Amsterdam 7 Januari. Herengracht bij de Leidsche.
- Na den maaltijd terstond naar Heye, die juist op dat oogenblik een uitnoodiging naar mij had gezonden om den avond bij hem te komen doorbrengen, aan welke hij kracht had bijgezet door de vermelding dat hij ook Potgieter verwachtte. Wat zou ik doen. De zwager van mijn gastheer, een der Commissarissen van den Schouwburg had mij een vrijkaartje voor den Gijsbrecht van Amstel toe doen komen, en ik moest die beleefdheid beantwoorden door er gebruik van te maken. Aan den anderen kant Potgieter te ontmoeten, was een der zoetste vooruitzichten, die ik naar Amsterdam gaande gekoesterd had, een avond met hem bij Heye te slijten, wat zou mij liever zijn? Ik besloot den avond tusschen Schouwburg en vriendschap te verdeelen, en wèl den Gijsbrecht te gaan zien maar de klucht van Cloris en Roosje eraan te geven, ja zelfs het laatste bedrijf van Vondels heerlijk Treurspel op te offeren, immers niet later dan te 8 uren, den Schouwburg te verlaten.
Toen ik dien binnentrad was men reeds in het 2de Bedrijf, en Diedrick van Haarlem vroeg juist aan den Monnik
‘en dat door Egmonds lasten toen ik even over achten vertrok, was juist de Rei van Edelingen
of hij wat krijgsvolck mocht te nacht in 't klooster leggen’,
‘Waer wordt oprechter trouw’door Mevrouw Engelman (Bia) zeer goed gereciteerd. Die actrice heeft een heerlijke vrouwenstem, die krachtig en helder is. Daarbij is haar uitspraak van 't Hollandsen zeer zuiver en recht goed. Haar standen en gesticulatiën laten veel te wenschen over, en zij is niettegenstaande hare vele goede hoedanigheden er nog ver van af een volmaakte actrice te zijn. Doch wie zou haar, bij het tegenwoordig diep verval van tooneelkennis en smaak, beter opleiden. Het ensemble was dezen avond ver van gelukkig. Daar de rollen van den jaarlijks wederkeerenden Gijsbrecht bij beurten door anderen worden vervuld, had ik het betrekkelijk beter kunnen treffen. Westerman, een vrij goed père noble, is een slechte Gijsbrecht. Mevrouw Muller (Westerman) is een betere Badeloch dan Mevrouw Roobol, en de echtgenoot van deze die ditmaal de rol van Arent van Aemstel vervulde, zou een dragelijk acteur zijn, als hij niet behoefde te spreken, want zijn taal, zijn stem, zijn uitspraak, zijn schreeuwen zijn niet uit te staan. Gestalte en houding zijn goed. Engelman zou de rol van den Bode vervullen. Maar ik moest weg.
Voor half 9 was ik bij Heye terug, en vond er Potgieter. Ik had mij voorgesteld in hem te zullen zien een lang, mager, bleek mensch met melancholieke gelaatstrekken, en een droevig teeken van noodlot op zijn voorhoofd. Hij was geheel anders, zijn gestalte was zeer gewoon. De uitdrukking van zijn gelaat heel vroolijk. Zijn voorhoofd hoog en helder. Zijn oogen klaar en altijd in beweging. Potgieter lacht veel. Al onze gesprekken liepen over kunst en letteren, en vooral over het onderwerp onzer gemeenschappelijke bemoeiing: de Muzen. In betrekking hier mede las ons P. het laatste (in Nr. 6 der Muzen te wachten) gedeelte van zijn Opstel over Loots voor. Uitmuntend. Wij geraakten vervolgens in gesprek over Byrons's dichterlijke Waarde, in vergelijking met Bilderdijk. Potgieter, maar vooral Heye wilden den laatsten, bij die gelegenheid, eene mate van nieuwheid en oorspronkelijkheid van gedachten toekennen waarin ik, ondanks mijne hooge waardeering van Bilderdijk, meende dat hij bij Byron achter stond; terwijl ik in Bilderdijk eene verscheidenheid van schoone vormen en eene zuiverheid van smaak bewonderde, die aan Byron in die mate vreemd was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten