dinsdag 23 maart 2021

Geoffrey Keyes • 24 maart 1939

Geoffrey Keyes (1917-1941) was een Britse militair. In 1939 was hij gelegerd in Transjordanië (het huidige Jordanië).

Transjordanië, januari 1939
Beneden bij de rivier heeft men deze maand twee nieuwe nederzettingen gebouwd. De manier waarop ze worden aangelegd is merkwaardig: na wekenlange voorbereidingen in de omliggende koloniën. die allemaal zeer heimelijk worden getroffen, omdat het de joden niet is toegestaan daar te bouwen, stormen ze dan op een morgen als de bliksem los op het terrein, dat al jaren her door de zionisten is aangekocht en gaan bij schemerlicht aan het werk. Wanneer dan de chef van de Transjordaanse grenstroepen is gearriveerd om ze weer te verjagen, is het geheel kant en klaar, omheind, voorzien van houten hutten en elektrisch licht, alles binnen zes uur. De mannen uit alle nederzettingen in de omgeving helpen mee. Ze hebben alle transportmiddelen die ze bij elkaar konden krijgen ter beschikking gesteld en men kan ze eenvoudig niet meer tegenhouden.

Voorjaar 1939
De Transjordaanse grenssoldaten vormen een heerlijke troep en ik zou er als ik op een dag nog eens bankroet mocht gaan, graag toe willen behoren. Om als subaltern al 700 pond per jaar op te strijken, polo, jacht en, als alles rustig is, drie maanden verlof per jaar. Het officierskorps bestaat zonder uitzondering uit Engelse cavalerie-officieren en evenveel inboorlingen; de manschappen zijn christelijke en mohammedaanse Arabieren, Tsjerkessiërs en - het zout der aarde - Russen, Armeniërs, Turken enz. Ze zijn zeer taai en betrouwbaar, energiek en gedisciplineerd. Met hun uitrusting en hun paarden - toegegeven dat ze die in stallen en barakken kunnen houden, terwijl wij buiten en in tenten leven - zijn ze beslist superieur aan ons. Ze berijden vurige, inheemse Arabische paardjes van ongeveer 1.40 meter hoog, die in de beste conditie zijn en zo weldoorvoed als varkens. Daarop zwermen zij wijd en zijd uit, galopperen over de moeilijkste wegen en rotsplateaus. Als men deze enorme kerels op hun nietige paardjes in gestrekte galop voorbij ziet stuiven, met een ransel waarin een mantel, tentbaan, twee dekens, voetboei en pin, houten hamer, karabijn, sabel en twintig pond maïs, sta je verbluft. Ze dragen bovendien nog negentig patronen bij zich, die ze in patroongordels om de hals van hun paard hebben gewonden.
[...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten