18 JANUARI, DINSDAG.
Brief van Pater Braun gehad! Gelukkig, nu is die spanning tenminste voorbij. Ik vind het zo akelig, brrr ... Ik zit de hele dag te rillen en te klappertanden van angst. Ik kan haast niet werken, zo bang ben ik. Ik zal maar eens overdenken, wat ik allemaal kan vragen. Was die Zaterdag maar vast om. Ik wil er niet meer aan denken en maar gaan werken, misschien word ik dan wat kalmer.
20 JANUARI, DONDERDAG.
Vanmorgen was er iets als lenteverwachting in de lucht. Ik dacht aan gouden, wuivende korenvelden, zachtwitte wolken, zoele wind, zou ... Hè, ik had 'n echte goede bui. In de les is er via "de ideaal-leraar" over idealen geboomd, 't Lijkt wel of de „grote mensen" je al je idealisme willen ontnemen. Volgens den leraar komt daar toch niets van terecht. Nee hoor, ik wil 't niet geloven! Volgens hem werden de mensen op den duur bv. bij biechtvaders "gevallen" niet meer "de mens". Dat vond ik erg, want 't kon best dat P. Braun mij ook 'n "geval" vond.
Vanavond met vader gewandeld in 't park. Gesproken over verval van Europa, gevaar van Japan en sterven. Daar kan je met vader zo fijn over praten, Nu heb ik weer wat meer moed gekregen. Misschien kan ik ook nog wel wat verrichten in de wereld voor God. Volgens vader zouden ze alleen maar God en Godsdienst terug moeten brengen in de scholen en bij de mensen, en dan zouden wij nog gered kunnen worden. Maar ik moet nu gaan slapen.
21 JANUARI, VRIJDAG.
Nog banger. Ik heb er hoofdpijn van, kan niet werken en niet slapen. Ik voel me ellendig. Vandaag Cicero- en Homerus-vertaling. Beide fatsoenlijk: 7. Verder kan ik niet nadenken, was het vast maar voorbij! Misschien mogen Olav en ik met Pasen naar Leuven, 't Is te hopen, dat het me weer wat opkikkert. Morgen ...!
22 JANUARI, ZATERDAG.
Bij Pater Braun geweest! 'n Reuze man! Ik kan onmogelijk schrijven hoe 't was, maar hij wist alle bezwaren uit de weg te ruimen, zeer filosofisch beredeneerd. Hij zei: 't Is met jou allang in orde, buitengewoon goed in orde zelfs. En dan: God is iets onstoffelijks, en dan kon je toch onmogelijk je er 'n voorstelling van maken. En ik mag niet vergeten dat ik 'n kind Gods ben, 'n kind geschapen voor hemelsblijheid. Ik moet dikwijls zeggen: „Lieve Moeder Maria, u weet wel dat ik 'n fijn, rein, hemelsblij kind wil worden. Ik doe m'n best, maar u kent mijn gebreken, help me!" Stel je voor, ik moet Wiskunde sommen maken uit mijn hoofd, als ik gedachten of zoiets krijg. Reuze middel! Om de 14 dagen te biechten en zeggen; Als er soms iets is, wat ik beter had kunnen doen, dan hoop ik, dat Jezus me dat zal willen vergeven. Zelfbeheersing krijg je vanzelf, je moet thuis 'n echt lief (vooral niet zoeterig-flauw) kind worden, en als je dat altijd doorzet, komt dat wel in orde. Je moet ook eens denken „Onze Vader, die in de hemelen is!" En dan, God heeft 't ons zo gemakkelijk gemaakt; om ons niet in louter onstoffelijk begrip van hem te laten, heeft Hij ons Zijn Zoon gegeven, als iets wat we ons kunnen voorstellen. En vooral: Hemelsblij zijn! Ik moet nog eens schrijven hoe het gaat en of het helpt. Wat ben ik blij dat ik gegaan ben! Nee maar, die man had gewoon 'n studie van m'n brief gemaakt, streepjes er bij gezet en mijn onlogica er uit gehaald. Hij ving me in m'n eigen woorden.
Moest plotseling weg!
Brief van Pater Braun gehad! Gelukkig, nu is die spanning tenminste voorbij. Ik vind het zo akelig, brrr ... Ik zit de hele dag te rillen en te klappertanden van angst. Ik kan haast niet werken, zo bang ben ik. Ik zal maar eens overdenken, wat ik allemaal kan vragen. Was die Zaterdag maar vast om. Ik wil er niet meer aan denken en maar gaan werken, misschien word ik dan wat kalmer.
20 JANUARI, DONDERDAG.
Vanmorgen was er iets als lenteverwachting in de lucht. Ik dacht aan gouden, wuivende korenvelden, zachtwitte wolken, zoele wind, zou ... Hè, ik had 'n echte goede bui. In de les is er via "de ideaal-leraar" over idealen geboomd, 't Lijkt wel of de „grote mensen" je al je idealisme willen ontnemen. Volgens den leraar komt daar toch niets van terecht. Nee hoor, ik wil 't niet geloven! Volgens hem werden de mensen op den duur bv. bij biechtvaders "gevallen" niet meer "de mens". Dat vond ik erg, want 't kon best dat P. Braun mij ook 'n "geval" vond.
Vanavond met vader gewandeld in 't park. Gesproken over verval van Europa, gevaar van Japan en sterven. Daar kan je met vader zo fijn over praten, Nu heb ik weer wat meer moed gekregen. Misschien kan ik ook nog wel wat verrichten in de wereld voor God. Volgens vader zouden ze alleen maar God en Godsdienst terug moeten brengen in de scholen en bij de mensen, en dan zouden wij nog gered kunnen worden. Maar ik moet nu gaan slapen.
21 JANUARI, VRIJDAG.
Nog banger. Ik heb er hoofdpijn van, kan niet werken en niet slapen. Ik voel me ellendig. Vandaag Cicero- en Homerus-vertaling. Beide fatsoenlijk: 7. Verder kan ik niet nadenken, was het vast maar voorbij! Misschien mogen Olav en ik met Pasen naar Leuven, 't Is te hopen, dat het me weer wat opkikkert. Morgen ...!
22 JANUARI, ZATERDAG.
Bij Pater Braun geweest! 'n Reuze man! Ik kan onmogelijk schrijven hoe 't was, maar hij wist alle bezwaren uit de weg te ruimen, zeer filosofisch beredeneerd. Hij zei: 't Is met jou allang in orde, buitengewoon goed in orde zelfs. En dan: God is iets onstoffelijks, en dan kon je toch onmogelijk je er 'n voorstelling van maken. En ik mag niet vergeten dat ik 'n kind Gods ben, 'n kind geschapen voor hemelsblijheid. Ik moet dikwijls zeggen: „Lieve Moeder Maria, u weet wel dat ik 'n fijn, rein, hemelsblij kind wil worden. Ik doe m'n best, maar u kent mijn gebreken, help me!" Stel je voor, ik moet Wiskunde sommen maken uit mijn hoofd, als ik gedachten of zoiets krijg. Reuze middel! Om de 14 dagen te biechten en zeggen; Als er soms iets is, wat ik beter had kunnen doen, dan hoop ik, dat Jezus me dat zal willen vergeven. Zelfbeheersing krijg je vanzelf, je moet thuis 'n echt lief (vooral niet zoeterig-flauw) kind worden, en als je dat altijd doorzet, komt dat wel in orde. Je moet ook eens denken „Onze Vader, die in de hemelen is!" En dan, God heeft 't ons zo gemakkelijk gemaakt; om ons niet in louter onstoffelijk begrip van hem te laten, heeft Hij ons Zijn Zoon gegeven, als iets wat we ons kunnen voorstellen. En vooral: Hemelsblij zijn! Ik moet nog eens schrijven hoe het gaat en of het helpt. Wat ben ik blij dat ik gegaan ben! Nee maar, die man had gewoon 'n studie van m'n brief gemaakt, streepjes er bij gezet en mijn onlogica er uit gehaald. Hij ving me in m'n eigen woorden.
Moest plotseling weg!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten