niet." Ik stopte haar een appel toe, en we leunden tegen elkaar aan om warm te worden. Maar ze is zo zenuwachtig en gek dat ik haar nabijheid niet kan verdragen. Ze wordt steeds magerder. Ze vertelde dat ze afgelopen zaterdag naar M. zou worden gebracht voor een transport naar het concentratiekamp, maar de route was gebombardeerd. — Ze wees me op een heel mooi, zwartgekleurd, bleek meisje dat me nog nooit was opgevallen, hoewel ik wist dat ze al zes weken in eenzame opsluiting zat, breiend aan kousen. Ze had rooddoorlopen ogen en zag er ellendig uit. Betty fluisterde, althans dat dacht ze: "Ze heeft syfilis." Het meisje draaide zich om. Ik zei: "Dat geloof ik niet. Hoe kun je dat zo beweren, Betty?" "Maar kom op," zei ze, "dat zie je toch. Bovendien zou ze anders allang niet meer in eenzame opsluiting zijn." Ik vroeg het later aan mevrouw M. toen we naar boven gingen; ze zei dat het helaas waar was en dat het een schandaal was dat ze niet verder kwam. Ze had zelfs een zeer vergevorderd stadium van syfilis. Haar eetgerei komt echter nog steeds bij het onze, haar emmer wordt met de onze geleegd; de gevangenen die dit moeten doen, weigerden, maar zonder succes. — Dat ontbrak er nog aan, hier besmet te raken. Overigens jammer van dat betoverende schepsel. — Vandaag was er een grote herschikking. Onze cel is bijna helemaal opnieuw bezet. De Poolse Helena is vrijgelaten, de twee ontsnapten, Rosi en Anni, zitten in streng arrest met water en brood in de volledig donkere cel; zij werden vervangen door mevrouw K., Mariechen en Resi, de bruid van de deserteur, met wie ik al op cel 45 had gezeten. Ze waren ook toegewezen aan de buitendienst in de broodfabriek. Fermmer was er een heel tenger, klein blond meisje, een nieuwkomer, vijftien of zestien jaar oud; ze had verboden contact gehad met een Amerikaanse krijgsgevangene. Ze ligt opgewekt op haar brits, heeft alle boeken verzameld die we hebben weggegooid en terwijl ze leest, zingt ze alle moderne hits. Ze heeft een zoete diepe stem, maar er bevalt me iets niet aan dat kind. Ik denk dat ze sluw is. Ze ziet er te onschuldig uit en lachte te vrolijk toen Käthe, de oplichter uit de Banat, grappen vertelde. Deze grappen waren behoorlijk obsceen. Iedereen hinnikte van plezier. Uiteindelijk vertelde Mariechen, die inmiddels een week in de smederijcel had gewoond, wat ze daar had meegemaakt. 's Avonds, als ze zich verveelden, "kregen ze verlangen," zo drukte Mariechen het uit, dat wil zeggen, ze hadden behoefte aan liefde, om precies te zijn, aan seksueel plezier. Ze bevredigden het onbeschaamd, elk met zichzelf of met z'n tweeën, zoals het uitkwam. Ze hadden ook enkele primitieve hulpmiddelen daarvoor. De voorbereidingen bestonden uit naakt dansen of gekkigheid. Ik verbaasde me erover dat ik tot nu toe nooit iets had gemerkt, nog meer dat deze meisjes verlangen hadden naar zulke dingen. Ik denk dat het brood, het ongekruid, vetarm voedsel en het gebrek aan prikkels hun werk deden. Maar Mariechen lichtte me op. De smederijmeisjes krijgen elke dag twee grote plakken worst als tussendoortje, plus een fles bier. Bovendien werken ze samen met mannen, met burgerarbeiders, die hun eten toeschuiven, maar natuurlijk een kleine tegenprestatie verwachten, die ondanks alle supervisie achter machines, stapels planken, in kolenkelders en, als het niet anders kan, in het toilet snel wordt geleverd. Het lijkt erop dat ze daar een behoorlijk vrolijk leven leiden. Daarom zien ze er ook veel beter uit, verzorgder en minder verbitterd en verlaten dan wij anderen. M. vertelde dat er eens een zwanger was geworden, maar de mannen hadden haar er een middel tegen gegeven.

24 november 1944
Ik ben moe en verdrietig. Ik wil slapen.

woensdag 22 november 2023

Alice • 23 november 196?

• In de jaren 70 was Go ask Alice (1971) een bestseller. Het is een dagboek van een 15-jarig meisje dat aan de drugs raakt. Tegenwoordig wordt aangenomen dat het boek is geschreven door Beatrice Sparks.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

November 23
It has happened again and I don't know whether to weep or rejoice. Well, at least this time we were all adults doing our adult thing and not influencing a bunch of little kids. Granted some people wouldn't consider me quite an adult, but everyone thinks both Chris and I are eighteen so I guess that's all that matters.
Anyway, Shelia lives in the most fabulous apartment with the most spectacular view. She has a doorman who is even more regal looking than the doormen where I work — and they are pretty impressive. We took the elevator up to her apartment, trying to act sophisticated and unimpressed when actually after our dirty little fly trap both of us were panting. Even the elevator was impressive with gold vinyl paper on two sides and black paneling on the other two.
Shelia's apartment was like walking into a decorating magazine. Two whole walls were glass overlooking the twinkling city. I tried to keep my mouth from hanging open, but it was like finding myself on a movie set.
Shelia kissed us each lightly on our cheeks and led us into the room where brightly colored pillows were stacked around a large gold and antiqued mirrored coffee table. There was an oversized buff colored shaggy fur chair next to the fireplace, and the whole thing was really too much.
Then the doorbell was ringing and the most beautiful human beings I have ever seen in my life began arriving. The men were so gorgeous, they were like tanned statues of the Roman Gods, and the women were so breath-taking that it made me happy and frightened all at the same time. But after awhile it dawned on me that we're young and shiny and healthy and these women are old, old, old. They probably couldn't even go out of the house in the morning without half a ton of makeup on. So we really didn't have anything to worry about at all.
Then I smelled it. I almost stopped talking in the middle of a sentence, the smell was so strong. Chris was over on the other side of the room but I saw her looking around and knew she had smelled it too. The air seemed to be getting thick and parts of my head were begging for it. I didn't know whether to run or stay or what. Then I turned around and one of the men passed me a joint and that was it. I wanted to be ripped, smashed, torn up as I had never wanted anything before. This was the scène, these were the swingers and I wanted to be part of it!
The rest of the evening was fantastic. The lights and music and sound and San Francisco were part of me and I was part of them. It was another incredible excursion and it went on for I don't know how long. Chris and I both used Shelia's apartment for a crashpad, and it was early afternoon before we pulled ourselves together enough to go back to our own dingy four walls.
I'm a little worried about what actually happened. I don't know if we were smoking hash, which is hard to get right now, or what. But I hope I won't have to go through this am-I-or-aren't-I-until-next-month bit again. One thing — if we are going to get back on the merry-go-round I really am going to start taking the pill. I can't stand the suspense, and besides now all I need to topple completely would be to find myself. . . but I won't even think about it.

(?)

Shelia has parties almost every night and we are always invited. I haven't found anyone l'm really into yet but it's fun, fun, fun and we nearly always use her place as a crash pad — which is a lot better than having to come back to this hole we're in. Chris found out that Shelia was once married to ..... and her alimony is enough to support her and all her friends in any habit they happen to have. Boy, wouldn't it be nice to have money like that!!! I think l'd live just the way she does, only better.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

23 november
Het is weer gebeurd en ik weet niet of ik moet huilen of juichen. Nou ja, in ieder geval waren we deze keer allemaal volwassenen die hun volwassen ding deden en niet een stel kleine kinderen beïnvloedden. Toegegeven, sommige mensen beschouwen mij misschien nog niet als een volwassene, maar iedereen denkt dat zowel Chris als ik achttien zijn, dus dat is alles wat telt.
Hoe dan ook, Shelia woont in het meest fantastische appartement met het meest spectaculaire uitzicht. Ze heeft een portier die er nog majestueuzer uitziet dan de portiers waar ik werk - en die zijn behoorlijk indrukwekkend. We namen de lift naar haar appartement, probeerden volwassen en ongeïnteresseerd te lijken, terwijl we eigenlijk na onze vieze kleine vliegenvanger allebei hijgden. Zelfs de lift was indrukwekkend met gouden vinyl aan twee zijden en zwart paneel aan de andere twee.
Shelia's appartement was als binnenlopen in een decoratiemagazine. Twee hele muren waren van glas met uitzicht op de twinkelende stad. Ik probeerde mijn mond niet te laten openvallen, maar het was alsof ik mezelf op een filmset bevond.
Shelia kuste ons allebei licht op onze wangen en leidde ons naar de kamer waar felgekleurde kussens om een grote gouden en antiek gespiegelde salontafel waren gestapeld. Er stond een oversized buff-gekleurde harige stoel naast de open haard, en het geheel was echt te veel.
Toen ging de deurbel en begonnen de mooiste mensen die ik ooit in mijn leven had gezien binnen te komen. De mannen waren zo prachtig, ze leken wel gebruinde standbeelden van de Romeinse goden, en de vrouwen waren zo adembenemend dat ik tegelijkertijd blij en bang werd. Maar na een tijdje drong het tot me door dat wij jong en stralend en gezond zijn, en deze vrouwen zijn oud, oud, oud. Ze konden waarschijnlijk niet eens 's ochtends het huis uit zonder een halve ton make-up. Dus we hadden eigenlijk helemaal niets om ons zorgen over te maken.
Toen rook ik het. Ik stopte bijna midden in een zin, de geur was zo sterk. Chris stond aan de andere kant van de kamer, maar ik zag haar rondkijken en wist dat ook zij het rook. De lucht leek dikker te worden en delen van mijn hoofd smeekten erom. Ik wist niet of ik moest rennen of blijven of wat dan ook. Toen draaide ik me om en gaf een van de mannen me een joint en dat was het. Ik wilde geript worden, kapotgeslagen, verscheurd zoals ik nog nooit iets had gewild. Dit was de scène, dit waren de swingers en ik wilde er deel van uitmaken!
De rest van de avond was fantastisch. Het licht en de muziek en het geluid en San Francisco waren een deel van mij en ik was een deel van hen. Het was weer een ongelooflijke ervaring en het duurde ik weet niet hoe lang. Chris en ik hebben allebei Shelia's appartement gebruikt als een crashpad, en het was vroeg in de middag voordat we onszelf genoeg bij elkaar hadden geraapt om terug te gaan naar onze eigen armoedige vier muren.
Ik maak me een beetje zorgen over wat er eigenlijk is gebeurd. Ik weet niet of we hasj rookten, wat nu moeilijk te krijgen is, of wat dan ook. Maar ik hoop dat ik niet weer door deze 'ben ik wel of niet'-fase hoef tot volgende maand. Eén ding - als we weer op de draaimolen willen stappen, ga ik echt beginnen met de pil te nemen. Ik kan de spanning niet verdragen, en bovendien hoef ik nu alleen nog maar mezelf te vinden... maar daar wil ik niet eens aan denken.

(?)

Shelia geeft bijna elke avond feestjes en we zijn altijd uitgenodigd. Ik heb nog niemand gevonden waar ik echt voor val, maar het is leuk, leuk, leuk en we gebruiken bijna altijd haar plek als crashpad - wat veel beter is dan terug te moeten naar deze troosteloze plek waar we in zitten. Chris ontdekte dat Shelia ooit getrouwd was met ..... en haar alimentatie is genoeg om haar en al haar vrienden te ondersteunen in welke gewoonte ze ook hebben. Jongen, zou het niet leuk zijn om zoveel geld te hebben!!! Ik denk dat ik net zo zou leven als zij, maar dan beter.

dinsdag 21 november 2023

Benno Barnard • 22 november 2015

• De Nederlandse schrijver Benno Barnard (1954) hield in 2014-2017 een dagboek bij. Gedeelten daaruit zijn gepubliceerd in Liter. Het gehele dagboek is gepubliceerd als Zingen en creperen.

22 november
Zondag. Ergens in de Achterhoek, een Bredevoort geheten dorp. Over een aan mijn vader [Willem Barnard/Guillaume van der Graft, overleden op 21 november 2010] gewijd gebeuren giet de hemel stralend herfstweer uit: in de beuken hangt bladgoud en de oude huizen in hun schaduw zijn door een kunstenaar uit de Gouden Eeuw getekend. In de grote bakstenen kerk — een mooi bewijs dat niet alleen roomse barokarchitecten wisten hoe je bakstenen moest opstapelen — houden sprekers toespraken, muzikanten maken muziek; en er is ook een interview met de zoon, die vooral zijn best doet de ernst van de sprekers te relativeren door te wijzen op de humor en aardsheid van zijn vader en die niet ontevreden terugkeert naar zijn plaats; daarna een boekenmarkt, een etentje, een zekere lichtheid in zijn hoofd wanneer hij afscheid neemt van zijn zussen en in zijn auto stapt, om terug te keren naar de ex-roomse, onverdraaglijk geworden druilerigheid van Vlaanderen.
Vroege jaren zestig. De pastorie in Rozendaal. Aan tafel vroeg mijn oudste zus: ‘Papa, wat is een erectie?’
Dat kwam tamelijk onverwacht. In een roman zou mijn moeder een hoestbui hebben gekregen, maar mijn vader liet zijn mes en vork zakken en zei (terwijl hij hooguit een of twee spieren vertrok): ‘Dat is een staande ovatie van een heer voor een dame.’
Ik kan niet ouder dan acht of negen zijn geweest - ik moet dat woord toen voor het eerst hebben gehoord. Van sommige woorden herinner ik me het precieze moment waarop ze zich bij mijn vocabulaire voegden.
Die papa.

maandag 20 november 2023

J.A. Schuurman • 21 november 1868

• J.A. Schuurman was een Nederlandse predikant. Hij hield een dagboek bij van zijn reis naar Java in 1868, dat is gepubliceerd als Mijne reis naar Java.

Zaturdag, 21 November.
Konde ik u, vrienden en vriendinnen, bij ons op de campagne tooveren, gijlieden zoudt met mij uitroepen: “zoo iets hebben wij nooit gezien!” Sinds twee dagen heeft de regen opgehouden en voor het meest verrukkelijke weder plaats gemaakt. De hemel is wolkenloos, de zee bijkans spiegelglad, zoodat heden middag de boot neergelaten werd en de kapitein met een der passagiers door drie matrozen zich een poosje liet roeijen op de onmetelijke wateren. Wel vorderden wij heden en gisteren middag zeer weinig, maar het is alles te schoon, dan dat ik begeeren zou dat wij harder liepen. “Waarlijk, van zulke luchten kan men zich in Holland geen denkbeeld maken. Het water is nog sterker blaauw gekleurd dan dat in het meer van Genève. De schaduw was heden avond niet donker zooals immer, maar op de zeilen teekende de schaduw van de touwen zich lichtblaauw af. Prachtig dook de zon onder en na eerst den vlakken waterspiegel met goud overtrokken te hebben, werd daarna zoowel water als lucht violetkleurig, terwijl het aan den horizont in donkerpurper overging. Konde ik het u omschrijven! Een der medereizigers, mede opgetogen, riep uit: “verduiveld mooi!” “Neen,” sprak ik, “Goddelijk schoon!” Ja, ook de zee met al hare schoonheid, is het werk van Gods scheppende magt. Deze avond was op zich zelven reeds eene heerlijke voorbereiding voor den dag des Heeren. Alles voorspelt een even kalmen Zondag. Ik zal dan weer het Evangelie des kruises mogen verkondigen, waarnaar ik verlang en met u gemeente! al is het ligchamelijk verre van u, in den geest weer vereenigd zijn, ja met u in den gebede toetreden tot denzelfden genadetroon, waar ik u en gij immers ook mij blijft gedenken.


zondag 19 november 2023

Koos van Zomeren • 20 november 2004

Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit.

17 november Neerlandistiek in Oldenburg. Als we Duits spreken is het 'Sie' en betrekkelijk formeel. Als we overgaan op Nederlands is het meteen 'je' en 'jij' en heel ontspannen. Buitengewoon hartelijke en attente mensen, die spitsvondige en naar het ondeugende neigende grapjes maken. Na verloop van tijd realiseer je je dat ze Nederlands zijn gaan doen omdat ze denken dat Nederland leuk is. Wat een pijnlijk misverstand. De schijn ophouden.

20 november Gisteravond - tv uit, bosuil aan. Zijn roep in de bosrand. Toen we op het balkon gingen staan, hoorden we dat er een bosuil was én een bosuil die hem van repliek diende, een tweestemmig rommeltje.
Vanmorgen-natte sneeuw, witte veldjes in de volkstuintjes in Klarenbeek.
Zo verloopt hier de herfst en ik vraag me steeds af hoe hij op Herwijnen verloopt. In de vluchtige beelden van het dorp die me steeds voor de geest komen, is het nog volop zomer. Het uitzicht vanaf de dijk over de Diepe Put, de ligging van de uiterwaarden tussen d'n Oven en d'n Hoek enz. Tegelijkertijd het besef dat je daar niets te zoeken hebt, tenzij je er toevallig woont (wat in juli twee weken het geval was) of werkt (idem).

21 november Milan Kundera (in Onwetendheid): '(...) overdag zag ze voortdurend landschappen van haar geboortestreek voor zich opdoemen. Nee, het was geen lange, bewuste, opzettelijk opgeroepen dagdroom, het was iets heel anders: visioenen van landschappen lichtten plotseling, abrupt, razendsnel op in haar hoofd, om meteen weer uit te doven. Ze praatte met haar baas en ineens, als een bliksem, zag ze een paadje tussen de velden. Ze werd heen en weer geduwd in een metrowagen en plotseling dook er gedurende een fractie van een seconde een laantje in een groene wijk in Praag in haar op. De hele dag bezochten die vluchtige beelden haar om het gemis van haar verloren Bohemen te verzachten.'


Christoffel Columbus • 19 november 1492

Christoffel Columbus (1451-1506) ontdekte Amerika in 1492. Hij hield van die reis (1492-1493) een scheepsjournaal bij.

Zaterdag, 17 November
In de vroege morgenuren begaf ik mij in mijn boot om die eilanden te bezoeken waar ik nog niet geland was en die zich in Zuidwestelijke richting bevinden. Ik zag er vele die een zeer vruchtbaar en liefelijk aanzien hadden; de zee was van eiland tot eiland steeds zeer diep. Enige van de eilanden waren doorsneden door stroompjes, van welke ik aannam dat zij hun ontstaan dankten aan de zoetwaterbronnen, die op de toppen der bergen ontspringen. Iets verder kwam ik bij een kleine, heldere waterloop, die in zijn zandbedding vrolijk verder vlood. Er om heen strekte zich een lieftallig weideveld uit, bedekt met talrijke palmen die veel hoger waren dan degene die ik tot dusver had gezien. Daarnaast zag ik dikke muizen, die ook leken op de muizen in Indië en kreeften van buitengewone afmetingen. Talrijke vogels vlogen voor mijn voeten op. Ik bespeurde een sterke muskuslucht, waar ik uit opmaakte, dat er in deze streken ook muskusdieren leven. Van de zes Indianen, die ik bij de Zeerivier had vastgehouden en aan boord van de Niña had gebracht, hebben er heden twee het hazepad gekozen.

Zondag, 18 November
Ook heden scheepte ik mij met vele mijner mensen op de sloepen in, om het grote, wonderlijke kruis, dat ik uit de twee genoemde balken had laten vervaardigen, op een goed zichtbare plaats, waar geen bomen stonden, aan de ingang van de Puerto del Principe op te richten. In deze buurt zijn de verschillen tussen eb en vloed belangrijk groter dan in iedere andere baai, die ik tot dusver ontdekt heb — een feit, dat niet valt te verwonderen, wanneer men het overgrote aantal eilanden in aanmerking neemt, waarmee de zee hier bezaaid is. De getijden verhouden zich in deze streken geheel anders dan in onze wateren het geval is, want in de baai, waar ik mij nu bevind, was het eb toen de maan zich in het Zuidwest ten Zuiden bevond. Daar het vandaag Zondag is, wilde ik niet verder varen.

Maandag, 19 November
Nog voor het aanbreken van de dag verliet ik de baai bij volkomen windstilte. Later, wat meer naar het Zuiden, nam de wind uit 't Oosten iets toe, zodat de armada een Noord-Noordoostelijke richting insloeg. Bij zonsondergang tekende de Puerto del Principe zich aan de Zuid-Zuidwestelijke horizon op een afstand van ongeveer 7 mijl af. Toen wij naar het Oosten voeren, kregen wij het eiland Baneque op een afstand van ongeveer 60 zeemijl in zicht. De gehele nacht zeilden wij naar het Noordoosten en lieten een kleine 60 zeemijl achter ons. Tot aan de volgende morgen 10 uur legden wij nog een verdere 12 zeemijl af in de richting Noordoost ten Noorden, dus in het geheel 18 mijl.

23-jarige studente uit Bochum • 18 november 2005

• Het idee was om het dagelijkse leven in de Duitse regio Westfalen-Lippe te documenteren middels eenmalige dagboekbijdragen over een en dezelfde dag: 18 november 2005. Uiteindelijk stuurden tien mensen een bijdrage in. Waaronder deze 23-jarige studente uit Bochum. Vertaling door ChatGPT onder de Duitse tekst.

18. November 2005
Heute, am 18. November 2005, wird ein Freund von mir 32 Jahre alt. Er ist mein Ex-Freund, zu dem ich immer noch guten Kontakt habe. Am 18. November vor 5 Jahren haben wir uns kennengelernt.

Heute Morgen bin ich um 6.17 Uhr wachgeworden. Eigentlich hatte ich mir den Wecker auf kurz nach 8 gestellt. Aber seit gestern habe ich seltsame Halsschmerzen: Keine richtigen, sondern eine Art Kloß im Hals kurz unterhalb des Kehlkopfes. Deswegen wollte ich heute Morgen auch zum Arzt gehen, habe es dann aber doch nicht gemacht, denn ich fühle mich nicht krank oder so. Und ich glaube, dass der „Kloß“ von alleine wieder weg geht.

Dann war ich heute in der Uni. Ich studiere Geschichte und Allgemeine und Vergleichende Literaturwissenschaft (Komparatistik) an der Ruhr-Uni in B., bin mittlerweile im 7. Semester und mache diesen Winter meinen Bachelor-Abschluss. In Geschichte habe ich dieses Semester keine Veranstaltungen mehr, aber ich bin heute freiwillig zu einer Mittelalter-Vorlesung hingegangen. Zugegeben, das MA ist nicht gerade mein Glanzgebiet, aber der Dozent, M. O., ist ziemlich gut, und seine Vorlesungen sind interessant, kurzweilig und vor allem gut verständlich – so gut, dass ich ohne Probleme nacherzählen kann, was er vorgetragen hat.
Die Vorlesung war von 10-12, und meine Freundin hat mich mitgenommen. Sie ist auch im 7. Semester, allerdings schon im Master-Studiengang, sie hat sich etwas mehr mit ihrem Studium beeilt als ich. Wir studieren beide Geschichte, und außerdem sind wir Arbeitskolleginnen: Wir arbeiten beide als Studentische Volontärinnen („Hilfskräfte“) für das Westfälische Industriemuseum. Eine Arbeit in einem Museum später nach dem Studium wäre mein Traumjob! Aber vielleicht promoviere ich ja auch und bleibe an der Uni?

Nach der Vorlesung bin ich ein bisschen durch die Historische Bibliothek getigert, aber nicht lange. Danach war ich in der Mensa, dann zu hause (ich wohne direkt an der Uni). Von 14-16 Uhr hatte ich ein Seminar in Komparatistik, das einzige Pflichtseminar für dieses Semester ist. Das Thema: „Der Meister und Margarita“ von Michail Bulgakov im weltliterarischen Kontext. Die Dozentin: A. B. Aufgrund der fortgeschrittenen Uhrzeit und des Wochentages ist das Seminar eher mäßig besucht, aber das tut der Qualität der Veranstaltung keinen Abbruch, eher im Gegenteil.

Nach dem Seminar war ich noch kurz Geschenkpapier kaufen, habe auf dem Nachhauseweg einen Freund und Kommilitonen in Komparatistik getroffen und eine Viertel Stunde mit ihm verquatscht. Dann war ich wiederum kurz zu hause und habe mir eine Laugenstange und eine halbe Kirschtasche reingezogen, dazu leckeren heißen Tee – hmmmm, ich liebe so ein Zeug!

Und zum guten Abschluss des Tages war ich am Abend mit meiner Freundin beim Unisport. Fitnesstraining. Es war total anstrengend, aber ich bin froh, dass wir hingegangen sind.
Irgendwie habe ich den ganzen Tag nichts anderes gemacht, als mir andauernd selbst in den Hintern zu treten. Aber ich glaube, dass das schließlich doch zu einigem Erfolg geführt hat. Zumindest habe ich nicht schon wieder den halben Tag vor dem Fernseher verbracht.

Gleich bleibe ich noch ein wenig am PC sitzen, werde meine E-Mails lesen und im Netz surfen. Dazu höre ich mir die WDR 2-Zugabe an, eine ganz wunderbare Satiresendung, die jetzt leider nur noch freitags abends kommt und nicht mehr freitags und samstags.

Der VfL Bochum hat vorhin gegen die Alemania Aachen mit 4:1 verloren, und das im eigenen Stadion! Mein Ex-Freund hatte sich Karten für das Spiel selbst zum Geburtstag geschenkt. Er wohnt in Aachen, ist aber Bochum-Fan und heute abend extra nach Bochum gepilgert. Bin gespannt, ob er am Montag trotzdem mit einem VfL-Schal zur Arbeit geht, wie er es ursprünglich vorgehabt hatte!


Vertaling door ChatGPT:

18 november 2005
Vandaag, op 18 november 2005, wordt een vriend van mij 32 jaar oud. Hij is mijn ex-vriend, met wie ik nog steeds goed contact heb. Vijf jaar geleden, op 18 november, hebben we elkaar ontmoet.

Vanochtend werd ik om 6.17 uur wakker. Eigenlijk had ik mijn wekker iets na 8 uur gezet. Maar sinds gisteren heb ik vreemde keelpijn: geen echte pijn, maar een soort brok in mijn keel net onder het strottenhoofd. Daarom wilde ik vanochtend naar de dokter gaan, maar ik heb het toch niet gedaan, want ik voel me niet ziek of zo. En ik denk dat de "brok" vanzelf wel weer verdwijnt.

Toen was ik vandaag op de universiteit. Ik studeer geschiedenis en algemene en vergelijkende literatuurwetenschap (comparatistiek) aan de Ruhr-universiteit in B. Ik zit inmiddels in het 7e semester en ga deze winter afstuderen voor mijn bachelor. Ik heb dit semester geen geschiedeniscolleges meer, maar ik ben vandaag vrijwillig naar een middeleeuwse lezing gegaan. Toegegeven, middeleeuwse geschiedenis is niet bepaald mijn specialiteit, maar de docent, M. O., is behoorlijk goed en zijn lezingen zijn interessant, boeiend en vooral goed te begrijpen. Zo goed zelfs dat ik zonder problemen kan navertellen wat hij heeft verteld.
De lezing was van 10 tot 12 uur, en mijn vriendin heeft me meegenomen. Zij zit ook in het 7e semester, maar al in de masterfase, ze heeft haar studie iets sneller afgerond dan ik. We studeren allebei geschiedenis, en bovendien zijn we collega's: we werken allebei als student-assistenten voor het Westfaals Industriemuseum. Een baan in een museum na mijn studie zou mijn droombaan zijn! Maar misschien promoveer ik wel en blijf ik aan de universiteit?

Na de lezing heb ik een beetje rondgezworven in de historische bibliotheek, maar niet lang. Daarna was ik in de mensa, toen naar huis (ik woon vlak bij de universiteit). Van 14 tot 16 uur had ik een seminar in de comparatistiek, het enige verplichte seminar voor dit semester. Het onderwerp: "De meester en Margarita" van Michail Boelgakov in de wereldliteraire context. De docent: A. B. Vanwege het gevorderde tijdstip en de dag van de week is het seminar matig bezocht, maar dat doet niets af aan de kwaliteit van de bijeenkomst, eerder het tegenovergestelde.

Na het seminar heb ik nog even cadeaupapier gekocht, op weg naar huis ontmoette ik een vriend en medestudent in de comparatistiek en heb een kwartiertje met hem gepraat. Daarna was ik weer even thuis en heb ik een pretzel en een halve kersentaart naar binnen gewerkt, met heerlijke hete thee - hmmmm, ik hou van dat spul!

En tot slot van de dag ging ik 's avonds met mijn vriendin naar de universitaire sport. Fitness training. Het was behoorlijk vermoeiend, maar ik ben blij dat we zijn gegaan. Op de een of andere manier heb ik de hele dag niets anders gedaan dan mezelf constant in mijn kont schoppen. Maar ik denk dat dit uiteindelijk toch tot enig succes heeft geleid. Tenminste, ik heb niet weer de halve dag voor de tv doorgebracht.

Ik blijf nog even achter de computer zitten, lees mijn e-mails en surf op internet. Daarbij luister ik naar de WDR 2-toegift, een prachtig satirisch programma dat nu helaas alleen nog op vrijdagavond komt en niet meer op vrijdag en zaterdag.

VfL Bochum heeft zojuist met 4-1 verloren van Alemania Aken, en dat in hun eigen stadion! Mijn ex-vriend had kaartjes voor de wedstrijd voor zijn verjaardag gekocht. Hij woont in Aken, maar is een fan van Bochum en is vanavond speciaal naar Bochum gereisd. Ben benieuwd of hij maandag toch met een VfL-sjaal naar het werk gaat, zoals hij oorspronkelijk van plan was!

donderdag 16 november 2023

Giuseppe Verdi • 17 november 1868

• Uit een brief van de Italiaanse componist Giuseppe Verdi (1813-1901) aan zijn muziekuitgever Tito Ricordi. De in 1868 overleden Gioacchino Rossini, componist van zo’n veertig opera’s, was in Verdi’s ogen een van de allergrootsten. Uit: Autobiografie in brieven (vertaald door Yolanda Bloemen).

Sant'Agata, 17 november 1868
Om de nagedachtenis van Rossini te eren, zou ik de meest vooraanstaande Italiaanse componisten (Mercadante bovenal, al was het maar voor een paar maten) willen vragen een Dodenmis te componeren die op de verjaardag van zijn dood zou moeten worden uitgevoerd.
Ik zou willen dat niet alleen de componisten maar ook de uitvoerende musici belangeloos meewerkten en eveneens een klein bedrag zouden bijdragen om de kosten te dekken.
Ik wil niet dat een buitenstaander, iemand die buiten de muziekwereld staat, hoe machtig dan ook, ons hierin te hulp schiet. In dat geval zou ik me direct uit het gebeuren terugtrekken.
De Mis zou moeten worden uitgevoerd in de San Petronio in Bologna, dat Rossini's ware muzikale thuis was.
Deze Mis zou noch aan nieuwsgierigheid noch aan speculaties ten prooi mogen vallen. Na de uitvoering zou zij verzegeld in de archieven van de Muziekacademie van die stad opgeborgen moeten worden, waar zij nooit meer uit verwijderd zou mogen worden. Wellicht zou men een uitzondering kunnen maken voor de komende jaardagen van zijn dood, zo latere generaties die zouden willen gedenken. […] Het zal deze compositie (hoe goed de afzonderlijke delen ook kunnen zijn) onvermijdelijk aan muzikale eenheid ontbreken; maar die tekortkoming ten spijt zal zij aantonen hoe groot de verering is die wij allen koesteren voor deze man, wiens verlies de hele wereld betreurt.

woensdag 15 november 2023

Maarten 't Hart • 16 november 1999

Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.

16 november. Mandelstam – Sinds de klok een uur is teruggezet, word ik steevast om kwart voor drie wakker. Omdat het dan wat vroeg is om op te staan, maar het ook saai is om tot vijf uur klaarwakker te liggen grübeln, leer ik nu maar elke dag een gedicht uit mijn hoofd uit de bloemlezing Russische poëzie van Marja Wiebes en Margriet Berg. Ik doe het licht aan, lees zo’n gedicht één keer langzaam en aandachtig door, doe dan het licht weer uit en herhaal de zonet gelezen regels tot ik het hele gedicht uit het hoofd ken. Een enkele keer moet ik het licht weer aandoen om te kijken wat er precies staat. Een van de allermooiste gedichten uit de bundel komt van Mandelstam: 

Kinderboeken te lezen, meer niet,
Slechts te denken in kindergedachten,
Het volwassen gedoe te verachten,
Op te staan uit een peilloos verdriet.

’k Ben het leven zo dodelijk zat,
Nimmer zal ik het kunnen aanvaarden,
Toch bemin ik mijn schamele aarde,
Want ik heb nooit een ander gehad.

Verre tuinen, verborgen in ’t groen,
Houten schommels om stil op te dromen,
En ik zie weer de donkere bomen,
Hoog en zwart, in een mistig visioen.

Foto – Bij een interview over Bach wilde de Elegance een foto zetten van mij, verkleed als Bach. Daarvoor moest ik dan naar de studio van Erwin Olaf. Ik zou gehaald en gebracht worden. Duur van de operatie: een hele dag. En dat voor één foto. Zijn ze kwaad als je weigert. Ze hebben iedereen in het geweer gebracht, tot en met mijn uitgever toe. Mij werd na mijn luide protesten vervolgens beloofd dat het maar een halve dag zou duren. Toen werd het anderhalf uur. Alsof dat met reis heen en terug erbij niet betekent dat het je domweg een hele werkdag kost. Mij werd gezegd: Hugo Claus was zo tevreden over een foto van Olaf. Alsof dat een aanbeveling is! Ik vind jatmoos Claus een waardeloze schrijver, en een waardelozer dichter. Als ik het opgeblazen blubberponem van die man op een lichtdrukmaal aanschouw, krijg ik zowat een beroerte. 
Lange tijd hoorde ik niets. Toen gisteren opeens een telefoontje. Niet van Olaf maar van een andere fotografe. Vandaag kwam ze de foto maken. Er reed een auto mijn erf op vol meisjes. Heen en weer dravend hebben die in anderhalf tijd in de woonkamer een soort studio gebouwd. Toen werden vijf polaroidfoto’s gemaakt en werd in anderhalf tijd de studio weer afgebroken. De schilderijen moesten van de muur, de tafel moest verschoven, diverse kasten moesten opzij, de vleugel werd door de kamer heen en weer gereden, Roef moest in de hoek, maar, warempel, het is gelukt. Eén troost: het waren wel heel aardige meisjes.

dinsdag 14 november 2023

Sylvia Plath • 15 november 1959

• Sylvia Plath (1932-1963) was een Amerikaanse dichteres. Ze hield lange tijd een dagboek bij. [Dit is de laatste dag/bladzij uit Plath's dagboeken. Haar allerlaatste dagboek zou vernietigd zijn door haar echtgenoot Ted Hughes.]

NOVEMBER 15: SUNDAY
Have had a series of bad, sleepless nights. The coming unsettling? As a result, tired, without force, full of a sour lassitude. Late last night made the mistake of having coffee, thinking it would keep me awake for the movie. We didn't go, and I lay in a morbid twit till the hollow dark of the morning, full of evil dreams of dying in childbirth in a strange hospital unable to see Ted, or having a blue baby, or a deformed baby, which they wouldn't let me see.

My one salvation is to enter into other characters in stories: the only three stories I am prepared to see published are all told in first person. The thing is, to develop other first persons. My Beggars story a travesty: sentimental, stiff, without any interest at all. And the horror is that there was danger, interest. Slangy language is one way of breaking my drawingroom inhibitions. Have I learned anything since college writing days? Only in poetry. There I have.

Ted's good story on the caning. Very fine, very difficult. He advances, unencumbered by any fake image of what the world expects of him. Last night, consoling, holding me. Loving made my nerves melt and sleep. I woke drained, as after a terrible emotional crisis. Today am good for little. Submerged in reviews of reviews. How good is it to read other people? Of other people? Read their stories, their poems, not reviews. I am well away from the world of critics and professors. Must root in life itself. Yet Iris Murdoch has a brilliant professorial intellect operating in her work. Mesmerize myself into forgetting the waiting world. The IDEAS kill the little green shoots of the work itself. I have experienced love, sorrow, madness, and if I cannot make these experiences meaningful, no new experience will help me.

A bad day. A bad time. State of mind most important for work. A blithe, itchy eager state where the poem itself, the story itself is supreme.


maandag 13 november 2023

André Gide • 14 november 1930

André Gide (1869-1951) was een Franse schrijver. Een selectie uit zijn dagboeken is gepubliceerd in de Privé domein-reeks onder de titel Het innerlijk blauw.

14 november
Vind er niets aan weer in Tunis te zijn, afgezien van het genoegen Elisabeth een voor haar nieuw land te laten zien. Wat mijzelf betreft, ik verval hier weer in een soort sleur, en neem dat mezelf kwalijk. Mijn hersens zijn trouwens nog helemaal versuft door alle mothersill die ik heb genomen, waarschijnlijk heb ik alleen dankzij die pillen kunnen voorkomen dat ik ziek werd. Vrij slechte overtocht, ben bijna de hele tijd in bed gebleven. Aankomst in Tunis in de regen. (Bij het naderen van de kust prachtige kleur van de zee, eerst groen, daarna steeds geler onder een paarse hemel, schoonheid van de golven, enz. Heel erg Delacroix.)

Vanochtend afschuwelijk weer. Nergens zin in, alleen om te lezen en te werken. De post brengt de drukproeven van Oedipe.


zondag 12 november 2023

George Leslie Adkin • 13 november 1918

George Leslie Adkin (1888–1964) was een Nieuw-Zeelandse boer, etnoloog, geoloog, archeoloog en fotograaf. Zijn dagboek (met foto's) voor 1913 staat online bij National Museum of New Zealand.

Tues. Nov. 12
Showery day. Rode up to Sonoma - shepherded ewes & lambs on 100ac, top and Leighton p. Saw 39 of the 44 steers on Mill p. 3 have got into Kay's & 2 missing. While rain lasted rolled up wire & cables of old fence & floodgate across Makahika below Ram p. Pulled foxgloves on "burm" in SE corner of Leighton p. (1 1/4 hrs) Moved 31 steers from Mill to 100ac. p. making 32 there; also 2 others in top p. On reaching home found that the Germans had signed the armistice & that hostilities had ceased on the 11th.

Wed. Nov. 13.
Peace celebrations & a lovely fine day for the rejoicings. Drove down to Levin about 10am. Town full of people & a large number in fancy dress.

Photos (1/4 pl) (1) Clif (Mephistopheles), Viv (Lady) & Miss Kingston (old fashioned swell), all on horseback on the way down to Levin















(2) Riri Nicholson, the leader of the procession, in Maori costume

















 (3) John Bull (Mr. Vickers) & girls with decorated bicycles















(4) Convict (Mr. Noble) & Maori (Mr. Proctor)
















(5) head of procession from balcony Grand Hotel














(6) Procession - girls in fancy dress
















(7) Procession - motor cars The procession finished at the recreation ground & a good many people picknicked there.














Photos (8 & 9) Maori group & car got up as a Maori whare












(10) Funeral view of crowd. Later in afternoon the Chelsyn Rise party returned with Gertie and Nancy in fancy dress.
Photos (11) Indian Maiden (Gertie) & Belgian girl (Nancy)















12 Girl's race including Gertie
(13) Group - Nancy, Gertie & Miss Goldsmith.















Home to tea. In evening Gertie & I drove down with Father and others in the car to torch- light procession & concert in Recreation Ground but the affair was rather a "frost" [?]. One good item, however, was "Archibald" sung by Mr. D. Matheson.

Johan Goerée d'Overflacquée • 12 november 1918

• Onder het pseudoniem Johan Goerée d'Overflacquée schreef Haagsche Post-eigenaar/hoofdredacteur S.F. van Oss (1868-1949) gedurende twee jaar een dagboek, waarin de dagelijkse beslommeringen van een "welgekleede hagenaar van goeden huize" worden afgewisseld met diens visie op de wereldgebeurtenissen.

Dinsdag 12 November.
De Keizer heden aangekomen, en naar het kasteel der Bentincks bij Amerongen, doch zonder Kroonprins en Hindenburg; zijnde de eerste volgens het eene bericht dood, en volgens het andere in Zwitserland — En wat Hindenburg aangaat, deze zichzelf ter beschikking gesteld van de nieuwe Duitsche republiek. En wat Gen. van Heutz betreft, deze niets te maken met des Keizers reis, maar alleen wezen kijken naar het front; en was er nooit een tijd met zooveel dwaze praatjes — Doch van de Duitsche Republiek, deze als een paal boven water; en alle vorsten groot en klein afgezet, zooals indertijd door den Senhor voorspeld; dewelke nu blijkt prachtig op de hoogte, inzonderheid zijn informatie over des Keizers vlucht hierheen, dewelke door mij indertijd hier in geheim schrift opgeteekend. En in stad Blommerse, den journalist, tegen het lijf geloopen, dewelke des Keizers aankomst aan het station bijgewoond; en volgens zijn zeggen Z.H.Ed.Geb. er wel een beetje bedrukt uitgezien, maar toch geanimeerd; en had hij 20 stuks bagage, het meerendeel vermoedelijk vol effecten; en vernam verder de Keizer 90 kasteelen, dewelke echter ongetwijfeld geconfisqueerd. En veel te doen over een rede van Mr. Troelstra te Rotterdam, dewelke hier nu ook een socialistische republiek wil, en allerlei nieuwe koersen. Waarop, naar van Blabbers verneem, heden door Mr. Ruijs de Beerenbrouck in de Kamer gezinspeeld; hij met zooveel woorden zeggende de Entente ons geen voedsel zal zenden wanneer hier herrie, door Bolsjewix of wie ook. En op deze rede de beurs, volgens Mr. Willemse, heden erg flauw; en onze leeningen 3 en 4 pct. gekelderd, en culturen en olie en tabak io en 15 % lager, en meer. En is het al te dwaas deze onrust nu de vredesvreugde verstoort; en pas heden 11 millioen kilo rijst vrijgelaten, door de Stelling van Amsterdam; en vet, thee, en koloniale waren dadelijk te verstrekken uit Indië; en 280 gram brood, en betere kwaliteit. Al hetgeen echter te niet gedaan door de onrust.

Sigurd von Ilsemann • 11 november 1918

[Op 10 november 1918 om zes uur ’s ochtends kwam de afgezette Duitse keizer Wilhelm II bij de Nederlandse grens aan. Na een hele dag wachten werd hem even na middernacht meegedeeld dat Nederland bereid was hem toe te laten en te beschermen. De volgende ochtend zette de keizer zijn reis voort naar Amerongen.]

11 november 1918
Een dag vol smaad en schande. Na het ontbijt liep ik met Gersdorff in de trein op en neer. Op het station heerste een levendige drukte. Soldaten kregen uit veldkeukens hun ochtendkoffie. Gersdorff vertelde mij, dat hij 's nachts had gedroomd dat hij weldra naar het vaderland zou terugkeren. Ik daarentegen zou in Holland blijven en daar mijn geluk vinden. [Ilsemann bleef inderdaad in Nederland, aan de zijde van de keizer, en trouwde met Elisabeth Bentinck, de dochter van de 'gastheer' van de keizer. Tot zover zijn geluk: in 1952 pleegde hij zelfmoord.]
’s Ochtends om twintig over negen zette de trein zich in beweging. De gisteren aangekomen Duitse en Nederlandse heren zaten bij ons in de restauratiewagen. Over Maastricht, Roermond, Venlo, Nijmegen en Arnhem leidde de weg naar station Maarn. Het hele land was op de hoogte van deze reis van de Duitse keizer. In alle steden, dorpen en zelfs in de open plekken tussen de dorpen stonden de mensen hij duizenden. Overal tot Arnhem gejoel en gefluit, gebalde vuisten en gebaren die wilden zeggen: ‘Snij hem de keel af.' Het was werkelijk walgelijk. Waarom kon men dit de keizer niet besparen?
Toen wij Maastricht voorbij waren, zei de heer Koster tot mij: Godlof', dat het achter ons ligt: ik was bang dat de mensen met stenen naar ons zouden gooien.' Ik antwoordde alleen maar: 'Ja, maar waarom liet u ons dan niet ‘s nachts reizen?’ Steeds weer lieten wij in de restauratiewagen, waarin ook de Nederlandse heren zalen, de rolluiken zakken, totdat de keizer tenslotte zei: 'Ach, laat maar, het maakt toch allemaal niet meer uit.' Wat moet de voorname heer op deze reis innerlijk hebben doorgemaakt.' 's Morgens voor het vertrek in Spa zei hij: 'Het maakt immers niets uit waar ik heen ga, ik ben overal in de wereld gehaat!'
Nu zag hij hoezeer hij gelijk had; door het land van de vijand zelf had de reis niet vernederender kunnen zijn. In deze toestand van innerlijke opwinding wilde de keizer niet alleen zijn: hij zat de hele tijd met ons in de restauratiewagen en sprak continu met de Nederlandse en Duitse gasten.
Om twintig over drie liep de trein station Maarn binnen. De straten in de nabijheid van het station stonden vol met auto’s, fietsen en rijtuigen, dicht opeengepakt, met daartussen honderden mensen, onder wie naar wij later hoorden de vrouw van de Engelse gezant, verder ook vijandelijke geïnterneerde officieren. Goed dat het regende, want anders waren er nog veel meer mensen geweest.
Graaf Bentinck ontving de keizer. Gontard, Niedener, Estorff en Grünau gingen met hem mee. De andere heren moesten in de trein blijven wonen, totdat de keizer zijn uiteindelijke woonplaats aangewezen was.
We zaten net in de restauratiewagen aan de thee met het gevoel na alle zware uren eindelijk wat rust te krijgen, toen een Nederlandse officier ons meedeelde dat wij ook naar Amerongen moesten, aangezien de trein door de regering in beslag genomen zou worden. Erg tevreden met deze verandering waren wij niet. Voor de laatste keer betrad ik het compartiment waar ik de laatste jaren menige dag en menige nacht had doorgebracht: het was een stuk vaderlandse bodem waarvan wij nu ook afstand moesten doen, een onbekende toekomst tegemoet. Snel werden de spullen gepakt en vervolgens stapten wij in de auto's die voor het station voor ons klaar stonden. Met Hirschfeld en mij reed een Nederlandse kapitein mee, die ons openhartig vertelde dat slechts enkele heren bij de keizer konden blijven en dat de overigen geïnterneerd zouden worden. De sabels mochten we behouden, maar de vuurwapens moesten we afgeven.
Na een rit van dertig minuten stonden we stil voor kasteel Amerongen. De graaf en drie van zijn zonen ontvingen ons zeer vriendelijk. Reeds wachtte een volgende vernedering: de Nederlandse interneringsgeneraal trad ons onbeschoft tegemoet. Op brutale en tactloze wijze maakte hij Plessen duidelijk dat sabels ook wapens waren en dus eveneens afgegeven moesten worden. Plessen antwoordde dat men ons bij aankomst had gezegd dat wij de sabels mochten behouden, waarop de generaal antwoordde dat niemand behalve hij daarover te beslissen had.
Wij waren allen verontwaardigd over deze behandeling. Ook de verklaring van Plessen dat zijn sabel een eerbewijs en geschenk van de oude keizer Wilhelm was en dat hij hem in de oorlogen van 1864, 1866, 1870-1871 en in de laatste strijd had gedragen, liet de onaangename generaal geheel koud.
Zonen des huizes brachten Hirschfeld, Molltke, Zeyss en mij naar hotel Lievendael, waar men ieder van ons een kamer aanwees die leeg was op een eenvoudig bed en een wastafel na. Verlichting: een kaars. Het deed ons denken aan een gevangeniscel. We hadden de generaal ons erewoord gegeven dat wij het land niet zouden verlaten zonder goedkeuring van de regering en verder de grenzen van de kleine gemeente Amerongen niet zouden overschrijden.
Om acht uur waren wij ontboden in het kasteel. Daar plotseling weer een heel ander beeld: een heerlijk oud landhuis. De graaf met zijn drie zonen, zijn broer, de burgemeester jonkheer van Weede en de commissaris van de koningin, graaf Lynden van Sandenburg. Allen in smoking, de dochter des huizes, haar nicht en een gezelschapsdame in avondjurk. De tafel was overladen met zilver en bloemen en het diner had vele gangen en zeer goede wijnen.


Sigurd von Ilsemann (1884-1952) was vleugeladjudant van de Duitse keizer Wilhelm II. Hij schreef Der Kaiser in Holland. Aufzeichnungen des letzten Flügeladjutanten Kaiser Wilhelms II.


Theepauze bij de houthakkershut in het park van Huis Doorn, circa 1925. Rondom een rieten tafeltje waarop glazen gevuld met thee en een zilveren theepot staan, zitten van links naar rechts: majoor M.C. van Houten, dr. Viereck, Sigurd von Ilsemann, Wilhelm II en generaal von Dommes (met sigaret). Op de stoel op de voorgrond zitten twee teckels.

donderdag 9 november 2023

Fernand Auwera • 10 november 1986

• Fernand Auwera (1929-2015) was een Vlaamse schrijver. Hij publiceerde dagboekfragmenten in Dietsche Warande en Belfort.

10 november
Ik heb eens geschreven: ‘Literatuur is het nageltje waaraan ik mijn leven heb opgehangen.’ Dat is een troosteloze gedachte tijdens de Boekenbeurs, die ik nogmaals heb bezocht. Ik durf wel zeggen dat ik het literaire bedrijf op de voet volg, en toch ontdek ik overal mij nog onbekende literaire werken. Zoveel ontsnapt in de overvloed, de chaos.
En bovendien: in de brievenbus zat de kleurige catalogus van een speelgoedfabrikant. Sinterklaas nadert. De folders en catalogi van de uitgeverijen geven mij geen schijntje meer van de thrill die ik als klein jongetje kreeg van die speelgoedreclame.

11 november
Het ‘Dagboek’ van de Goncourts is uit. De Boekenbeurs gaat dicht. Ik sluit mijn dagboek ook. En ik leef nog maar een beetje verder.

woensdag 8 november 2023

Fernand Auwera • 9 november 1986

• Fernand Auwera (1929-2015) was een Vlaamse schrijver. Hij publiceerde dagboekfragmenten in Dietsche Warande en Belfort.

9 november
Ik heb wat willen schrijven, een kortverhaal afwerken, maar het vlotte helemaal niet. Ik dacht dat ik wat in mijn hoofd zat gewoon maar had over te schrijven, maar dat klopte niet, zoals meestal. Heb dan maar zitten lezen. Eerst nog wat in DG [ De Goncourts — de beroemde dagboeken].
Vrijdag 4 november 1892: ‘Dokter Blanche zei vanmorgen tegen Mlle Zeiler: “Ziet u die vrouw die nu naar buiten gaat en die er zo intelligent uitziet? Nou, die klaagt erover dat er 35 000 mannen in haar buik zitten!” “En er is er eentje bij”, zegt ze, “die steeds maar aan het praten is... Als die nou tenminste nog zijn mond hield.”’ En heel mooi is ook de notitie van 3 december 1893: ‘Bij Plon zei iemand dezer dagen dat de opkomst van de fiets een eind zou maken aan de verkoop van boeken, in de eerste plaats vanwege de prijs van het trapkarretje, en vervolgens vanwege de tijd die het wielrennen de mensen kost, waardoor ze niets meer overhouden om te lezen.’
19u. Ik heb moeten kiezen: de boekenbeurs bezoeken of een boek lezen, en heb de juiste keuze gemaakt. Het boek was ‘Het Verhaal’ van Koos van Zomeren. Een vreemd geval, van Zomeren. Zowat 20 jaar geleden werd zijn debuut juichend ontvangen, daarna deemsterde hij vlug weg, zweeg enige tijd, kwam terug als auteur van thrillers, en maakte een enorme come back met ‘Otto's Oorlog’. ‘Het Verhaal’ is opnieuw een heel mooie (en korte) roman. Heeft zijn oom Felix indertijd in Indië een oorlogsmisdaad begaan, of heeft oom dat enkel verzonnen? De vertellende hoofdpersoon tracht zijn oom, nadat die zelfmoord heeft gepleegd door zich op een klewang te storten, te begrijpen, en dus ook zichzelf, en meteen iets te achterhalen over de relatie fictie en werkelijkheid. Prachtig.

22.45u. Meteen begonnen aan ‘Vlak bij Vlaanderen’ van Wim Zaal. Hij weet meer af van de Vlaamse literatuur dan vele Vlamingen, denk ik wel eens, en hij schrijft er leesbaarder over ook. Niet diepgravend, badinerend, bon-mots en anekdootjes strooiend, maar ook heel wat giftige (en terechte) opmerkingen. Op minder dan een pagina vertelt Zaal meer pertinent juiste dingen over Rose Gronon dan wat er ooit over haar is bij elkaar gezwamd. En over zijn (welbemind) Vlaams volk in het algemeen: ‘Het is volgzaam, het ontwijkt verantwoordelijkheid, het conformeert zich, het slikt. De hoffelijkheid, in Vlaanderen niet uitgestorven, verbloemt vaak het onvermogen om beslissingen te nemen en daarvoor uit te komen. En niets masseert de lang-gekweekte makheid van het volk zo gladjes als wattige woordkeus.’

dinsdag 7 november 2023

Ernesto Che Guevara • 8 november 1966

Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).

8.11.66
We hebben de dag doorgebracht in de maquis op minstens 100 meter van het huis en dicht bij de bergstroom. Een of andere muggensoort, die wel niet bijt maar toch erg hinderlijk is, maakt jacht op ons. De diverse insectensoorten die we tot nu toe zijn tegengekomen, zijn de yaguasa, de jején, de marigui, en verder muggen en teken.
Bigotes heeft met behulp van Arganaraz zijn jeep opgehaald en heeft met hem afgesproken wat inkopen voor hem te doen, zoals varkens en kippen. Ik had me voorgenomen om terwille van de informatie de wederwaardigheden van onze tocht te beschrijven, maar heb dat uitgesteld tot de volgende week, in de loop waarvan we de tweede groep verwachten.

9.11.66
Geen nieuws. Met Tumaini zijn we op verkenning uitgegaan, waarbij we de loop van de rivier de Nacahuasu (in feite een bergstroom) volgden, maar we zijn niet tot het punt geklommen waar hij ontspringt. Het is een diepliggende rivier, en er blijken in deze streek weinig mensen te komen. Als je je erop instelt, kun je het hier lang volhouden. 's Middags werden we door de hevige regen uit de maquis verjaagd en moesten we teruggaan naar het huis. Ik heb zes teken van mijn lichaam gehaald.

zondag 5 november 2023

Bertus Brouwer • 7 november 1911

• De gevierde wiskundige Bertus Brouwer (1881-1966) onderhield lange tijd een correspondentie met dichter C.S. Adama van Scheltema. Onderstaand fragment komt uit een brief van hem aan Adama. Uit: Droeve snaar, vriend van mij (bezorgd door D. van Dalen).

Amsterdam, 7 november 1911
Je mededeeling, dat ik mij behalve de saus van Annie nog een kermis met rutsbaan heb laten ontgaan, heeft mijn spijt en naberouw natuurlijk niet weinig verzwaard.
Maar gelukkig kunnen we dezen winter eens samen over de hei wandelen, en kunnen onze eenzame levens zich daar weer eens tegen elkaar afteekenen, zelfbewustheid, geloof en scheppingskracht tegen universeele ontkenning, passieve aanschouwing en een beetje vernielzucht.
Ofschoon ik tegenwoordig tamelijk vruchtbaar ben, en mij langzamerhand eenigen internationalen naam en nijd heb verworven, moet je van mijn werk geen al te serieuzen indruk krijgen. Want ik heb nog altijd de intieme zekerheid, dat wiskundig talent gelijkwaardig is met abnormale ontwikkeling van den grooteteennagel.
Wel speel ik op congressen voor de pausen der wetenschap de rol van enthousiasten vaandrig, maar als ik in gedachtenrijke gesprekken 'mit flammender Begeisterung' de verschieten schilder, die mijn werk bezielen, laaft intusschen mijn schijnbaar zoo geabsorbeerde blik zich aan de monomanie hunner gelaatsuitdrukkingen, en ziet in sommigen troosteloos gevangen helden, in anderen giftmengende kobolden, en in de laatsten de ongekende beulen der eersten. En terwijl ik physiek doortrokken ben van het gevoel, in de hel te zijn, stralen mijn oogen in sadistische wellust van sympathie.
Mijn productiviteit zal dan ook nooit een grootsche schepping brengen, want ze wordt uitsluitend bevrucht door spotzieke ontleding van het bestaande.
Geen der vakgenooten zal dit echter ooit doorgronden, hoewel het enkelen op den duur bij mij onaangenaam te moede wordt, die gaan dan rond, en spreken kwaad.

Thomas Rosenlöcher • 6 november 1989

• Thomas Rosenlöcher 1947) is een (Oost-)Duitse schrijver. In zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) beschrijft hij de periode rond de val van de Muur.

6 november
Het aantal mensen dat naar West-Duitsland vertrekt wordt nu al per uur aangegeven en nadert langzamerhand de driehonderd.
In de Kaufhalle hebben ze voor de echte blijvers Radeberger bier. Ik vis, gemaakt nonchalant, twintig flesjes voor mezelf uit de krat en krijg van mezelf het idee dat ik wat bereikt heb in het leven.
Rond de gaslantaarns in Kleinzschachwitz zitten briefjes gebonden: ‘Ik wil hier blijven stralen’ - Mijn god, ik ook.
Ulrike zit op haar kamer te huilen, omdat na die Hagen van haar nu ook oma naar de andere kant wil, ze heeft zich haar pensioen al laten voorrekenen, maar voor haar betekent het vooral een nieuw begin. Toen ze gisteren uit het Westen terugkwam, leek ze meteen al wat zelfverzekerder, meer een oma-uit-het-Westen, wat vast niet alleen door haar onverwachte ronde oorbellen kwam.

8 november
Gisteren is de regering afgetreden. De tijd die zolang stil stond is in een stroomversnelling geraakt, alsof ze de verloren 40 jaar weer wil inhalen. In heel het land staan zetels op omvallen en worden er berouwvol haren uitgetrokken.
Als we het plotseling gewonnen gemak maar niet toch nog moeten betalen: dat zou tegen de onzinnigheid van de geschiedenis zijn.

10 november
Het ontzettend idiote bericht, weer 's ochtends vroeg, terwijl ik nog met met ohropax ver-pax-te oren op mijn kermisbed in de huiskamer lig: de grenzen zijn open! Lief dagboek, ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik weet echt niet meer wat ik moet zeggen. Ik loop met betraande ogen door de keuken te ijsberen, en heb niet eens een ui waaraan ik de plotselinge tranenstroom zou kunnen wijten.

11 november
Nadat Doornroosje wakker was gekust, ontwaakten de majesteiten en de ‘...gehele hofhouding en ze keken elkaar met grote ogen aan. En de paarden buiten stonden op en gingen met hun hoofd staan schudden; de jachthonden begonnen te springen en te kwispelstaarten; de duiven op het dak haalden hun koppetje vanonder hun vleugels te voorschijn, keken rond en vlogen de wijde wereld in’... en zelfs de vliegen op de muur waren verbaasd waarom ze zo lang hadden geslapen.