• De Nederlandse schrijver en psychiater Frederik van Eeden (1860-1932), hield naast een uitgebreid dagboek ook een dromenboek bij.
2 januari 1890
Laat naar bed. Gelijkmatig door geslapen. Overdag zeer vermoeid, koud vriezend weer.
Het hof van den Duitschen keizer. Plotselinge visie van het jonge gezicht van den keizer. Ik was er thuis, ik hoorde er bij [onlangs gelezen van iemand die niet hoffähig was]. Aan tafel, keizerin Augusta.
Ik was er niet misplaatst voelde er als verwandte, maar de stemming was vriendschappelijk tegen mij. Als van een zoon die verschilt met de familie.
Op tafel een groote bloem orchidee -vorm, reusachtig.
De nachtcactus.
‘Heeft u zulke tropische waterplanten in de serre, uwe majesteit?’
‘Ik ben immers arts?’ Hij bedoelde dat hij veel aan botanie deed op zijn reizen.
Na tafel kreeg ik bericht dat z.m. onder geen voorwendsel toestond dat ik de serre ging zien. [verband met een weigering, overdag gehoord]
In een portaal, de heer v.H. kwam mij tegen, deed eerst of hij mij niet zag. Ik deed eveneens, [naar mijn voornemen overdag]. Toen kwam hij plotseling links achter mij staan en legde de hand op mijn schouder. Gerust gevoel van verzoening. Dankbaar.
Ik was in een wagen op een hooge berg - beneden mij de stad. ['t leek op Athene den vorigen avond in een illustratie gezien]. Ik moest daar zijn, daar was 't paleis van den duitschen Keizer en de nachtcactus.
Ik zei tegen Gerlof v. Vl. ‘Nu zal ik er eerder zijn dan jelui. Ik ga vliegen’. Toen liet ik mij in de lucht vallen. Gerlof hield me terug en zei ‘ben je mal’. Hij deed volkomen natuurlijk alsof hij 't voor gekheid hield.
Toen bleef hij aan mij hangen en ik zei: ‘doe dat niet dan vallen we allebei’. We daalden sneller dan ik gewoon was, door hem. Ger bleef aan mij hangen.
Gevoel dat het toch alweer gelukte het vliegen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten