• Uit het anonieme Reis naar Merw uit 1887, een deel uit de reeks 'De aarde en haar volken'.
Tiflis, 19 Augustus 1886.— Op den middag van den derden Augustus over
de boulevards te Parijs wandelende, de hitte ondragelijk te vinden, en
om die te ontvlieden een kaartje te nemen voor den exprestrein, welke
dien eigen avond naar de Levant vertrekt; dan, als in een droom, dwars
door Duitschland heen te vliegen, in ijlende vaart den geelachtigen
Donau af te zakken, de stormen van de ongastvrije Zwarte-zee te
trotseeren; onder de geduchte batterijen van Batoem aan wal te
stappen; van verre de besneeuwde toppen van den Kaukasus te groeten,
en eindelijk halt te houden te Tiflis, waar het nog veel heeter is dan
te Parijs: dit is een zoo gewoon incident in het gejaagde leven van
onzen tegenwoordigen tijd, dat niemand daar iets vreemds in zal vinden.
Maar, in plaats van, naar het voorbeeld der Russen, het einde
van de brandende hitte af te wachten in een dier verrukkelijke
zomerverblijven, als Börsjom of Kadsjor, dan vrijwillig nog verder
zuidwaarts te gaan, waar bijna in letterlijken zin vuur van den hemel
valt: dat is minder gewoon en ook minder verstandig. Voor de derde
of vierde maal reeds neem ik mij vast voor, zoo iets niet weer te doen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten