28 augustus
Dag vol dodelijk vermoeiende formaliteiten. Elektrische telegrammen gewisseld om gedaan te krijgen dat het stoffelijk overschot de grens mag passeren.
Vier uur 's middags. De kist is dubbel, een loden kist in een eiken kist. Gewikkeld in een witte lijkwade gevoerd met mousseline, is ze daarin gelegd. Dokter Allix heeft haar bedekt met welriekende stoffen, maar het gezicht vrijgelaten. Ik heb wat bloemen gepakt die daar stonden, en die rond het hoofd gelegd. Het hoofd heb ik omkranst met witte margrieten, zonder het gelaat te bedekken, en vervolgens heb ik over het hele lichaam bloemen gestrooid en er de kist mee gevuld. Daarna heb ik haar voorhoofd gekust en heel zacht gefluisterd: wees gezegend. En ik ben geknield naast haar blijven zitten. Charles is naderbij gekomen, daarna Victor. Ze hebben haar wenend een kus gegeven en zijn achter mij blijven staan. Paul Meurice, Vacquerie en Allix weenden. Ik bad. De een na de ander hebben ze zich over haar heen gebogen om haar een kus te geven.
Om vijf uur is de loden kist dichtgesoldeerd en de eiken kist dichtgeschroefd. Voordat het deksel op de eiken kist werd geplaatst, heb ik met een sleuteltje dat ik in mijn zak had, boven haar hoofd in het lood gegrift: V.H. Toen de kist gesloten was, heb ik er een kus op gedrukt. In het deksel zitten tweeëntwintig nagels. Ik ben in 1822 met haar getrouwd.
Voordat wij vertrokken, heb ik mij in het zwart gekleed; dat zal ik voortaan altijd blijven doen.
Om zes uur zijn wij vertrokken van het huis aan de place des Barricades nr. 4 naar het Gare du Midi. Achter de lijkwagen reden drie rouwkoetsen, waarin wij zaten. Verder Laussedat, Gustave Frédérix, Gaston Bérardi, Cenaès, Albert Lacroix en verscheidene anderen. — Om zeven uur werd de kist in een speciale wagon gezet en zijn we vertrokken. Charles, Victor en ik zaten in één wagon met Auguste Vacquerie, Paul Meurice, Henri Rochefort, Emile Allix en Camille Berru. Om negen uur arriveerden we in Quiévrain. Rond onze wagon verdrong zich een menigte mensen, die mij ontroerd groetten toen ik uitstapte. De stationschef begeleidde mij naar de lijkwagen. Die werd geopend. Ik stapte naar binnen. De kist stond op een verhoging in een soort zwartbehangen alkoof, onder een lijkkleed, tussen twee met siertranen bezaaide gordijnen; er bovenop lag een berg groene takken, klimop en laurier. Ik heb een paar blaadjes afgeplukt en heel zacht even tegen haar gepraat, terwijl de menigte eerbiedig keek naar dit inwendige van een graf.
Daarna ben ik weer uitgestapt. Zodra wij op het perron stonden werd de wagon gesloten. Vacquerie, Meurice en Allix, die haar naar Villequier zullen begeleiden, stapten weer in. Ik bleef de trein nakijken terwijl hij wegreed in de donkere nacht.
Na enige tijd legde Charles zijn hand op mijn schouder. Een achtenswaardig inwoner van Quiévrain, monsieur Pitot, bood ons onderdak aan voor de nacht. Wij liepen in de richting van de uitgang. Rochefort bood mij zijn arm. Ik zei tegen hem: 'Wat ge zo juist hebt gezien, is het rijtuig waarin ik naar Frankrijk zal terugkeren.'
29 augustus
Huize Pitot is vlak bij het station. Wij werden er hartelijk en geroerd ontvangen, en hebben er de nacht doorgebracht. Op mijn slaapkamer lag de geïllustreerde uitgave van Les Misérables. Ik heb er mijn naam en de datum ingeschreven, als herinnering voor mijn gastheer.
Vanochtend om halftien zijn wij weer vertrokken naar Brussel, alwaar wij om twaalf uur zijn aangekomen.
30 augustus
Lacroix doet mij enkele voorstellen betreffende mijn onuitgegeven geschriften. Kom! Ik moet weer aan het werk, het leven gaat door. Plicht.
1 september
Bericht uit Villequier. Paul Meurice heeft prachtig gesproken. De begrafenis is achter de rug. Ik heb gezegd dat op de grafsteen moet komen te staan:
ADÈLEIk zag Georges slapend in de zonovergoten tuin, en vond hem sprekend lijken op mijn vader.166-2016>
FEMME DE VICTOR HUGO
Wat een teder geschreven verhaal...
BeantwoordenVerwijderen..