• Op een beklemmende, transparante manier beschrijft de Duitse schrijver Ernst Jünger (1895-1998) in zijn tweede Parijs dagboek (vertaald door Tinke Davids) de noodlotsjaren 1943 en 1944. De naderende catastrofe is overal voelbaar en dringt dominant door in Jüngers conversatie met Parijse kunstenaars en intellectuelen.
Parijs, 21 juli 1944.
Gisteren is de aanslag bekend geworden. Ik hoorde de bijzonderheden van de President, toen ik tegen de avond terugkwam uit Saint-Cloud. De uiterst gevaarlijke situatie werd daardoor nog eens extra toegespitst. De aanslag zou zijn gepleegd door een graaf Stauffenberg. Ik had die naam al vernomen van Hofacker. Dat zou een bevestiging zijn van mijn opvatting dat bij dergelijke keerpunten de oudste aristocratie naar voren komt. Alles wijst erop dat deze daad zal uitlopen op gruwelijke slachtingen. Ook wordt het steeds moeilijker het masker op te houden – zo raakte ik vanmorgen verwikkeld in een woordenwisseling met een collega die de gebeurtenis 'onvoorstelbare smeerlapperij' noemde. En dat terwijl ik er sinds lang van overtuigd ben dat door aanslagen weinig veranderd en zeker niets verbeterd wordt.. Ik heb daar al naar verwezen in de beschrijving van Sunmyra in de Marmerklippen.
's Middags werd in zeer kleine kring bekend dat de opperbevelhebber van zijn ambt ontheven en naar Berlijn geroepen zou zijn. Hij had, toen het nieuws uit de Bendlerstrasse binnenkwam, de gehele SS en de Sicherheitsdienst laten arresteren, en ze weer vrijgelaten toen hij bj Kluge in La Koche-Guyon verslag had uitgebracht en er geen twijfel meer aan kon bestaan dat de aanslag was mislukt. 'De reuzenslang in de zak gehad en weer losgelaten,' zoals de President zei toen we in hevige opwinding achter gesloten deuren beraadslaagden. Verwonderlijk is het droge, zakelijke van de daad - de arrestatie was gevolgd op een eenvoudig telefoontje naar de commandanten van Groot-Parijs. Waarschijnlijk was hij ook bang geweest meer mensen in levensgevaar te brengen dan absoluut noodzakelijk was. Dat zijn echter tegenover dergelijke machten geen punten van overweging. Daar kwam nog bij de volstrekt onbekwame chef-staf, kolonel von Linstow met zijn maagkwaal, die kort tevoren was ingewijd omdat hij technisch onmisbaar was, en die men nu in hotel Raphael ziet rondsluipen als een spook voordat het in lucht opgaat. "Was mijn oude officiersaspirant Kossmann nog maar chef-staf geweest; die had tenminste gedaan wat men van een officier van de generale staf verwacht, namelijk nagegaan of de berichten betrouwbaar waren. Dan nog het ongeluk dat Rommel op 17 juli is overkomen, waardoor de enige pijler brak die zin had kunnen geven aan deze onderneming.
Daartegenover de gruwelijke activiteit van de volkspartij, die door de aanslag nauwelijks aan het wankelen is gebracht. Ja, dat was leerrijk: het lichaam geneest men niet in de crisis, en bovendien alleen als geheel, niet per orgaan. Zelfs als de operatie geslaagd was, zouden we in plaats van één karbonkel nu een dozijn daarvan hebben, met bloedige afrekeningen in elk dorp, elke straat, elk huis. We zitten midden in een beproeving die gerechtvaardigd en noodzakelijk is; en zulke raderen schroeft men niet terug.
215-2018>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten