• Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.
17 mei
Als ik het geloof had gehad, zou ik bij Regine gebleven zijn. God zij geloofd, dat zie ik nu in. Ik ben er na aan toe geweest in die dagen mijn verstand te verliezen. Menselijk gesproken ben ik rechtvaardig tegenover haar geweest, ik had mij misschien nooit moeten verloven, maar vanaf dat moment heb ik haar eerlijk behandeld. In esthetisch en ridderlijk opzicht heb ik veel meer van haar gehouden dan zij van mij, anders zou ze niet zo hooghartig tegen me gedaan hebben, noch me later angst aangejaagd met haar kreten van wanhoop. Ik ben toen begonnen aan een verhaal, getiteld: 'Schuldig—Niet Schuldig', waarin natuurlijk dingen zouden komen te staan die de wereld zouden doen verbazen; want ik beleef in deze anderhalf jaar meer poëzie dan in alle romans bij elkaar; maar ik kan en wil dit niet, mijn verhouding met haar zal niet in poëzie vervluchtigen; die bezit een heel andere realiteit. Ze is geen theaterprinses** geworden, daarom zou ze, indien mogelijk, mijn vrouw worden. God weet dat dit mijn enige wens was en toch moest ik daar afstand van doen. En daarin had ik menselijk gesproken volkomen gelijk. Ik heb tegenover haar zeer nobel gehandeld door haar mijn verdriet niet te laten bevroeden. Ik ben, puur esthetisch gesproken, een groot mens geweest, ik mag mezelf de lof toezwaaien dat ik gedaan heb wat maar weinigen in mijn plaats gedaan zouden hebben; want als ik niet zozeer aan haar welzijn had gedacht, had ik haar immers kunnen nemen toen ze er zelf om vroeg (wat ze natuurlijk nooit had moeten doen, dat was een verkeerd wapen) en toen haar vader erom vroeg: ik had haar een weldaad kunnen bewijzen en mijn eigen wens kunnen vervullen en als ze er dan ooit genoeg van gekregen had, had ik haar met de opmerking kunnen tuchtigen dat ze het zelf gewild had. Dit heb ik niet gedaan. God zij mijn getuige dat ik geen andere wens had, God zij mijn getuige dat ik over mezelf gewaakt heb, opdat ik niet door te vergeten de herinnering aan haar uit zou wissen; ik geloof niet dat ik sindsdien met een jong meisje gesproken heb. Ik heb gedacht dat iedere lummel die verloofd was in mij een onvolkomen wezen zag, een schurk; ik heb mijn tijd een dienst bewezen; want in waarheid was het waarschijnlijk [hier is een bladzijde uit het dagboek gescheurd.]
** [In de marge] Wie zou ooit gedacht hebben dat zo'n jong meisje er zulke ideeën op na kon houden. Het was dan ook een heel onrijp en ijdel idee, zoals de toekomst uitgewezen heeft; want als er werkelijk aanleg aanwezig was geweest, had de manier waarop ik de verloving verbroken had meer dan voldoende moeten zijn. Dan zou er sprake geweest zijn van de nodige elasticiteit. Maar zo was mijn meisje nu eenmaal, koket, een en al trots en overmoed, dan weer laf.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten