donderdag 21 januari 2021

Maurits Wagenvoort • 22 januari 1904

Maurits Wagenvoort (1856-1944) was een Nederlandse schrijver (dit jaar weer in de belangstelling vanwege de heruitgave van zijn roman Een huwelijk in het jaar 2020), die in 1903 op zoek ging naar wat er nog over was van de Nederlandse kolonie in het Turkse Smyrna.

22 Januari 1904.
Ik was met Schürmann naar het Hollandsche hospitaal gegaan om hem er voor te interesseeren, en werkelijk beloofde hij den heer De Sturler, wanneer hij in October met een ‘troupe de Comédie’ terug komt, een beneficievoorstelling er voor te zullen geven, en droeg zijn secretaris op er hem aan te herinneren.
Wij zaten daarna een oogenblik bij Costi: de heer De Sturler, de heer Schmid, de heer Schürmann en ik. Hij sneed weer op, maar doet dit op aardige, geestige manier, alsof hij-zelf gelooft wat hij zegt. Ik vroeg hem hoe hij, zoon van een burgerfamilie in Rotterdam, advocaat, er toe gekomen was, 25 jaar geleden, ‘impresario’ te worden.
‘Ik was verliefd op Sarah Bernhardt’.
En is 't onbescheiden te vragen of zij Uw beden verhoord heeft’?
‘Wanneer alleen ik haar “amant” was geweest, zou ik daarop ontwijkend antwoorden, maar “amant” te zijn geweest van Sarah Bernhardt en dan te zeggen wie je voorgangers en opvolgers waren, is even onmogelijk als wanneer je je hand in een bijeenkorf steekt, en zegt: “die bij heeft mij gestoken”. Zij weet het zelf niet.’
Hij vertelde van zijn reizen en zijn Parijsche vrienden: ‘Delcassé is m'n beste vriend’ - ‘vroeger, toen de Stuers een bal gaf, en zijn dochter nog niet groot genoeg was, verzocht hij mijn vrouw om met hem de “honneurs” waar te nemen’. Van koning George van Griekenland, indertijd verliefd op Anna Judic, en die elken dag met Judic kwam déjeuneeren op kosten van Schürmann: ‘Kan ik iets voor je doen’?, vroeg hij. ‘Enkel dit: wanneer U in Parijs komt, dat U dan den eersten dag bij mij komt déjeuneeren’. - ‘Maar dat gaat moeilijk’. - ‘Anders heb ik van Uw Majesteit niets vragen’. - ‘En zoo is 't gekomen, dat de koning van Griekenland bij mij gedéjeuneerd heeft, wat natuurlijk een ontzaglijk effect had op mijn vrienden van de ‘Figaro’ en het ‘Journal’. - ‘Apropos, heeft U m'n artikel in de “Servet” gelezen’. (Een prulletje van honderd regels, waarin hij de Turken opkamt, en dat hij mij te slikken had gegeven).
‘Neen, antwoordde de heer De Sturler, diplomatiek nadenkend, ‘ik heb het nog niet gelezen’.
‘Moet U lezen’!
‘Aglavaine et Selysette’ beviel mij minder dan ‘Joyzelle’, maar daarna gaven Georgette Leblanc en Darmont het tweede bedrijf van ‘Monna Vanna’: heerlijk!
Een aardige mop wil ik niet nalaten hier te vermelden. Een Maeterlinckvereerder spreekt voortdurend van ‘Monna Vanna’ tot dit eindelijk een zijner vrienden, minder littérair ontwikkeld, verveelt, die zegt: ‘tu m'embêtes à la fin avec ton havannah! Je fume d'aussi bons sigares que toi’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten