• Reborn bevat (dagboek)notities van schrijfster Susan Sontag (1933-2004) uit de periode 1947-1963.
31 mei 1958
Wat een emoties ervoer ik bij de aanblik van DACHAU 7 KM toen
we over de Autobahn naar München snelden in de auto van de Nederlandse antisemiet!
Een passieve activiteit, een actieve passiviteit.
Ik tegen H: 'Het is eerder zo dat je jezélf zat bent. Je kunt je leven niet baseren op emotioneel en seksueel toerisme. Je hebt een roeping nodig...'
Toerisme is hoofdzakelijk een passieve activiteit, je plaatst jezelf in
een bepaalde omgeving in de verwachting te worden geënthousiasmeerd, geamuseerd, vermaakt. Je hoeft niets toe te voegen aan
die situatie, aangezien de omgeving van zichzelf voldoende te bieden heeft.
Toerisme en verveling.
1 juni 1958
München.
Met wolken geplaveide hemel.
De poëzie van puinhopen.
Brede, lege, geasfalteerde straten; crèmekleurige, anonieme, nieuwe gebouwen; Amerikaanse soldaten met een speknek en een dikke kont op jacht in hun lange, pastelkleurige auto's.
De Frauenkirche met haar twee borstachtige torens.
[Vertaling: Joris Vermeulen]
vrijdag 30 mei 2014
donderdag 29 mei 2014
Jacob Bicker Raye -- 30 mei 1751
• Amsterdammer Jacob Bicker Raye (1707-1777) hield gedurende 40 jaar een stadskroniek van Amsterdam bij.
[30 Mei]
Op 30 Mei werd ‘met permissie van de Regeering’, een kind, dat van een dollen hondt gebeten, en door vele doctoren voor ongeneeslijk verklaard was, ‘gesmoort’.
Bij de installatie van de Edl. Groot Achtbare Heeren Mr. G.A. Hasselaer, Regeerend Burgemeester en Mr. Pieter van de Poll, respectievelijk als Ambachtsheer en Baljuw van Amstelveen, was er groot feest in het dorp. Er waren veel bloemen en negen kanonnetjes waren voor het Regthuys opgesteld. Er werd op alle gezondheden geschoten en nog meer gedronken. De collecteur, die de kanonnen bediende, was niet bepaald voorzichtig. Een schot wilde niet afgaan en toen ging de man, met zijn tronie vlak boven het laadgat, de lont aanblazen. Gevolg was dat hij zijn aangezicht vol kruit kreeg en dat hij niet meer zien kon. Hij schreeuwde vervaarlijk, maar de ruwe, dronken boeren zouden hem wel helpen, pakten hem beet en waschten hem braaf met brandewijn, ‘sodat hij toen nog een toon hooger begon te schreeuwen’.
[30 Mei]
Op 30 Mei werd ‘met permissie van de Regeering’, een kind, dat van een dollen hondt gebeten, en door vele doctoren voor ongeneeslijk verklaard was, ‘gesmoort’.
Bij de installatie van de Edl. Groot Achtbare Heeren Mr. G.A. Hasselaer, Regeerend Burgemeester en Mr. Pieter van de Poll, respectievelijk als Ambachtsheer en Baljuw van Amstelveen, was er groot feest in het dorp. Er waren veel bloemen en negen kanonnetjes waren voor het Regthuys opgesteld. Er werd op alle gezondheden geschoten en nog meer gedronken. De collecteur, die de kanonnen bediende, was niet bepaald voorzichtig. Een schot wilde niet afgaan en toen ging de man, met zijn tronie vlak boven het laadgat, de lont aanblazen. Gevolg was dat hij zijn aangezicht vol kruit kreeg en dat hij niet meer zien kon. Hij schreeuwde vervaarlijk, maar de ruwe, dronken boeren zouden hem wel helpen, pakten hem beet en waschten hem braaf met brandewijn, ‘sodat hij toen nog een toon hooger begon te schreeuwen’.
woensdag 28 mei 2014
Adriaan Morriën -- 29 mei 1973
• Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
(29 mei 1973) Ik bel Fanny Kelk op om te vragen hoe het met Roland Holst gaat. 'Slecht,' antwoordt zij. 'Hij heeft bronchitis maar wil het niet weten. Eerst mocht hij helemaal geen bezoek ontvangen en was ook zijn telefoon uitgeschakeld, maar vandaag heb ik gebeld en mocht ik bij hem komen. Toch loopt het af. Toen ik bij Jany kwam lag hij in bed. Hij wou hebben dat ik praatte. Hij wou geen bloemen, of iets anders. Hij vertelde dat Greshoff, toen die op sterven lag, geen 'gras' wilde hebben, net zomin als hij, maar ook verhalen wilde horen, nieuws over mensen die niet dood waren, die nog leefden. "Ik nam 's ochtends altijd een kouwe douche," zei Jany, "en daarna luisterde ik naar Bach. Die kouwe douche heeft de dokter mij verboden en Bach kan mij niets meer schelen. Vorige week ben ik vierentachtig geworden. Waarom zou ik mij met alle geweld voortslepen om de negentig te halen?!"
Fanny wekte mij op hem te schrijven: 'Post wil hij hebben, al kan hij de brieven niet meer beantwoorden. Van de week kwam er een briefje, of een kaartje, van Beatrix. Terwijl ik bij hem op bezoek was, werd er getelefoneerd. Hij stapte uit bed en ik hielp hem. Zijn pyjama hing open. Ik zag zijn hele klok-en-hamerspel. Ik hing een jas om zijn schouders. Het was de vriendin die nu in zijn huis woont. Terwijl hij met haar praatte, veranderde de toon van zijn stem. Hij kreeg weer iets kokets, gemengd met pesterij. "Dus je weet niet of je donderdag kunt komen?" vroeg hij. Een beetje bozig ging hij weer in bed. Hij heeft genoeg van het leven. Hij verveelt zich.'
Mensen beseffen niet eens hoe slecht zij elkaar behandelen. Ze moeten al schreeuwen en slaan om het elkaar duidelijk te maken.
(29 mei 1973) Ik bel Fanny Kelk op om te vragen hoe het met Roland Holst gaat. 'Slecht,' antwoordt zij. 'Hij heeft bronchitis maar wil het niet weten. Eerst mocht hij helemaal geen bezoek ontvangen en was ook zijn telefoon uitgeschakeld, maar vandaag heb ik gebeld en mocht ik bij hem komen. Toch loopt het af. Toen ik bij Jany kwam lag hij in bed. Hij wou hebben dat ik praatte. Hij wou geen bloemen, of iets anders. Hij vertelde dat Greshoff, toen die op sterven lag, geen 'gras' wilde hebben, net zomin als hij, maar ook verhalen wilde horen, nieuws over mensen die niet dood waren, die nog leefden. "Ik nam 's ochtends altijd een kouwe douche," zei Jany, "en daarna luisterde ik naar Bach. Die kouwe douche heeft de dokter mij verboden en Bach kan mij niets meer schelen. Vorige week ben ik vierentachtig geworden. Waarom zou ik mij met alle geweld voortslepen om de negentig te halen?!"
Fanny wekte mij op hem te schrijven: 'Post wil hij hebben, al kan hij de brieven niet meer beantwoorden. Van de week kwam er een briefje, of een kaartje, van Beatrix. Terwijl ik bij hem op bezoek was, werd er getelefoneerd. Hij stapte uit bed en ik hielp hem. Zijn pyjama hing open. Ik zag zijn hele klok-en-hamerspel. Ik hing een jas om zijn schouders. Het was de vriendin die nu in zijn huis woont. Terwijl hij met haar praatte, veranderde de toon van zijn stem. Hij kreeg weer iets kokets, gemengd met pesterij. "Dus je weet niet of je donderdag kunt komen?" vroeg hij. Een beetje bozig ging hij weer in bed. Hij heeft genoeg van het leven. Hij verveelt zich.'
Mensen beseffen niet eens hoe slecht zij elkaar behandelen. Ze moeten al schreeuwen en slaan om het elkaar duidelijk te maken.
maandag 26 mei 2014
Teun Bousema -- 27 mei 2013
• De Nederlandse wetenschapper Teun Bousema (1977) doet onderzoek op het gebied van tropische geneeskunde, parasitologie en infectieziekten. Voor 'De jonge akademie' hield hij twee weken een dagboek bij.
Maandag
In a moment, we will switch off the fasten seatbelt sign. We do, however recommend... Nog voordat de stewardess uitgesproken is drukt de dame voor mij haar stoel in de ligstand. Ik word pijnlijk herinnerd aan mijn lange benen. Naast pijnlijke knieën is het het ook lastig werken met mijn lengte. Eten in een vliegtuig is een kunst, werken op een laptop een hogere kunst. Ik ben onderweg naar een vergadering in Washington en probeer mijn reisdag nuttig te besteden. Met het scherm in een onhandige hoek, één elleboog in het gangpad en één in de zij van mijn tolerante buurman werk ik wat mails weg en schrijf ik wat aan een onderzoeksvoorstel voor de ethische commissie in Burkina Faso.
We doen onderzoek naar het humane infectieuze reservoir aan het einde van het droge seizoen in een dorp vlakbij de hoofdstad Ouagadougou. Wie is besmettelijk voor muggen vlak voordat de regens beginnen? En welke menselijke immuunresponsen beïnvloeden de transmissie van mens naar mug? Zo’n studie moet eerst goedkeuring krijgen van twee commissies in Burkina Faso en één in Londen voordat we mogen beginnen. Dat proces duurt gemiddeld acht tot twaalf maanden en er komen altijd vragen. Die probeer ik nu te beantwoorden. Tijdens de teleurstellende lunch trakteer ik mezelf noodgedwongen op een film. Dan is er echt geen plek meer voor een laptop en neemt een film me even mee in de zoektocht naar Osama Bin Laden. Na de koffie kijk ik tevreden naar een manuscript van een promovendus over een klinische studie in Oeganda en buig ik me over het leesmateriaal voor de vergadering in Washington. We zijn gevraagd een tiental artikelen te lezen en wat taaie kost over de regulatoire aspecten die bij de registratie van vaccins komen kijken. Met deze voorbereiding ga ik door na de landing. Dit is mijn derde trip naar Washington in iets meer dan een jaar en ik heb van mijn eerdere trips geleerd. De laatste keer was ik erg belabberd voorbereid: na tien minuten in de rij voor de douane had ik mijn boek uitgelezen en verveelde me vervolgens nog meer dan vijf kwartier. Nu schuifel ik goed voorbereid met Rufus Wainwright op mijn iPod en een stapel wetenschappelijke artikelen in mijn hand, voetje voor voetje richting de Verenigde Staten.
Maandag
In a moment, we will switch off the fasten seatbelt sign. We do, however recommend... Nog voordat de stewardess uitgesproken is drukt de dame voor mij haar stoel in de ligstand. Ik word pijnlijk herinnerd aan mijn lange benen. Naast pijnlijke knieën is het het ook lastig werken met mijn lengte. Eten in een vliegtuig is een kunst, werken op een laptop een hogere kunst. Ik ben onderweg naar een vergadering in Washington en probeer mijn reisdag nuttig te besteden. Met het scherm in een onhandige hoek, één elleboog in het gangpad en één in de zij van mijn tolerante buurman werk ik wat mails weg en schrijf ik wat aan een onderzoeksvoorstel voor de ethische commissie in Burkina Faso.
We doen onderzoek naar het humane infectieuze reservoir aan het einde van het droge seizoen in een dorp vlakbij de hoofdstad Ouagadougou. Wie is besmettelijk voor muggen vlak voordat de regens beginnen? En welke menselijke immuunresponsen beïnvloeden de transmissie van mens naar mug? Zo’n studie moet eerst goedkeuring krijgen van twee commissies in Burkina Faso en één in Londen voordat we mogen beginnen. Dat proces duurt gemiddeld acht tot twaalf maanden en er komen altijd vragen. Die probeer ik nu te beantwoorden. Tijdens de teleurstellende lunch trakteer ik mezelf noodgedwongen op een film. Dan is er echt geen plek meer voor een laptop en neemt een film me even mee in de zoektocht naar Osama Bin Laden. Na de koffie kijk ik tevreden naar een manuscript van een promovendus over een klinische studie in Oeganda en buig ik me over het leesmateriaal voor de vergadering in Washington. We zijn gevraagd een tiental artikelen te lezen en wat taaie kost over de regulatoire aspecten die bij de registratie van vaccins komen kijken. Met deze voorbereiding ga ik door na de landing. Dit is mijn derde trip naar Washington in iets meer dan een jaar en ik heb van mijn eerdere trips geleerd. De laatste keer was ik erg belabberd voorbereid: na tien minuten in de rij voor de douane had ik mijn boek uitgelezen en verveelde me vervolgens nog meer dan vijf kwartier. Nu schuifel ik goed voorbereid met Rufus Wainwright op mijn iPod en een stapel wetenschappelijke artikelen in mijn hand, voetje voor voetje richting de Verenigde Staten.
zondag 25 mei 2014
Ed van Thijn -- 25 mei 1977
• Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977.
Woensdag 25 mei
Het campagneburo komt bijeen. De mensen die wekenlang dag-in, dag-uit leiding hebben gegeven aan de verkiezingscampagne, treffen elkaar voor de laatste maal. Het is een volstrekt overbodige vergadering. Dat wisten we vantevoren, maar het breekt een lange, machteloze dag. Niemand weet raad met de plotselinge leegte. Een campagne van alles-op-alles abrupt afgebroken, pal voor het hoogtepunt. De machtige arm van het terrorisme heeft het raderwerk stil gezet. Er hangt een macabere sfeer in het land. Om twee uur verloopt het ultimatum. De lijsttrekker is onbereikbaar. Wij verliezen ons in een koortsachtige non-activiteit. Is alles op tijd afgebeld? Er gaat toch niets door per ongeluk? Ook ons stilvallen wordt tot in de puntjes gecoördineerd. Besloten wordt dat ik als enige naar de NOS-studio ga om de uitslagen van commentaar te voorzien. Op gepaste wijze. Zonder vreugde, ook al winnen we een handvol zetels. Over de uitslag zélf heerst een grote onrust. Niemand waagt zich meer aan een voorspelling. De zorgvuldig opgebouwde campagne eindigt in een chaotisch gevoel van machteloosheid. Er valt geen pijl op te trekken. Zullen de mensen niet massaal thuisblijven? Zal er geen ruk naar rechts optreden? Is dit geen ‘gefundenes Fressen’ voor Glimmerveen? Er hangt een onheilssfeer. Het dreigende ultimatum overschaduwt uiteindelijk de prognoselust.
Veel te vroeg sta ik weer buiten, ik ga naar huis. De radionieuwsdienst meldt een grote opkomst en weinig bijzonderheden uit school en trein. We zouden pas laat gaan stemmen om nog ergens naartoe te kunnen leven. Die stip is zo gauw gezet. Ik rommel rusteloos in mijn papieren. Met karrevrachten verdwijnen ze in de prullebak. Het ultimatum verstrijkt, godzijdank.
Ik begin Hedy op te jagen. Ben je zover? Ze protesteert. Tien minuten later staan we buiten, op weg naar het stemburo. Hajo (9) gaat mee en kontroleert of Hedy wel écht op een vrouw stemt. Gelukkig kan hij maar in één hokje tegelijk zijn. De leden van het stemburo bevestigen de berichten over een grote opkomst. Te snel alweer zijn we op de terugweg.
Bij huis gekomen horen we geschreeuw. Een bouwvakker, werkzaam aan een brug over de Keizersgracht, is getroffen door een zware balk en heeft zijn schouder ernstig verwond. Terwijl hij krimpt van de pijn, vervoeren twee collega's hem naar een auto. De man herkent mij en roept, in al zijn ellende: ‘Verdomme Van Thijn, nou kan ik niet stemmen.’ De auto is aan de kleine kant, het kost moeite om hem erin te krijgen. Ik bied mijn diensten aan. Mijn auto is groter. Even later bevind ik mij op weg naar het ziekenhuis, de man kreunend achterin. Hij moest eens weten. Het gebeuren heeft op mij een bevrijdende uitwerking. Eindelijk weer iets om handen. Even weer die roes van activiteit. Snel begeef ik me door het verkeer. Té snel: de man schreeuwt het uit bij een uitholling overdwars.
Terug uit het ziekenhuis begint een nieuw nietsdoen, maar niet voor lang. Een heftig geroep trekt me naar het raam. Brand. Boven de Amstel hangt een dichte, zwarte rookkolom waarin de vlammen een hartverwarmend dansspel opvoeren. De Amsterdammer in mij wordt wakker. Ik ren naar buiten, op de hielen gevolgd door Hajo. Het blijkt zich af te spelen in een zijstraat van het Waterlooplein. Als we buiten adem arriveren heeft de brandweer de brand al bedwongen. Temidden van de lichtelijk teleurgestelde menigte ontbranden zich rondom mijn persoon heftige politieke discussies. ‘Jullie maken er een rotzooi van,’ roept een vrouw. Anderen nemen het voor mij op: ‘Niks hoor, het is zo'n goser, ik heb op hem gestemd.’ Ik sta er wat verloren bij. Na enige tijd realiseer ik me dat Hajo was meegerend. Hij is nergens te bekennen. Ik schrik. Wanhopig baan ik mij een weg door de mensen. Geen Hajo te zien. Ik ren naar huis. Daar zit meneer, breeduit op de bank. Boos worden heeft geen zin.
De dag is praktisch om. De stembussen gaan dicht. Een record-op-komst, meldt de radionieuwsdienst. Ik word nerveus en bereid mij voor op mijn vertrek naar de studio. De eerste uitslagen druppelen binnen. Plumpumperaveen: winst voor de PvdA. Baalderdam idem dito. Kijk aan, de trend is er.
Tegen achten komt de eerste computervoorspelling: grote winst voor de PvdA, maar het CDA blijft met een neuslengte de grootste partij. Ik bel mijn assistent Berend-Jan: of hij een exemplaar van de resolutie wil meebrengen. Hij had hem al klaar liggen. Ik voorzie moeilijke vragen. Stel je voor, de PvdA als grote verkiezingsoverwinnaar maar toch in de oppositie. Winnen en toch verliezen. Er zal veel gevraagd worden van onze beginselvastheid.
Aangekomen in de studio is alles anders. De PvdA is het CDA voorbij en dat zal zo blijven. Een historische overwinning tekent zich af. Het kabinet-Den Uyl II is gekozen, het hoeft nog slechts geformeerd te worden.
Ik kan mijn ogen niet geloven. De uitslagen dwarrelen op mij neer als vlokken sneeuw op mijn brilleglazen. Ik zie als in een waas: Helmond: 13% vooruit; 's-Hertogenbosch 12%; Kerkrade 17%; Enschede 13%; Amsterdam 11%; Rotterdam: de absolute meerderheid. Het wil niet echt tot mij doordringen. Is het omdat ik geen vreugde mag tonen, dat ik ook geen vreugde voel? Rondom de gekaapte trein doet zich een macaber incident voor, waarover slechts spaarzame berichten doorkomen. Drie in het wit geklede gijzelaars met een strop om de hals worden geruime tijd buiten de trein gezet. Een verklaring wordt niet gegeven. Ik moet commentaar geven op de uitslagen. Ik prevel wat dingen die iedereen al bedacht had. Een lachje kan er niet af. Wel zeg ik met overtuiging dat alle betrokken politici met zo'n verkiezingsuitslag verplicht zijn tot een snelle formatie. Vraag: ‘De kiezers zijn prima opgekomen, in grote getale, kunt u het ze aandoen om hen weer een formatie van een half jaar aan de broek te smeren?’
Ik: ‘Nee, dat vind ik niet.’
Vraag: ‘Hoe wilt u dat voorkomen?’
Ik: ‘Nou, door zo snel mogelijk te gaan onderhandelen en van alle kanten te proberen ertoe bij te dragen dat er zo snel mogelijk een kabinet uit de bus komt zoals dat door de kiezers is gewenst.’
Aarzelend ga ik weer zitten, napeinzend over het vraaggesprek. Tja, hoe voorkom je dat het lang gaat duren? Intussen is Wim Aantjes aan het woord. ‘Er moet vlug een nieuwe regering komen, en een goede natuurlijk.’ Hij heeft, zo op het oog, wat minder moeite met de vraag hoe dat moet: Als de PvdA met de grote winst die ze heeft geboekt maar de weg van de redelijkheid zal gaan. Ik haal (buiten beeld) mijn schouders op. Wat is dat nou? Ik ken geen andere weg.
Frans Andriessen komt, ongenood, binnen. Het gezicht van Aantjes betrekt. ‘Wat moet die hier?’ zeggen zijn ogen. Omdat de beide lijsttrekkers zich noodgedwongen in het crisiscentrum bevinden, zijn uitsluitend hun plaatsvervangers voor commentaar uitgenodigd. Ik weet dat maar al te goed als ik Frans vraag of hij nu de leiding weer op zich gaat nemen. Hij maakt een breed, vragend armgebaar, voor een goed verstaander erg openhartig.
De afwezigheid van Den Uyl en Van Agt begint steeds meer te drukken. Er wordt een quasi-driegesprek in scène gezet tussen Wiegel, Aantjes en mij. Het gesprek heeft een schimmig verloop. Eén van de thema's is: het VVD/CDA-alternatief. Bestaat dat wel bij 77 kamerzetels? Ik: ‘Nee. Zo'n coalitie is afhankelijk van één man en een halve paardekop. Dat is te weinig.’ Aantjes is minder uitgesproken: ‘Het antwoord op die vraag is voor een deel uit de verkiezingsuitslag af te lezen en voor een deel zal het in de onderhandelingen met de partijen eruit moeten komen.’ De fijne nuance is Wiegel niet ontgaan: ‘De kijkers in het land kunnen precies zien hoe de heer Aantjes opereert. Wat hij heeft gezegd. We weten dus dat er nogal een fikse discussie binnen het CDA zal gaan ontstaan over de vraag met wie het CDA wil gaan regeren ... Het is niet aan mij om in die pot te gaan zitten roeren.’ Er worden drie oude rotten in stelling gebracht. Burger, Geertsema en Tilanus. Zij spreken onomwonden, zoals alleen oud-politici dat kunnen. Formateur of informateur, is de vraag waarop zij worden losgelaten. Jaap Burger is weer op zijn best. ‘Een informateur moet je nemen als je geïnformeerd wil worden. Als je nu nog niet geïnformeerd bent, zoals die verkiezingsuitslag is, dan vraag ik me af wanneer je dan wel geïnformeerd bent. Het is heel duidelijk, dat de formateur Den Uyl moet zijn en er moet op de kortst mogelijke termijn een kabinet voor elkaar zijn.’
Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Had ik dat niet moeten zeggen? Heb ik een scoringskans laten liggen? De argumentatie van Jaap klinkt zo vanzelfsprekend. Maar is het wel zo vanzelfsprekend? Ik voel toch enige twijfel opkomen. Een snelle formatie, ja maar Den Uyl meteen al formateur, is dat echt de snelste weg? Zelfs een gekozen formateur kan mislukken, en wat dan? Ik ben blij dat ik niet voor mijn beurt heb gesproken.
De beurt is nu aan Frans Andriessen. Hij kiest voor een informateur om eerst nog enige punten tot klaarheid te brengen. PvdA of VVD? ‘Ik denk dat er in het CDA vooral mensen zijn die willen proberen om onze eigen politieke inzichten zoveel mogelijk tot gelding te brengen.’
Inmiddels is de einduitslag binnen. De PvdA heeft echt tien zetels gewonnen. Het wachten is nu op de man die deze historische overwinning heeft mogelijk gemaakt.
Hij verschijnt in het beeld vanuit Studio Den Haag. Zijn commentaar betreft de situatie bij De Punt en Boven-Smilde. De toestand daar is ‘ongemeen ernstig’. ‘We zijn er voortdurend mee bezig: hoe kunnen we de kinderen en de gegijzelden in de trein bevrijden en ons zelfrespect bewaren.’
Hij verdwijnt weer uit het beeld. Ik heb tranen in mijn ogen. Dit is echt de minister-president. Gekozen omdat hij geploeterd had. Ploeterend terwijl hij herkozen werd. Geen woord over de verkiezingsuitslag.
Even later wordt de uitzending hervat. Den Uyl tóch over de verkiezingen. ‘Ik heb door de bekende omstandigheden eigenlijk nauwelijks uitslagen gezien, er tussendoor zo nu en dan flitsen.’ Niettemin volgt er een trefzekere analyse die alles wat er tot nu toe gezegd is, doet verbleken. Het meest verheugd is hij over de massale opkomst, juist in een situatie waarin onze rechtsorde zo beproefd wordt: ‘Een overwinning voor de democratie.’
Diep in de nacht gaan we nog even langs Buitenveldert om hem persoonlijk geluk te wensen. Buiten staat een politiewagen.
Woensdag 25 mei
Het campagneburo komt bijeen. De mensen die wekenlang dag-in, dag-uit leiding hebben gegeven aan de verkiezingscampagne, treffen elkaar voor de laatste maal. Het is een volstrekt overbodige vergadering. Dat wisten we vantevoren, maar het breekt een lange, machteloze dag. Niemand weet raad met de plotselinge leegte. Een campagne van alles-op-alles abrupt afgebroken, pal voor het hoogtepunt. De machtige arm van het terrorisme heeft het raderwerk stil gezet. Er hangt een macabere sfeer in het land. Om twee uur verloopt het ultimatum. De lijsttrekker is onbereikbaar. Wij verliezen ons in een koortsachtige non-activiteit. Is alles op tijd afgebeld? Er gaat toch niets door per ongeluk? Ook ons stilvallen wordt tot in de puntjes gecoördineerd. Besloten wordt dat ik als enige naar de NOS-studio ga om de uitslagen van commentaar te voorzien. Op gepaste wijze. Zonder vreugde, ook al winnen we een handvol zetels. Over de uitslag zélf heerst een grote onrust. Niemand waagt zich meer aan een voorspelling. De zorgvuldig opgebouwde campagne eindigt in een chaotisch gevoel van machteloosheid. Er valt geen pijl op te trekken. Zullen de mensen niet massaal thuisblijven? Zal er geen ruk naar rechts optreden? Is dit geen ‘gefundenes Fressen’ voor Glimmerveen? Er hangt een onheilssfeer. Het dreigende ultimatum overschaduwt uiteindelijk de prognoselust.
Veel te vroeg sta ik weer buiten, ik ga naar huis. De radionieuwsdienst meldt een grote opkomst en weinig bijzonderheden uit school en trein. We zouden pas laat gaan stemmen om nog ergens naartoe te kunnen leven. Die stip is zo gauw gezet. Ik rommel rusteloos in mijn papieren. Met karrevrachten verdwijnen ze in de prullebak. Het ultimatum verstrijkt, godzijdank.
Ik begin Hedy op te jagen. Ben je zover? Ze protesteert. Tien minuten later staan we buiten, op weg naar het stemburo. Hajo (9) gaat mee en kontroleert of Hedy wel écht op een vrouw stemt. Gelukkig kan hij maar in één hokje tegelijk zijn. De leden van het stemburo bevestigen de berichten over een grote opkomst. Te snel alweer zijn we op de terugweg.
Bij huis gekomen horen we geschreeuw. Een bouwvakker, werkzaam aan een brug over de Keizersgracht, is getroffen door een zware balk en heeft zijn schouder ernstig verwond. Terwijl hij krimpt van de pijn, vervoeren twee collega's hem naar een auto. De man herkent mij en roept, in al zijn ellende: ‘Verdomme Van Thijn, nou kan ik niet stemmen.’ De auto is aan de kleine kant, het kost moeite om hem erin te krijgen. Ik bied mijn diensten aan. Mijn auto is groter. Even later bevind ik mij op weg naar het ziekenhuis, de man kreunend achterin. Hij moest eens weten. Het gebeuren heeft op mij een bevrijdende uitwerking. Eindelijk weer iets om handen. Even weer die roes van activiteit. Snel begeef ik me door het verkeer. Té snel: de man schreeuwt het uit bij een uitholling overdwars.
Terug uit het ziekenhuis begint een nieuw nietsdoen, maar niet voor lang. Een heftig geroep trekt me naar het raam. Brand. Boven de Amstel hangt een dichte, zwarte rookkolom waarin de vlammen een hartverwarmend dansspel opvoeren. De Amsterdammer in mij wordt wakker. Ik ren naar buiten, op de hielen gevolgd door Hajo. Het blijkt zich af te spelen in een zijstraat van het Waterlooplein. Als we buiten adem arriveren heeft de brandweer de brand al bedwongen. Temidden van de lichtelijk teleurgestelde menigte ontbranden zich rondom mijn persoon heftige politieke discussies. ‘Jullie maken er een rotzooi van,’ roept een vrouw. Anderen nemen het voor mij op: ‘Niks hoor, het is zo'n goser, ik heb op hem gestemd.’ Ik sta er wat verloren bij. Na enige tijd realiseer ik me dat Hajo was meegerend. Hij is nergens te bekennen. Ik schrik. Wanhopig baan ik mij een weg door de mensen. Geen Hajo te zien. Ik ren naar huis. Daar zit meneer, breeduit op de bank. Boos worden heeft geen zin.
De dag is praktisch om. De stembussen gaan dicht. Een record-op-komst, meldt de radionieuwsdienst. Ik word nerveus en bereid mij voor op mijn vertrek naar de studio. De eerste uitslagen druppelen binnen. Plumpumperaveen: winst voor de PvdA. Baalderdam idem dito. Kijk aan, de trend is er.
Tegen achten komt de eerste computervoorspelling: grote winst voor de PvdA, maar het CDA blijft met een neuslengte de grootste partij. Ik bel mijn assistent Berend-Jan: of hij een exemplaar van de resolutie wil meebrengen. Hij had hem al klaar liggen. Ik voorzie moeilijke vragen. Stel je voor, de PvdA als grote verkiezingsoverwinnaar maar toch in de oppositie. Winnen en toch verliezen. Er zal veel gevraagd worden van onze beginselvastheid.
Aangekomen in de studio is alles anders. De PvdA is het CDA voorbij en dat zal zo blijven. Een historische overwinning tekent zich af. Het kabinet-Den Uyl II is gekozen, het hoeft nog slechts geformeerd te worden.
Ik kan mijn ogen niet geloven. De uitslagen dwarrelen op mij neer als vlokken sneeuw op mijn brilleglazen. Ik zie als in een waas: Helmond: 13% vooruit; 's-Hertogenbosch 12%; Kerkrade 17%; Enschede 13%; Amsterdam 11%; Rotterdam: de absolute meerderheid. Het wil niet echt tot mij doordringen. Is het omdat ik geen vreugde mag tonen, dat ik ook geen vreugde voel? Rondom de gekaapte trein doet zich een macaber incident voor, waarover slechts spaarzame berichten doorkomen. Drie in het wit geklede gijzelaars met een strop om de hals worden geruime tijd buiten de trein gezet. Een verklaring wordt niet gegeven. Ik moet commentaar geven op de uitslagen. Ik prevel wat dingen die iedereen al bedacht had. Een lachje kan er niet af. Wel zeg ik met overtuiging dat alle betrokken politici met zo'n verkiezingsuitslag verplicht zijn tot een snelle formatie. Vraag: ‘De kiezers zijn prima opgekomen, in grote getale, kunt u het ze aandoen om hen weer een formatie van een half jaar aan de broek te smeren?’
Ik: ‘Nee, dat vind ik niet.’
Vraag: ‘Hoe wilt u dat voorkomen?’
Ik: ‘Nou, door zo snel mogelijk te gaan onderhandelen en van alle kanten te proberen ertoe bij te dragen dat er zo snel mogelijk een kabinet uit de bus komt zoals dat door de kiezers is gewenst.’
Aarzelend ga ik weer zitten, napeinzend over het vraaggesprek. Tja, hoe voorkom je dat het lang gaat duren? Intussen is Wim Aantjes aan het woord. ‘Er moet vlug een nieuwe regering komen, en een goede natuurlijk.’ Hij heeft, zo op het oog, wat minder moeite met de vraag hoe dat moet: Als de PvdA met de grote winst die ze heeft geboekt maar de weg van de redelijkheid zal gaan. Ik haal (buiten beeld) mijn schouders op. Wat is dat nou? Ik ken geen andere weg.
Frans Andriessen komt, ongenood, binnen. Het gezicht van Aantjes betrekt. ‘Wat moet die hier?’ zeggen zijn ogen. Omdat de beide lijsttrekkers zich noodgedwongen in het crisiscentrum bevinden, zijn uitsluitend hun plaatsvervangers voor commentaar uitgenodigd. Ik weet dat maar al te goed als ik Frans vraag of hij nu de leiding weer op zich gaat nemen. Hij maakt een breed, vragend armgebaar, voor een goed verstaander erg openhartig.
De afwezigheid van Den Uyl en Van Agt begint steeds meer te drukken. Er wordt een quasi-driegesprek in scène gezet tussen Wiegel, Aantjes en mij. Het gesprek heeft een schimmig verloop. Eén van de thema's is: het VVD/CDA-alternatief. Bestaat dat wel bij 77 kamerzetels? Ik: ‘Nee. Zo'n coalitie is afhankelijk van één man en een halve paardekop. Dat is te weinig.’ Aantjes is minder uitgesproken: ‘Het antwoord op die vraag is voor een deel uit de verkiezingsuitslag af te lezen en voor een deel zal het in de onderhandelingen met de partijen eruit moeten komen.’ De fijne nuance is Wiegel niet ontgaan: ‘De kijkers in het land kunnen precies zien hoe de heer Aantjes opereert. Wat hij heeft gezegd. We weten dus dat er nogal een fikse discussie binnen het CDA zal gaan ontstaan over de vraag met wie het CDA wil gaan regeren ... Het is niet aan mij om in die pot te gaan zitten roeren.’ Er worden drie oude rotten in stelling gebracht. Burger, Geertsema en Tilanus. Zij spreken onomwonden, zoals alleen oud-politici dat kunnen. Formateur of informateur, is de vraag waarop zij worden losgelaten. Jaap Burger is weer op zijn best. ‘Een informateur moet je nemen als je geïnformeerd wil worden. Als je nu nog niet geïnformeerd bent, zoals die verkiezingsuitslag is, dan vraag ik me af wanneer je dan wel geïnformeerd bent. Het is heel duidelijk, dat de formateur Den Uyl moet zijn en er moet op de kortst mogelijke termijn een kabinet voor elkaar zijn.’
Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Had ik dat niet moeten zeggen? Heb ik een scoringskans laten liggen? De argumentatie van Jaap klinkt zo vanzelfsprekend. Maar is het wel zo vanzelfsprekend? Ik voel toch enige twijfel opkomen. Een snelle formatie, ja maar Den Uyl meteen al formateur, is dat echt de snelste weg? Zelfs een gekozen formateur kan mislukken, en wat dan? Ik ben blij dat ik niet voor mijn beurt heb gesproken.
De beurt is nu aan Frans Andriessen. Hij kiest voor een informateur om eerst nog enige punten tot klaarheid te brengen. PvdA of VVD? ‘Ik denk dat er in het CDA vooral mensen zijn die willen proberen om onze eigen politieke inzichten zoveel mogelijk tot gelding te brengen.’
Inmiddels is de einduitslag binnen. De PvdA heeft echt tien zetels gewonnen. Het wachten is nu op de man die deze historische overwinning heeft mogelijk gemaakt.
Hij verschijnt in het beeld vanuit Studio Den Haag. Zijn commentaar betreft de situatie bij De Punt en Boven-Smilde. De toestand daar is ‘ongemeen ernstig’. ‘We zijn er voortdurend mee bezig: hoe kunnen we de kinderen en de gegijzelden in de trein bevrijden en ons zelfrespect bewaren.’
Hij verdwijnt weer uit het beeld. Ik heb tranen in mijn ogen. Dit is echt de minister-president. Gekozen omdat hij geploeterd had. Ploeterend terwijl hij herkozen werd. Geen woord over de verkiezingsuitslag.
Even later wordt de uitzending hervat. Den Uyl tóch over de verkiezingen. ‘Ik heb door de bekende omstandigheden eigenlijk nauwelijks uitslagen gezien, er tussendoor zo nu en dan flitsen.’ Niettemin volgt er een trefzekere analyse die alles wat er tot nu toe gezegd is, doet verbleken. Het meest verheugd is hij over de massale opkomst, juist in een situatie waarin onze rechtsorde zo beproefd wordt: ‘Een overwinning voor de democratie.’
Diep in de nacht gaan we nog even langs Buitenveldert om hem persoonlijk geluk te wensen. Buiten staat een politiewagen.
vrijdag 23 mei 2014
Rogi Wieg -- 23 mei 1997
• Rogi Wieg (1962) is een Nederlandse schrijver. Zijn dagboek over het jaar 1997 is gepubliceerd als Liefde is een zwaar beroep.
Vrijdag
Herman de Coninck is overleden. Ik heb een stuk gemaakt voor Het Parool. Daaruit een citaat: 'Gisterenavond belde mijn vader me met de mededeling dat hij op teletekst had gelezen dat de dichter Herman de Coninck in Lissabon op 53-jarige leeftijd is gestorven. Teletekst is betrouwbaar en mijn vader ook, dus het zal wei waar zijn. Maar ik kan het niet geloven. Het schijnt dat Herman samen met Hugo Claus en Anna Enquist aan het wandelen was - ze waren op weg naar een literaire avond - toen hij werd getroffen door een hartinfarct. En ook de leeuw Hugo Claus heeft Herman daarna niet kunnen redden. Triest, treurig en onvoorstelbaar, want Herman de Coninck was, in mijn ogen, geen man die tamelijk jong zou doodgaan.
Het is onwerkelijk: schrijven in de totale verleden tijd over Herman. Ja, natuurlijk, hij is dood. Maar ik kijk naar buiten en zie de takken bewegen in de wind. De zon is nog niet onder.
Herman de Coninck was de man van de geniale metaforen. Weliswaar waren zijn gedichten soms sentimenteel, maar uiteindelijk overheersten de taal, de beelden, de melancholie, de ironie en de werkelijke gevoelens ook in zijn mindere verzen. Men zegt dat een dichter geslaagd is als hij tien echt goede gedichten in zijn leven heeft geschreven. Ik durf te zweren dat Herman veel meer goede gedichten heeft gemaakt: twintig, dertig, misschien wel vijfendertig stuks. En daartussen zitten geniale dingen. Bijvoorbeeld de cyclus die hij over zijn moeder schreef in de bundel De hectaren van het geheugen, waarvoor hij in 1986 de Jan Campertprijs kreeg.
Ik herinner me de dichtregels van Herman nooit precies. Het is altijd ongeveer. Het was zo... Nee, anders, mooier. Ik kan beginnen met citeren uit zijn werk, bundels uit de kast pakken. Maar dan zal ik huilen. Ik huilde al soms om zijn werk toen hij nog leefde. Herman de Coninck gold als een cultuurpaus in België. En misschien was hij dat ook, hoewel hij altijd zei dat hij geen paus wilde zijn. Het ging hem nooit om macht, maar om de schoonheid van zijn vak. En die droeg hij uit. Met een klank van hobo, een bundel die nog door de oude Geert van Oorschot is uitgegeven, bevat een merkwaardig slotgedicht:
WRAAK
Ik sta geregistreerd. Geboorte, plaats, tijd.
Ik sta voor zowat één kilo papier:
geboorteakte, militie, verhuizen van daar naar hier,
politieke sympathieën, vakbondsaangehorigheid.
Daarom ben ik op zoek naar een plek op de
Grens van drie naties.
Daar wil ik dan sterven.
Want ik wil op mijn dood op z’n minst het
Plezier bederven
Van een stuk of twintig administraties.
Vrijdag
Herman de Coninck is overleden. Ik heb een stuk gemaakt voor Het Parool. Daaruit een citaat: 'Gisterenavond belde mijn vader me met de mededeling dat hij op teletekst had gelezen dat de dichter Herman de Coninck in Lissabon op 53-jarige leeftijd is gestorven. Teletekst is betrouwbaar en mijn vader ook, dus het zal wei waar zijn. Maar ik kan het niet geloven. Het schijnt dat Herman samen met Hugo Claus en Anna Enquist aan het wandelen was - ze waren op weg naar een literaire avond - toen hij werd getroffen door een hartinfarct. En ook de leeuw Hugo Claus heeft Herman daarna niet kunnen redden. Triest, treurig en onvoorstelbaar, want Herman de Coninck was, in mijn ogen, geen man die tamelijk jong zou doodgaan.
Het is onwerkelijk: schrijven in de totale verleden tijd over Herman. Ja, natuurlijk, hij is dood. Maar ik kijk naar buiten en zie de takken bewegen in de wind. De zon is nog niet onder.
Herman de Coninck was de man van de geniale metaforen. Weliswaar waren zijn gedichten soms sentimenteel, maar uiteindelijk overheersten de taal, de beelden, de melancholie, de ironie en de werkelijke gevoelens ook in zijn mindere verzen. Men zegt dat een dichter geslaagd is als hij tien echt goede gedichten in zijn leven heeft geschreven. Ik durf te zweren dat Herman veel meer goede gedichten heeft gemaakt: twintig, dertig, misschien wel vijfendertig stuks. En daartussen zitten geniale dingen. Bijvoorbeeld de cyclus die hij over zijn moeder schreef in de bundel De hectaren van het geheugen, waarvoor hij in 1986 de Jan Campertprijs kreeg.
Ik herinner me de dichtregels van Herman nooit precies. Het is altijd ongeveer. Het was zo... Nee, anders, mooier. Ik kan beginnen met citeren uit zijn werk, bundels uit de kast pakken. Maar dan zal ik huilen. Ik huilde al soms om zijn werk toen hij nog leefde. Herman de Coninck gold als een cultuurpaus in België. En misschien was hij dat ook, hoewel hij altijd zei dat hij geen paus wilde zijn. Het ging hem nooit om macht, maar om de schoonheid van zijn vak. En die droeg hij uit. Met een klank van hobo, een bundel die nog door de oude Geert van Oorschot is uitgegeven, bevat een merkwaardig slotgedicht:
WRAAK
Ik sta geregistreerd. Geboorte, plaats, tijd.
Ik sta voor zowat één kilo papier:
geboorteakte, militie, verhuizen van daar naar hier,
politieke sympathieën, vakbondsaangehorigheid.
Daarom ben ik op zoek naar een plek op de
Grens van drie naties.
Daar wil ik dan sterven.
Want ik wil op mijn dood op z’n minst het
Plezier bederven
Van een stuk of twintig administraties.
woensdag 21 mei 2014
Keith Vaughan -- 22 mei 1972
• Keith Vaughan (1912-1977) was een Britse schilder. Zijn dagboeken zijn in het Nederlands vertaald door Harry Oltheten, onder de titel Dagboek 1939-1977.
22 mei 1972 Op de dag dat Michelangelo's Pietá in de Sint-Pieter door een jongeman met een hamer werd verminkt lees ik over Acconci's 'tentoonstelling' bij Sonnabend [galerie]. Die bestaat uit een hellende vloer die de helft van het oppervlak van de galerie beslaat en waaronder de kunstenaar twee dagen per week al masturberend rondkruipt terwijl hij luistert naar de voetstappen van de bezoekers boven zijn hoofd. Die kunnen hem niet zien, maar de lezers van Forum krijgen een foto van hem voorgeschoteld waarop hij op zijn zij onder de hellende vloer ligt met zijn broek op zijn enkels en duidelijk in de weer is met zijn penis. In het verslag staat dat de daad zolang mogelijk wordt gerekt om een maximale zaadejaculatie te waarborgen. De titel van het stuk is 'Zaadbed'.
Nou, ik herinner me dat ik op een dag, alleen in Harrow Hill vlak nadat het atelier was voltooid, wat zaad op de nieuwe vloer plengde om hem te besprenkelen en zo als het ware te dopen. Maar het kwam niet bij me op dat dit een kunstwerk was. Dat had ik duidelijk fout. Ik bezit ook een stuk handdoek van twintig bij vijfentwintig centimeter uit de vroege jaren zestig dat okergeel gevlekt is door honderd ejaculaties van mijn eigen zaad. Ik stelde alles in het werk om altijd op hetzelfde stukje stof klaar te komen waarna ik het opvouwde en weglegde tot de volgende keer. Wat zou de waarde van zo'n object zijn op de huidige kunstmarkt? En aangezien ik nu meestal ejaculeer door elektriciteitsprikkels heeft het deel van het vloerkleed dat zich tussen mijn benen bevindt al zo'n twintig tot dertig ejaculaties ontvangen. Maar je kunt het op het kleed niet zo goed zien. Misschien moet ik opnieuw beginnen door het stuk handdoek op die plek te leggen.
22 mei 1972 Op de dag dat Michelangelo's Pietá in de Sint-Pieter door een jongeman met een hamer werd verminkt lees ik over Acconci's 'tentoonstelling' bij Sonnabend [galerie]. Die bestaat uit een hellende vloer die de helft van het oppervlak van de galerie beslaat en waaronder de kunstenaar twee dagen per week al masturberend rondkruipt terwijl hij luistert naar de voetstappen van de bezoekers boven zijn hoofd. Die kunnen hem niet zien, maar de lezers van Forum krijgen een foto van hem voorgeschoteld waarop hij op zijn zij onder de hellende vloer ligt met zijn broek op zijn enkels en duidelijk in de weer is met zijn penis. In het verslag staat dat de daad zolang mogelijk wordt gerekt om een maximale zaadejaculatie te waarborgen. De titel van het stuk is 'Zaadbed'.
Nou, ik herinner me dat ik op een dag, alleen in Harrow Hill vlak nadat het atelier was voltooid, wat zaad op de nieuwe vloer plengde om hem te besprenkelen en zo als het ware te dopen. Maar het kwam niet bij me op dat dit een kunstwerk was. Dat had ik duidelijk fout. Ik bezit ook een stuk handdoek van twintig bij vijfentwintig centimeter uit de vroege jaren zestig dat okergeel gevlekt is door honderd ejaculaties van mijn eigen zaad. Ik stelde alles in het werk om altijd op hetzelfde stukje stof klaar te komen waarna ik het opvouwde en weglegde tot de volgende keer. Wat zou de waarde van zo'n object zijn op de huidige kunstmarkt? En aangezien ik nu meestal ejaculeer door elektriciteitsprikkels heeft het deel van het vloerkleed dat zich tussen mijn benen bevindt al zo'n twintig tot dertig ejaculaties ontvangen. Maar je kunt het op het kleed niet zo goed zien. Misschien moet ik opnieuw beginnen door het stuk handdoek op die plek te leggen.
maandag 19 mei 2014
Georg Michael Lill -- 20 mei 1915
• Georg Michael Lill (1884-1952) was soldaat in WO 1. Zijn oorlogsdagboek is hier te lezen.
Comines, 19. Mai 1915
Schönes Wetter. Die alliierten Truppen von Arras sind noch nicht zurück. Vor unserer Front ziemlich ruhig. Die Russen verloren bei dem Durchbruch der verbündeten deutschen und österreichischen Truppen 174.000 Mann, 355 Maschinengewehre, 126 Geschütze. Diese erstaunliche Zahl von Menschen und Material wurde in der kurzen Zeit vom 2. Mai bis 15. desselben erobert. Die Spannung mit Stalin ist umsonst.
Comines, 20. Mai 1915
Heute schönes Wetter, nachmittags Regen. Heute trafen auch die Truppen, die wieder in Arras waren, zurück. Das III. Bat. vom 18. J. R. hatte bei dieser Gelegenheit furchtbare Verluste. Dagegen hatte viel Glück, hatte nur 4 Tote und 15 Verwundete. Bei den Truppen löste sich ein gewaltiger Jubel aus, als sie wieder ihr altes Quartier sahen.
Comines, 21. Mai 1915
Verhältnismäßig schöner Tag. Heute war die Spannung besonders groß, ob der Entscheidung Italiens, da am 20. die Kammer beisammen war mit folgendem Entschluss: Von 480 anwesenden Deputanten gaben 400 gegen 73 Stimmen der Regierung die ganze Gewalt in die Hand. Eine Entscheidung ist trotzdem noch nicht gefallen, obschon der Krieg unvermeidlich ist. Es ist dieses das traurigste Ränkespiel, das in dieser schlimmen Zeit von einem Staat gespielt wurde. Indem das verbündete Italien 33 Jahre (1882) im Bündnis mit uns gestanden hat. Es steht nach Blatterangabe des Berner B undes bei diesem armen Lande nur noch zwischen Krieg oder Revolution. Da die Sozialisten absolut gegen Krieg sind, ebenso der größte Teil der ländlichen Bevölkerung.
Comines, 22. Mai 1915
Schönes Wetter. Flieger. Die Spannung mit Italien wird immer schärfer. An unserer Front nichts Neues.
Pfingsten, 23. Mai 1915
Schönes Wetter. Flieger. War heute im französischen Gottesdienst. Feierliches Hochamt, aber eine Unaufmerksamkeit, die man in einem deutschen Gotteshaus nicht findet. Abends rückten wir in die Stellung ab. Beim Abmarsch wurde uns die Kriegserklärung Italiens an Österreich bekannt gegeben, 9 Uhr, um ½ 11 Uhr in Messines glücklich gelandet.
Messines, 24. Mai 1915
Schönes Wetter. Traurige Pfingsterinnerung, wird mehr von Heimat geredet als sonst. Hatten heute 2 Tote, 7 Verwundete. Sonst wenig Neues. Ein Verwundeter hat wiederholt versucht, sich zu erschießen, damit er von seinen Schmerzen erlöst würde.
Comines, 19. Mai 1915
Schönes Wetter. Die alliierten Truppen von Arras sind noch nicht zurück. Vor unserer Front ziemlich ruhig. Die Russen verloren bei dem Durchbruch der verbündeten deutschen und österreichischen Truppen 174.000 Mann, 355 Maschinengewehre, 126 Geschütze. Diese erstaunliche Zahl von Menschen und Material wurde in der kurzen Zeit vom 2. Mai bis 15. desselben erobert. Die Spannung mit Stalin ist umsonst.
Comines, 20. Mai 1915
Heute schönes Wetter, nachmittags Regen. Heute trafen auch die Truppen, die wieder in Arras waren, zurück. Das III. Bat. vom 18. J. R. hatte bei dieser Gelegenheit furchtbare Verluste. Dagegen hatte viel Glück, hatte nur 4 Tote und 15 Verwundete. Bei den Truppen löste sich ein gewaltiger Jubel aus, als sie wieder ihr altes Quartier sahen.
Comines, 21. Mai 1915
Verhältnismäßig schöner Tag. Heute war die Spannung besonders groß, ob der Entscheidung Italiens, da am 20. die Kammer beisammen war mit folgendem Entschluss: Von 480 anwesenden Deputanten gaben 400 gegen 73 Stimmen der Regierung die ganze Gewalt in die Hand. Eine Entscheidung ist trotzdem noch nicht gefallen, obschon der Krieg unvermeidlich ist. Es ist dieses das traurigste Ränkespiel, das in dieser schlimmen Zeit von einem Staat gespielt wurde. Indem das verbündete Italien 33 Jahre (1882) im Bündnis mit uns gestanden hat. Es steht nach Blatterangabe des Berner B undes bei diesem armen Lande nur noch zwischen Krieg oder Revolution. Da die Sozialisten absolut gegen Krieg sind, ebenso der größte Teil der ländlichen Bevölkerung.
Comines, 22. Mai 1915
Schönes Wetter. Flieger. Die Spannung mit Italien wird immer schärfer. An unserer Front nichts Neues.
Pfingsten, 23. Mai 1915
Schönes Wetter. Flieger. War heute im französischen Gottesdienst. Feierliches Hochamt, aber eine Unaufmerksamkeit, die man in einem deutschen Gotteshaus nicht findet. Abends rückten wir in die Stellung ab. Beim Abmarsch wurde uns die Kriegserklärung Italiens an Österreich bekannt gegeben, 9 Uhr, um ½ 11 Uhr in Messines glücklich gelandet.
Messines, 24. Mai 1915
Schönes Wetter. Traurige Pfingsterinnerung, wird mehr von Heimat geredet als sonst. Hatten heute 2 Tote, 7 Verwundete. Sonst wenig Neues. Ein Verwundeter hat wiederholt versucht, sich zu erschießen, damit er von seinen Schmerzen erlöst würde.
zondag 18 mei 2014
Aarnout -- 19 mei 1982
• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.
woensdag, 19 mei 1982
Vandaag de hele dag in de dagboeken van Anaïs Nin gelezen. Mijn hemel, wat een roerig leven! Wat gebeurde er veel. Wat een fel levende vrouw. Veel van de roem van haar dagboeken wordt natuurlijk ook ontleend aan haar vriendschap met Henry Miller.
Juni 1933: ‘Henry weet niet waaraan hij lijdt. Ik zeg het woord “eclips” en dat woord is genoeg om de chaos van Henry te illumineren en hij begint weer samen te vloeien. Ik haal zijn versplinterd brein bij elkaar. Ik laat hem zich concentreren op zijn richting, zelf-kennis. Hij laat mij de straten proeven, café's, films, eten en drinken, en hij smaakt de vreugden van het bewustzijn. “Hoe waar, hoe waar”, roept hij. En hij begint bijna onmiddellijk te werken. Dit dagboek blijkt een kolossaal, alles overspoelend hunkeren naar waarheid, aangezien ik, door het schrijven, het risico loop het hele optreksel van mijn illusies, al de giften die ik heb gedaan, alles wat ik creëerde en beschermde, iedereen die ik redde van de waarheid, te vernietigen.’
Ken ik beroemde schrijvers? Vorig jaar, toen ik Gemma weer 's een dagje Amsterdam liet proeven, hebben we Manuel Van Loggem zien lopen. Tenminste, ik zou zweren dat het 'm was, hij droeg een geinig artistiek petje. Gemma had nog nooit iets van hem gelezen en was dus niet zo gemotiveerd om achter hem aan te gaan. Boekhandel Paats organiseert hier wel 's middagen waarop schrijvers komen signeren. Ik zou dan zo'n schrijver scherp kunnen observeren om er in mijn dagboek verslag van te doen.
woensdag, 19 mei 1982
Vandaag de hele dag in de dagboeken van Anaïs Nin gelezen. Mijn hemel, wat een roerig leven! Wat gebeurde er veel. Wat een fel levende vrouw. Veel van de roem van haar dagboeken wordt natuurlijk ook ontleend aan haar vriendschap met Henry Miller.
Juni 1933: ‘Henry weet niet waaraan hij lijdt. Ik zeg het woord “eclips” en dat woord is genoeg om de chaos van Henry te illumineren en hij begint weer samen te vloeien. Ik haal zijn versplinterd brein bij elkaar. Ik laat hem zich concentreren op zijn richting, zelf-kennis. Hij laat mij de straten proeven, café's, films, eten en drinken, en hij smaakt de vreugden van het bewustzijn. “Hoe waar, hoe waar”, roept hij. En hij begint bijna onmiddellijk te werken. Dit dagboek blijkt een kolossaal, alles overspoelend hunkeren naar waarheid, aangezien ik, door het schrijven, het risico loop het hele optreksel van mijn illusies, al de giften die ik heb gedaan, alles wat ik creëerde en beschermde, iedereen die ik redde van de waarheid, te vernietigen.’
Ken ik beroemde schrijvers? Vorig jaar, toen ik Gemma weer 's een dagje Amsterdam liet proeven, hebben we Manuel Van Loggem zien lopen. Tenminste, ik zou zweren dat het 'm was, hij droeg een geinig artistiek petje. Gemma had nog nooit iets van hem gelezen en was dus niet zo gemotiveerd om achter hem aan te gaan. Boekhandel Paats organiseert hier wel 's middagen waarop schrijvers komen signeren. Ik zou dan zo'n schrijver scherp kunnen observeren om er in mijn dagboek verslag van te doen.
Aarnout -- 18 mei 1982
• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.
dinsdag, 18 mei 1982.
Vandaag de hele dag in Joseph Goebbels' Dagboek 1945 gelezen, dat ik vorige week op mijn vijfendertigste verjaardag van Gemma kreeg.
Fascinerende lectuur! Het is natuurlijk gek om te zeggen van zo'n figuur, maar ik bewonder hem wel om het feit dat hij ook in de laatste dagen van de oorlog met een ijzeren discipline zijn dagboek bijhield. Ook toen Berlijn aan alle kanten ingesloten was en de oorlog elk moment kon zijn afgelopen, bleef Goebbels dagelijks enkele tientallen bladzijden toevoegen aan zijn immense dagboek dat in 1925 begon. Maar hij begreep natuurlijk toen al de historische waarde die dit dagboek na de oorlog zou krijgen. Elke dag beschrijft hij zeer uitvoerig de steeds veranderende militaire situatie en zijn eigen doen en laten.
12 maart 1945: ‘'s Avonds ben ik verscheidene uren bij de Führer. De Führer maakt een bijzonder krachtige en zelfverzekerde indruk en ook wat zijn gezondheid betreft lijkt hij me in opperbeste vorm te zijn. Ik overhandig hem een exemplaar van Carlyles Frederik de Grote, dat ik nog bezat en waar hij heel blij mee is. Hij legt er de nadruk op dat het de grote voorbeelden zijn, waaraan wij ons nu moeten oprichten en dat onder hen Frederik de Grote de uitzonderlijkste persoonlijkheid is. Wij moeten er een eer in stellen om ook in onze tijd een voorbeeld te geven, opdat latere generaties zich onder vergelijkbare crises en belastingen op ons kunnen beroepen zoals wij ons thans op helden uit de geschiedenis van het verleden moeten beroepen.’
Ik zou natuurlijk dagelijks het wereldnieuws kunnen samenvatten en er mijn visie op geven. Toch is mij dat te onpersoonlijk en niet literair genoeg. Ik streef niet naar eeuwigheidswaarde, maar op zijn minst moet iemand in 1995 toch een indruk krijgen van het turbulente leven van een intellectueel in de tachtiger jaren. Wilt u het Totale Dagboek?!
dinsdag, 18 mei 1982.
Vandaag de hele dag in Joseph Goebbels' Dagboek 1945 gelezen, dat ik vorige week op mijn vijfendertigste verjaardag van Gemma kreeg.
Fascinerende lectuur! Het is natuurlijk gek om te zeggen van zo'n figuur, maar ik bewonder hem wel om het feit dat hij ook in de laatste dagen van de oorlog met een ijzeren discipline zijn dagboek bijhield. Ook toen Berlijn aan alle kanten ingesloten was en de oorlog elk moment kon zijn afgelopen, bleef Goebbels dagelijks enkele tientallen bladzijden toevoegen aan zijn immense dagboek dat in 1925 begon. Maar hij begreep natuurlijk toen al de historische waarde die dit dagboek na de oorlog zou krijgen. Elke dag beschrijft hij zeer uitvoerig de steeds veranderende militaire situatie en zijn eigen doen en laten.
12 maart 1945: ‘'s Avonds ben ik verscheidene uren bij de Führer. De Führer maakt een bijzonder krachtige en zelfverzekerde indruk en ook wat zijn gezondheid betreft lijkt hij me in opperbeste vorm te zijn. Ik overhandig hem een exemplaar van Carlyles Frederik de Grote, dat ik nog bezat en waar hij heel blij mee is. Hij legt er de nadruk op dat het de grote voorbeelden zijn, waaraan wij ons nu moeten oprichten en dat onder hen Frederik de Grote de uitzonderlijkste persoonlijkheid is. Wij moeten er een eer in stellen om ook in onze tijd een voorbeeld te geven, opdat latere generaties zich onder vergelijkbare crises en belastingen op ons kunnen beroepen zoals wij ons thans op helden uit de geschiedenis van het verleden moeten beroepen.’
Ik zou natuurlijk dagelijks het wereldnieuws kunnen samenvatten en er mijn visie op geven. Toch is mij dat te onpersoonlijk en niet literair genoeg. Ik streef niet naar eeuwigheidswaarde, maar op zijn minst moet iemand in 1995 toch een indruk krijgen van het turbulente leven van een intellectueel in de tachtiger jaren. Wilt u het Totale Dagboek?!
Julien Green -- 17 mei 1951
• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.
11 mei - Een lunch met veel aanwezigen bij Ritz. Ik zit naast Pierre Brisson. Tegenover ons Claudel, Guéhenno, David Rousset. Claudel vertelt schitterend over de aardbeving van 1923 in Tokio. Een paard staat op de eerste verdieping van een bankgebouw. Een blote dame in haar zitbad, boven op een muur, en om haar heen alleen maar leegte. In het vuile water van een riool, langs een weg, de Italiaanse consul. Een politieagent loopt rustig op en neer (er was nergens paniek). Hij werpt een minachtende blik op de Italiaan en zegt: 'Bij jullie in Italië zijn er toch ook wel eens aardbevingen.' De eerste schok vond om vijf voor twaalf 's morgens plaats. Te midden van een geweldig geraas klinkt vijf minuten later het kanonschot dat net als elke dag aangeeft dat het twaalf uur is. Iemand vraagt aan Claudel: 'Hoe is het om een aardbeving mee te maken?' Antwoord: 'Het is net of je een zeer respectabele dame plotseling haar rokken ziet optillen en als een dolle aan het dansen ziet slaan.' Daarna praat hij over Vergilius, die hij 'de grootste aller dichters' noemt. Uit zijn hoofd citeert hij tamelijk lange passages, maar hij draagt ze voor als proza, zonder te scanderen... Guéhenno praat met vuur over Latijn en Grieks en over de armzaligheid van wat tegenwoordig onder een klassieke opleiding wordt verstaan.
Gesprek voor de radio jet Dominique Arban, die me heel intelligente vragen stelde. Gesproken over mijn kindertijd en over alles in deze wereld wat ik niet in woorden uit te drukken vind. Angst. Eenzaamheid.
11 mei - Een lunch met veel aanwezigen bij Ritz. Ik zit naast Pierre Brisson. Tegenover ons Claudel, Guéhenno, David Rousset. Claudel vertelt schitterend over de aardbeving van 1923 in Tokio. Een paard staat op de eerste verdieping van een bankgebouw. Een blote dame in haar zitbad, boven op een muur, en om haar heen alleen maar leegte. In het vuile water van een riool, langs een weg, de Italiaanse consul. Een politieagent loopt rustig op en neer (er was nergens paniek). Hij werpt een minachtende blik op de Italiaan en zegt: 'Bij jullie in Italië zijn er toch ook wel eens aardbevingen.' De eerste schok vond om vijf voor twaalf 's morgens plaats. Te midden van een geweldig geraas klinkt vijf minuten later het kanonschot dat net als elke dag aangeeft dat het twaalf uur is. Iemand vraagt aan Claudel: 'Hoe is het om een aardbeving mee te maken?' Antwoord: 'Het is net of je een zeer respectabele dame plotseling haar rokken ziet optillen en als een dolle aan het dansen ziet slaan.' Daarna praat hij over Vergilius, die hij 'de grootste aller dichters' noemt. Uit zijn hoofd citeert hij tamelijk lange passages, maar hij draagt ze voor als proza, zonder te scanderen... Guéhenno praat met vuur over Latijn en Grieks en over de armzaligheid van wat tegenwoordig onder een klassieke opleiding wordt verstaan.
Gesprek voor de radio jet Dominique Arban, die me heel intelligente vragen stelde. Gesproken over mijn kindertijd en over alles in deze wereld wat ik niet in woorden uit te drukken vind. Angst. Eenzaamheid.
vrijdag 16 mei 2014
Helmert Woudenberg -- 16 mei 1980
• Helmert Woudenberg (1945) is een Nederlandse acteur. In 1980 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Vrijdag [16 mei]
Om tien uur worden we wakker, doordat André binnenstapt, met wie we gaan bespreken of hij een paar klusjes aan het huis komt doen. De kinderen zijn al in touw. André heeft ook twee zoontjes bij zich. De grootste draagt een bril. Zet die bril es af, vraagt mijn Jan, dan kan ik je van binnen zien.
Vanmiddag les geven op de DDV (Opleiding Docenten Dramatische Vorming). Ik bel dat ik er pas half vijf kan zijn. Geld halen, koffer inpakken, want ik kom nu niet meer thuis. Daarna gaan we met z'n vieren in de Daf (Marja heeft het rijbewijs) nog kleren kopen voor Cannes. De jongens zijn vervelend. Jan trekt de prijskaartjes van een broek af, die ik alleen maar pas. Timo vindt het te lang duren en verstopt zich uit protest onder een rek met jassen. Als we nog wat drinken, wordt Jan kwaad omdat er een ijsje voor hem staat en hij toch liever een milkshake had gehad. Hij vertikt het om het op te eten en wij vertikken het om hem wat anders te geven. Diepere achtergrond is dat hij het opeens oneens is met die oppas-oplossing voor die avond. Nog woedend ligt hij op de achterbank als ik uitstap om voor een week afscheid te nemen. Hij wendt zich af. Als ze wegrijden komt hij overeind en voordat ze om de hoek verdwijnen wuift hij me door het achterraampje volledig uit. Weg DDV, geen tijd om te eten, half negen op de set. Motorrijden, schieten. Het is drie uur als ik naar het Hotel vertrek.
Zaterdag [17 mei]
Om half acht hoor ik hard 'Brand' roepen op de gang. Het is Willem, de hoteleigenaar en dit is zijn manier om een groep te wekken. De rest van de opnamen. Als er een scène is met tekst heb ik nooit last, maar een shot als: je loopt in gedachten, schrikt van een geluid, herstelt je en loopt opgelucht verder, geeft me ontzettend veel moeite. Ik moet 'timen' denk ik dan en doe het dan óf veel te vlug of veel te langzaam. Blinde vlek.
Om half vier sta ik op Schiphol. Om half negen staan Erik, Hans en ik in een appartement in Cannes.
We gaan wat eten aan de rand van het 'grote circus'. Hans weg om Florence (Dauman) en Rob (Langestraat), de promotors van de film, te halen. Manfred, een criticus die we kennen, loopt even in en uit. Hij ziet acht films per dag. Wenders vindt hij fantastisch, de nieuwe Kurosawa valt erg tegen en het enige wat de moeite waard is, is een film, die'Antrachite' heet. Hans komt terug van de boulevard, heeft daar veel hoeren, veel mensen in gala en Rudi Carrell gezien. Even later komt Florence. Zij vindt Wenders fantastisch. Kurosawa heel goed en 'Antrachite' niks. Na het eten zetten we één voet verder in de heksenketel en zijn in 'Le petit Carlton' wat een trefpunt is van alles wat hier Nederlander is, zodat het net is of je in een overladen Amsterdams bruin café staat. Ik neem me voor de komende dagen rustig te blijven.
Vrijdag [16 mei]
Om tien uur worden we wakker, doordat André binnenstapt, met wie we gaan bespreken of hij een paar klusjes aan het huis komt doen. De kinderen zijn al in touw. André heeft ook twee zoontjes bij zich. De grootste draagt een bril. Zet die bril es af, vraagt mijn Jan, dan kan ik je van binnen zien.
Vanmiddag les geven op de DDV (Opleiding Docenten Dramatische Vorming). Ik bel dat ik er pas half vijf kan zijn. Geld halen, koffer inpakken, want ik kom nu niet meer thuis. Daarna gaan we met z'n vieren in de Daf (Marja heeft het rijbewijs) nog kleren kopen voor Cannes. De jongens zijn vervelend. Jan trekt de prijskaartjes van een broek af, die ik alleen maar pas. Timo vindt het te lang duren en verstopt zich uit protest onder een rek met jassen. Als we nog wat drinken, wordt Jan kwaad omdat er een ijsje voor hem staat en hij toch liever een milkshake had gehad. Hij vertikt het om het op te eten en wij vertikken het om hem wat anders te geven. Diepere achtergrond is dat hij het opeens oneens is met die oppas-oplossing voor die avond. Nog woedend ligt hij op de achterbank als ik uitstap om voor een week afscheid te nemen. Hij wendt zich af. Als ze wegrijden komt hij overeind en voordat ze om de hoek verdwijnen wuift hij me door het achterraampje volledig uit. Weg DDV, geen tijd om te eten, half negen op de set. Motorrijden, schieten. Het is drie uur als ik naar het Hotel vertrek.
Zaterdag [17 mei]
Om half acht hoor ik hard 'Brand' roepen op de gang. Het is Willem, de hoteleigenaar en dit is zijn manier om een groep te wekken. De rest van de opnamen. Als er een scène is met tekst heb ik nooit last, maar een shot als: je loopt in gedachten, schrikt van een geluid, herstelt je en loopt opgelucht verder, geeft me ontzettend veel moeite. Ik moet 'timen' denk ik dan en doe het dan óf veel te vlug of veel te langzaam. Blinde vlek.
Om half vier sta ik op Schiphol. Om half negen staan Erik, Hans en ik in een appartement in Cannes.
We gaan wat eten aan de rand van het 'grote circus'. Hans weg om Florence (Dauman) en Rob (Langestraat), de promotors van de film, te halen. Manfred, een criticus die we kennen, loopt even in en uit. Hij ziet acht films per dag. Wenders vindt hij fantastisch, de nieuwe Kurosawa valt erg tegen en het enige wat de moeite waard is, is een film, die'Antrachite' heet. Hans komt terug van de boulevard, heeft daar veel hoeren, veel mensen in gala en Rudi Carrell gezien. Even later komt Florence. Zij vindt Wenders fantastisch. Kurosawa heel goed en 'Antrachite' niks. Na het eten zetten we één voet verder in de heksenketel en zijn in 'Le petit Carlton' wat een trefpunt is van alles wat hier Nederlander is, zodat het net is of je in een overladen Amsterdams bruin café staat. Ik neem me voor de komende dagen rustig te blijven.
woensdag 14 mei 2014
Katja Staartjes -- 15 mei 1999
• Katja Staartjes (1963) bereikte in 1999 als eerste Nederlandse vrouw de top van de Mount Everest. Haar dagboek van die expeditie is te vinden in Hoog spel.
14 mei. Vannacht is Michael niet komen opdagen. Ik voel me als verdoofd. Ik staar voor me uit. Om me heen is het een puinhoop. Alles is bedekt met ijskristallen. Ik heb het steenkoud en de tent klappert als een gek. Ik zet het tentdoek vast met de zware zak sneeuw. Mike is intussen naar buiten gegaan om te over-eggen met Nick en Lhakpa Gelu. Ik kan me tot niets zetten. Aankleden hoeft in ieder geval niet, want ik heb alles aangehouden. Wel krap, met een donsbroek in een mummieslaapzak. Mike kruipt de tent binnen. Hij en Nick zullen samen met vier Sherpa's op Zuidcol blijven als de rest afdaalt naar kamp 2. Hij overtuigt me dat we moeten gaan, ondanks Michael en de storm. Ik weet dat Mike gelijk heeft. Inmiddels zit ik al ruim drie etmalen in de Zone des Doods. De tijd begint te dringen...
[...]
Terneergeslagen zitten we bij elkaar in de grote tent. Niemand zegt iets. Alleen de geluiden van de bulderende storm zijn te horen. Om de tent overeind te houden fungeren om de beurt twee teamleden als extra tentstok. Tergend langzaam tikt de klok door. Deze keerzijde van de berg hadden we tot nog toe niet gezien. Op dit moment beslist De Berg. Michael Matthews, onze jongste teamgenoot, heeft het niet gehaald. Wel de top, maar niet terug. Hij heeft de top met de dood moeten bekopen. Het Everest-spel is voor hem niet goed afgelopen.
15 mei. Verder afdalen. De zon schijnt en de wind is weg. Alsof hij nooit gewaaid heeft vannacht. Het is zelfs warm. Ik ben na de afgelopen dagen bijna vergeten wat dat is, warmte. Ik doe enkele kledingstukken uit en prop ze in mijn overvolle rugzak. Hij gaat nauwelijks nog dicht. Ik draai me om en kijk naar boven. Nog net is zij te zien, de Everest. De laatste keer van zo dichtbij. Ik doe mijn ogen dicht. Ik ben van deze berg gaan houden, met haar wat lompe, maar zo karakteristieke vorm. 'Bedankt voor de beklimming van uw hoogste flanken. Ik voel me bevoorrecht,' fluister ik. Mijn gedachten gaan naar Michael. Het is niet eerlijk. Hij was nog zo jong. Ik kende hem niet bijzonder goed, omdat hij tijdens de aanloop en de maaltijden in de andere helft van de ploeg zat en we toevallig ook nauwelijks samen geklommen hebben. Onvoorstelbaar eigenlijk. Al die weken maakten we deel uit van dezelfde expeditie.
[...]
14 mei. Vannacht is Michael niet komen opdagen. Ik voel me als verdoofd. Ik staar voor me uit. Om me heen is het een puinhoop. Alles is bedekt met ijskristallen. Ik heb het steenkoud en de tent klappert als een gek. Ik zet het tentdoek vast met de zware zak sneeuw. Mike is intussen naar buiten gegaan om te over-eggen met Nick en Lhakpa Gelu. Ik kan me tot niets zetten. Aankleden hoeft in ieder geval niet, want ik heb alles aangehouden. Wel krap, met een donsbroek in een mummieslaapzak. Mike kruipt de tent binnen. Hij en Nick zullen samen met vier Sherpa's op Zuidcol blijven als de rest afdaalt naar kamp 2. Hij overtuigt me dat we moeten gaan, ondanks Michael en de storm. Ik weet dat Mike gelijk heeft. Inmiddels zit ik al ruim drie etmalen in de Zone des Doods. De tijd begint te dringen...
[...]
Terneergeslagen zitten we bij elkaar in de grote tent. Niemand zegt iets. Alleen de geluiden van de bulderende storm zijn te horen. Om de tent overeind te houden fungeren om de beurt twee teamleden als extra tentstok. Tergend langzaam tikt de klok door. Deze keerzijde van de berg hadden we tot nog toe niet gezien. Op dit moment beslist De Berg. Michael Matthews, onze jongste teamgenoot, heeft het niet gehaald. Wel de top, maar niet terug. Hij heeft de top met de dood moeten bekopen. Het Everest-spel is voor hem niet goed afgelopen.
15 mei. Verder afdalen. De zon schijnt en de wind is weg. Alsof hij nooit gewaaid heeft vannacht. Het is zelfs warm. Ik ben na de afgelopen dagen bijna vergeten wat dat is, warmte. Ik doe enkele kledingstukken uit en prop ze in mijn overvolle rugzak. Hij gaat nauwelijks nog dicht. Ik draai me om en kijk naar boven. Nog net is zij te zien, de Everest. De laatste keer van zo dichtbij. Ik doe mijn ogen dicht. Ik ben van deze berg gaan houden, met haar wat lompe, maar zo karakteristieke vorm. 'Bedankt voor de beklimming van uw hoogste flanken. Ik voel me bevoorrecht,' fluister ik. Mijn gedachten gaan naar Michael. Het is niet eerlijk. Hij was nog zo jong. Ik kende hem niet bijzonder goed, omdat hij tijdens de aanloop en de maaltijden in de andere helft van de ploeg zat en we toevallig ook nauwelijks samen geklommen hebben. Onvoorstelbaar eigenlijk. Al die weken maakten we deel uit van dezelfde expeditie.
[...]
dinsdag 13 mei 2014
E.C. Baron van Pallandt -- 14 mei 1940
• Dagboek 10-15 mei 1940 van reserve-ritmeester E.C. Baron van Pallandt
10 Mei 1940 Brigade B. 3-4 R.H.
Te ongeveer 5.00 uur bericht ontvangen van Commandant Brigade B., dat de oorlogstoestand is ingegaan. 3-4 R.H. moet zich zoo spoedig mogelijk van Winssen begeven naar het Stafkwartier Brigade B. te Leeuwen. Te ongeveer 6.00 uur uitgerukt (min den Korpstrein en 1 Peloton voor beveiliging).
Tusschen Druten en Winssen bij monde van den Ordonnansofficier van Brigade B. het bevel gekregen het eskadron onder leiding van den oudsten Luitenant te sturen naar Commandant Groep Maas-Waal te Wijchen. Mij zelf begeven naar Stafkwartier en mij aldaar gemeld. Korpstrein te ongeveer 10.00 uur te Leeuwen aangekomen. Het eskadron te ongeveer 24.00 uur terug van gevecht te Heumen en omgeving (zie afzonderlijk Gevechtsbericht van 1e Luitenant Mr. J.A.G. Baron de Vos van Steenwijk).
11 Mei 1940 Brigade B. 3-4 R.H.
Overnacht te Leeuwen. Vertrek te ongeveer 6.30 uur van Leeuwen via Tiel naar Amerongen. Legering aldaar dijk Amerongen - Wijk bij Duurstede (Kolland).
12 Mei 1940
Te ongeveer 15.30 uur opdracht ontvangen van Commandant Brigade B. met het eskadron uit te rukken en te verkennen richting Elst, Rhenen. Te ongeveer 16.30 uur telefonisch bericht Elst en Rhenen nog vrij van vijand. Zet verkenning voort.
1 Kilometer West van Rhenen opgevangen door Commandant IVe Divisie.
Opdracht: Door Rhenen marcheeren, in het bosch ten Oosten van Rhenen, Zuid van den straatweg en Noord van de Rijn verband te zoeken met Infanterie die stoplijn heeft geformeerd. Zoo de stoplijn is geformeerd er doorheen gaan en vijand in oostelijke richting verdrijven.
Te ongeveer 17.30 uur verband opgenomen. Stoplijn niet, althans onvoldoende bezet. Verwarring. Beschoten door eigen troepen uit alle richtingen.
Het eskadron bruggenhoofd geformeerd à cheval van de straatweg Oost van het viaduct over den spoorlijn. (opmerking kantlijn: Van Heyst ontmoet)
Mij begeven naar commandopost Commandant IVe Divisie.
Opdracht: een bruggenhoofd te formeeren West van het viaduct en dit viaduct hardnekkig te verdedigen. Zuid van mij zouden zich tot aan den spoorbrug over den Rijn bevinden 2 compagnieën Infanterie aangevoerd op rijwielen. Opstelling ingenomen, 3 voorpelotons, 1 peloton 200 Meter West van het viaduct.
Verband opgenomen. 1 Compagnie aanwezig.
Te ongeveer 22.00 uur mij opnieuw begeven naar Commandant IVe Divisie met verzoek om hulp.
Opdracht: Op te zoeken Commandant 4 R.H. Noord van Rhenen en hem opdracht van Commandant IVe Divisie te overhandigen. Na Commandant 4 R.H. gevonden te hebben onder zijn bevelen geplaatst.
In den nacht van 12 op 13 Mei van Commandant 4 R.H. bevel ontvangen mijn ingenomen opstelling te handhaven. Noord aangeleund door 1-4 R.H. en 2-3 R.H.
13 Mei 1940
In deze opstelling gebleven met 2 voorpelotons en 1 Peloton in reserve tegenover tramstation Rhenen. Te ongeveer 12.00 uur (opmerking kantlijn: tijden kloppen niet, is pl.m. 9.30 uur) teruggetrokken West van Rhenen en aldaar op last van Commandant IIe Legerkorps (1e Luitenant Wurfbain) een tirailleur-linie ingenomen langs den dijk (vanaf de straatweg Rhenen - Elst tot aan het pontveer aan den Rijn) (opmerking kantlijn: Veerweg).
Te ongeveer 14.30 uur deze stelling door zwaar vijandelijk artillerie-vuur moeten verlaten, mij begeven naar commandopost 4 R.H. Opdracht ontvangen mij te begeven nabij Remmerdensche heide (445 - 465) en beschermingsstelling front Noordoost in te nemen voor Mitrailleureskadron.
Te 20.00 uur met 4 R.H. afgemarcheerd richting Elst. Noord van Elst alarmkwartier betrokken in schaapskooi.
14 Mei 1940
Te 22.00 uur met 4 R.H. afgemarcheerd via Amerongen naar Leersum. Te Leersum naast Hotel Donderberg alarmkwartier betrokken.
Te ongeveer 6.00 uur afgemarcheerd naar Utrecht.
Te ongeveer 7.30 uur de afsluiting in het acces te Utrecht gepasseerd en mij wederom gemeld bij Commandant 4 R.H. op de Maliebaan.
Vandaar te ongeveer 13.00 uur afzonderlijk afgemarcheerd naar Achtersloot (Noord van IJsselstein). Aldaar ingekwartierd en te 18.00 uur bericht van capitulatie.
10 Mei 1940 Brigade B. 3-4 R.H.
Te ongeveer 5.00 uur bericht ontvangen van Commandant Brigade B., dat de oorlogstoestand is ingegaan. 3-4 R.H. moet zich zoo spoedig mogelijk van Winssen begeven naar het Stafkwartier Brigade B. te Leeuwen. Te ongeveer 6.00 uur uitgerukt (min den Korpstrein en 1 Peloton voor beveiliging).
Tusschen Druten en Winssen bij monde van den Ordonnansofficier van Brigade B. het bevel gekregen het eskadron onder leiding van den oudsten Luitenant te sturen naar Commandant Groep Maas-Waal te Wijchen. Mij zelf begeven naar Stafkwartier en mij aldaar gemeld. Korpstrein te ongeveer 10.00 uur te Leeuwen aangekomen. Het eskadron te ongeveer 24.00 uur terug van gevecht te Heumen en omgeving (zie afzonderlijk Gevechtsbericht van 1e Luitenant Mr. J.A.G. Baron de Vos van Steenwijk).
11 Mei 1940 Brigade B. 3-4 R.H.
Overnacht te Leeuwen. Vertrek te ongeveer 6.30 uur van Leeuwen via Tiel naar Amerongen. Legering aldaar dijk Amerongen - Wijk bij Duurstede (Kolland).
12 Mei 1940
Te ongeveer 15.30 uur opdracht ontvangen van Commandant Brigade B. met het eskadron uit te rukken en te verkennen richting Elst, Rhenen. Te ongeveer 16.30 uur telefonisch bericht Elst en Rhenen nog vrij van vijand. Zet verkenning voort.
1 Kilometer West van Rhenen opgevangen door Commandant IVe Divisie.
Opdracht: Door Rhenen marcheeren, in het bosch ten Oosten van Rhenen, Zuid van den straatweg en Noord van de Rijn verband te zoeken met Infanterie die stoplijn heeft geformeerd. Zoo de stoplijn is geformeerd er doorheen gaan en vijand in oostelijke richting verdrijven.
Te ongeveer 17.30 uur verband opgenomen. Stoplijn niet, althans onvoldoende bezet. Verwarring. Beschoten door eigen troepen uit alle richtingen.
Het eskadron bruggenhoofd geformeerd à cheval van de straatweg Oost van het viaduct over den spoorlijn. (opmerking kantlijn: Van Heyst ontmoet)
Mij begeven naar commandopost Commandant IVe Divisie.
Opdracht: een bruggenhoofd te formeeren West van het viaduct en dit viaduct hardnekkig te verdedigen. Zuid van mij zouden zich tot aan den spoorbrug over den Rijn bevinden 2 compagnieën Infanterie aangevoerd op rijwielen. Opstelling ingenomen, 3 voorpelotons, 1 peloton 200 Meter West van het viaduct.
Verband opgenomen. 1 Compagnie aanwezig.
Te ongeveer 22.00 uur mij opnieuw begeven naar Commandant IVe Divisie met verzoek om hulp.
Opdracht: Op te zoeken Commandant 4 R.H. Noord van Rhenen en hem opdracht van Commandant IVe Divisie te overhandigen. Na Commandant 4 R.H. gevonden te hebben onder zijn bevelen geplaatst.
In den nacht van 12 op 13 Mei van Commandant 4 R.H. bevel ontvangen mijn ingenomen opstelling te handhaven. Noord aangeleund door 1-4 R.H. en 2-3 R.H.
13 Mei 1940
In deze opstelling gebleven met 2 voorpelotons en 1 Peloton in reserve tegenover tramstation Rhenen. Te ongeveer 12.00 uur (opmerking kantlijn: tijden kloppen niet, is pl.m. 9.30 uur) teruggetrokken West van Rhenen en aldaar op last van Commandant IIe Legerkorps (1e Luitenant Wurfbain) een tirailleur-linie ingenomen langs den dijk (vanaf de straatweg Rhenen - Elst tot aan het pontveer aan den Rijn) (opmerking kantlijn: Veerweg).
Te ongeveer 14.30 uur deze stelling door zwaar vijandelijk artillerie-vuur moeten verlaten, mij begeven naar commandopost 4 R.H. Opdracht ontvangen mij te begeven nabij Remmerdensche heide (445 - 465) en beschermingsstelling front Noordoost in te nemen voor Mitrailleureskadron.
Te 20.00 uur met 4 R.H. afgemarcheerd richting Elst. Noord van Elst alarmkwartier betrokken in schaapskooi.
14 Mei 1940
Te 22.00 uur met 4 R.H. afgemarcheerd via Amerongen naar Leersum. Te Leersum naast Hotel Donderberg alarmkwartier betrokken.
Te ongeveer 6.00 uur afgemarcheerd naar Utrecht.
Te ongeveer 7.30 uur de afsluiting in het acces te Utrecht gepasseerd en mij wederom gemeld bij Commandant 4 R.H. op de Maliebaan.
Vandaar te ongeveer 13.00 uur afzonderlijk afgemarcheerd naar Achtersloot (Noord van IJsselstein). Aldaar ingekwartierd en te 18.00 uur bericht van capitulatie.
Ambtenares van een departement, 46 jaar -- 13 mei 1940
• Ambtenares van een departement, 46 jaar - Den Haag. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
12 Mei 1940
- Na de koffie gaat Bou rusten boven, Pa zit voor 't raam in de voorkamer. Overal scharrelen soldaten door de straat, allemaal met geweer in de hand. Plotseling 10 achter elkaar. In de 1e Sweelinckstraat schijnt er iets te zijn, of is 't in de Schuytstraat. We kijken door 't spion er naar. Overal zitten de menschen voor de spionnen of voor de ramen. De ramen zijn overal beplakt met reepen, soms de zonderlingste patronen, irrationalistische stijl bepaald. Soms zitten er lappen krant op. We zien in onze spion telkens de kop van de Russische schoenmakersvrouw, die door reepen van de Haagsche krant gluurt. Ook staan menschen aan de deur, maar dit mag ineens niet meer. De soldaat richt 't geweer op de menschen die nog buiten zijn, ijlings verdwijnt alles naar binnen. Ineens geschiet, erg zelfs, rikketikketik, dat zijn mitrailleurs. 't Is vlak bij. 't Lijkt ook wel of ze achter huis in de tuinen schieten. Zijn ze weer N.S.Bers op het spoor? In 't spion zie ik soldaten om de hoek van de Sweelinckstraat gluren. Ze geven wenken aan soldaten, die we niet zien. Plotseling loopen 2 over straat met mitrailleur, 't lijkt wel op een soort driepootstellage. Ze laten zich vallen op de stoep bij 't huis van Anna Jedeloo. Ze schieten, de ruiten rinkelen. Ik ga Bou geruststellen die doodverschrikt in bed zit, ze komt er gauw uit. Een soldaat gaat binnen in een huis in de Sweelinckstraat. Een roode Kruisauto komt voor. Overal menschen met band om de arm van de luchtbescherming. Wie gaan er in die auto? We verdringen ons voor 't spion.
Bou gaat even een briefkaart naar de post brengen, 't is nu wat gekalmeerd en men mag weer op straat. De schilder staat buiten, ze zal hem eens vragen wat er toch gebeurt. De schilder Verhoef zegt dat in de 1e Sweelinckstraat een meid is weggehaald die er al jaren woonde, of Bou haar niet kende, zoo'n dikke. 't Was eene Duitsche en ze had een koffer met Ned. soldaten uniformen op haar kamer. Ze hadden er een jongen van 16 jaar en die had munitie. Ze gingen naar de Laan v. Meerdervoort en verder naar 't concentratiekamp in 't Westbroekpark. In de Schuytstraat had een N.S.Ber van dak af op de soldaten gevuurd. Ze hadden zich ingegraven op 't Sweelinkplein, de soldaten, om vandaar uit die lui te bestoken. De man was echter ontkomen. Naast ons is de Russische kerk en daarnaast is een leeg huis, ook daarop was geschoten. De N.S.Bers hebben veel gebruik gemaakt van lege huizen. Hun adressen zijn nu bekend door de parachutisten die adressen van Ned. geestverwanten bij zich dragen. Op neergeschoten parachutisten zijn adreslijsten gevonden die worden nu afgewerkt. 't Is vreeselijk, 't lijkt wel of we in een centrum v.d. N.S.B. zitten. Gistermorgen op bureau was een v.d. ambtenaren naar 't vliegveld bij Ockenburg geweest en vertelde hoe de zoon v.d. boer van het weiland waar Mussert destijds zijn bijeenkomst had gehouden, uit een Duitsch vliegtuig was meegekomen om de heeren de weg te wijzen. Zouden al die verhalen van verraad waar zijn? 't Was vreeselijk. Bou moest nog langs een gewapend militair om de bus te bereiken. Als ze gauw doorliep mocht ze even langs, dadelijk terugkomen, hij bleef haar nakijken. Op 't Sweelinkplein zag Bou de nieuwe zig-zag loopgraven. Zoo ging een briefkaart naar Joh. naar de bus. Zou hij haar bereiken?
Uit de radio begrijpen we dat gister in Den Haag een overval was voorbereid. De parachutisten landden midden in de stad. Vanuit de buitenwijken zouden de N.S.Bers optrekken. De zaak was verijdeld. Zou Joh. dit in de radio hooren, zou ze in angst over ons zitten? Wanneer zou de post weer doorgaan? Aldoor werd nog buiten geschoten, 's avonds ook, achter, voor. 's Nachts ook onrustig. Zoo brak de 2e Pinksterdag aan, de 13e Mei. 's Ochtends om 8 uur al aan de bel gerukt. 't Is de vrouw van de Russische schoenmaker: ‘geen spionnen in huis’, hoor ik. Nu dat lijkt me logisch, maar hier zijn geen spionnen. Bou verstaat beter ‘spionnen aan huis’. We moeten de spionnetjes afnemen. We gaan aan 't werk. Overal zie je menschen verschijnen met schroevedraaier om de spionnen af te nemen. 't Lukt ons slecht en de schoenmakersvrouw zendt haar zoontje. Tsjerche helpt. Hij vertelt dat de sol- daten in 't huis naast de Russische kerk geweest zijn, ze hebben de deur geforceerd, er is een stuk uit. De muur zit vol schietgaten. Hij heeft nog een kogel gevonden De spionnen moeten weg voor de luchtbescherming. Om 10 uur ga ik even uit om me warm te loopen, 't is koud. Ik zie de stukke deur, de schietgaatjes, aan de Kon. Emmakade zie ik dat de brug bij de Laan v. Meerdervoort is afgezet. Ik loop door tot de Schuytstraat. De boom naast de Noorderkerk stond te bloeien. 't Is lente!! Op de hoek van de Schuytstraat en de Reinkenstraat staat weer een militair. Ik loop terug, Tasmanstraat in, Laan v. Meerdervoort. Bij Bronovo ook militair. Zonder pas kom je niet ver! Ik ga maar weer oorlogsagenda bijschrijven en naar radio luisteren. Kerkdiensten in Den Haag afgelast. 't Is dus nog niet rustig. Van alle kanten vliegmachines over ons land, 't is benauwend. In Rotterdam zou ik ook niet graag zitten. Werklui worden opgeroepen voor herstel. Wat wordt er gevochten overal. Onze soldaten vechten geweldig. Plotseling zitten de Duitschers echter in de Langstraat. Ze schijnen over de brug van Luik gekomen te zijn. Al dadelijk hoorden we uit de radio dat de twee van de bruggen van Luik niet opgevlogen zijn. Een officier wist de eene brug nog op te blazen, hij ging zelf mee. Wat een held. Over de andere brug trokken de Duitschers echter binnen. De IJssellinie is doorbroken. De Grebbe houdt stand, ook de afsluitdijk. Tusschenbeide krijg ik 't benauwd, waar moet dat heen. 't Nadert steeds. Maar niet verder denken. De angst slaat je uit. Steeds meer vliegtuigen worden gemeld uit Gouda, Schoonhoven, Boxtel. Franschen en Engelschen schijnen in Zeeland te vechten.
Bou gaat uit om brood te halen. Alles is echter afgezet. Bij Lensvelt in de Laan van Meerdervoort kan ze niet komen. In de Reinkenstraat krijgt ze brood. Als ze thuis komt, komt mijnheer Onderwater, onze benedenbuur juist uit huis. Hij vertelt dat zijn vrouw zoo van streek is van al dat geschiet, ze durft de straat niet meer op. Hij wou een eindje om en vroeg haar mee te gaan, 't zou haar goed doen even in de lucht. Plotseling schreeuwt een man van de luchtbescherming hem toe ‘handen uit de zakken! handen uit de zakken!’ De heer Onderwater schrikt er van. De man komt dichterbij en vertelt dat die maatregel wel noodig is. Gister hebben ze op een collega van hem geschoten, die loopt nu met een verbonden kop rond. Plotseling trok één een pistool uit de zak en schoot. Mannen met banden om de arm kan je ook niet meer vertrouwen, de N.S.Bers lopen ook al met banden. Hij heeft 't bewijs in zijn zak dat hij bij de luchtbescherming hoort. Plotseling komt een motorwagen de hoek om de straat in. Een groene wagen, waarin 2 × 5 zitplaatsen, telkens 2 naast elkaar. Op ieder bankje zit een soldaat met geweer. Tien geweren steken uit de kar. 't Ziet er erg gevaarlijk uit. ‘Ik heb er genoeg van’ zegt mijnheer Onderwater en loopt naar huis terug. Bou komt gelukkig ook thuis. 't Was net op tijd, nu wordt de straat afgezet. Ik vind 't vervelend als ze uit is. Pa is dan onrustig. Wat moet ik ook doen als ze niet terug kan komen, Pa heeft haar telkens noodig. Pa zelf kan heelemaal niet uit deze dagen. Nu moet je vlug uit de voeten kunnen om naar een schuilkelder te snellen. Pa kijkt met alle aandacht naar buiten. Gek dat dit allemaal echt is en geen comedie, 't lijkt wel een opvoering in de straat. Jammer dat de spionnen weg zijn. De motorvagen is blijven staan voor 't huis naast de kerk, 't huis waar ze vannacht ook al geweest zijn en niemand gevonden hebben. Moeten ze nu weer zoeken? Tegenover ons huis staat een soldaat, 't geweer geschouderd en gericht op 't bewuste huis. Een eindje verder staat een tweede soldaat. Verder staan er bij de ingang van het huis blijkbaar nog soldaten, de overigen gaan naar binnen. 't Duurt een tijd maar er gebeurt niets. Als er iemand uit huis wil komen richt een van de soldaten 't geweer op hem. Na eenige tijd gaat wagen met soldaten weer weg. Ziezoo dat hebben we ook weer gehad.
De radio heeft sedert de oorlog alleen maar Eng. en Fransche muziek. Dat hoor ik uit de aankondigingen, van de muziek zelf heb ik geen verstand. Telkens wordt 't onderbroken door berichten van de luchtvaartstations. Bou gaat om even iets anders te hebben naar Jet. Ik vind 't niet prettig. Bou treft Bep, die net uit 't huis van haar zuster naast hotel Duinoord komt. Ze vertelt dat in de 1e Schuytstraat ook een huis is beschoten waaruit een N.S.Ber vuurde, de man is ontkomen. Tegenover Rie zijn ze ook bezig geweest. De menschen gaven aan de soldaten adressen van N.S.Bers op. 't Lijkt wel of de heele buurt vol zit... Weer een bericht op de radio. Prinses Juliana met de beide Prinsesjes zijn behouden in Engeland aangekomen. De Prins heeft haar gebracht. Hij komt terug om zijn post als ‘aide de champs’ bij de Koningin te hervatten. Vreeselijk. Onze Prinses is al weg. 't Is hier te onveilig voor haar dus. Gelukkig dat ze nu veilig is. De toekomst van 't Oranjehuis is dus safe. Wat een afscheid zal dat geweest zijn Ze moest zeker weg omdat ze hier geen functie heeft, behalve bij 't Roode Kruis dan, haar belangrijkste functie ligt in de toekomst. Men zegt ook dat ze in blijde verwachting is. Dan is 't zeker veilig dat ze weg is. Wat zal de toekomst brengen. ‘Bescherm o God bewaak de grond’ klinkt uit de radio. Ik krijg er tranen van in de oogen: Juliaantje verlaat haar geboortegrond..... 't Arme kind, wat hebben we een feest gevierd met haar geboorte, verloving, trouwen. Gelukkig dat ze de kindertjes bij zich heeft. Een treurige tocht!
12 Mei 1940
- Na de koffie gaat Bou rusten boven, Pa zit voor 't raam in de voorkamer. Overal scharrelen soldaten door de straat, allemaal met geweer in de hand. Plotseling 10 achter elkaar. In de 1e Sweelinckstraat schijnt er iets te zijn, of is 't in de Schuytstraat. We kijken door 't spion er naar. Overal zitten de menschen voor de spionnen of voor de ramen. De ramen zijn overal beplakt met reepen, soms de zonderlingste patronen, irrationalistische stijl bepaald. Soms zitten er lappen krant op. We zien in onze spion telkens de kop van de Russische schoenmakersvrouw, die door reepen van de Haagsche krant gluurt. Ook staan menschen aan de deur, maar dit mag ineens niet meer. De soldaat richt 't geweer op de menschen die nog buiten zijn, ijlings verdwijnt alles naar binnen. Ineens geschiet, erg zelfs, rikketikketik, dat zijn mitrailleurs. 't Is vlak bij. 't Lijkt ook wel of ze achter huis in de tuinen schieten. Zijn ze weer N.S.Bers op het spoor? In 't spion zie ik soldaten om de hoek van de Sweelinckstraat gluren. Ze geven wenken aan soldaten, die we niet zien. Plotseling loopen 2 over straat met mitrailleur, 't lijkt wel op een soort driepootstellage. Ze laten zich vallen op de stoep bij 't huis van Anna Jedeloo. Ze schieten, de ruiten rinkelen. Ik ga Bou geruststellen die doodverschrikt in bed zit, ze komt er gauw uit. Een soldaat gaat binnen in een huis in de Sweelinckstraat. Een roode Kruisauto komt voor. Overal menschen met band om de arm van de luchtbescherming. Wie gaan er in die auto? We verdringen ons voor 't spion.
Bou gaat even een briefkaart naar de post brengen, 't is nu wat gekalmeerd en men mag weer op straat. De schilder staat buiten, ze zal hem eens vragen wat er toch gebeurt. De schilder Verhoef zegt dat in de 1e Sweelinckstraat een meid is weggehaald die er al jaren woonde, of Bou haar niet kende, zoo'n dikke. 't Was eene Duitsche en ze had een koffer met Ned. soldaten uniformen op haar kamer. Ze hadden er een jongen van 16 jaar en die had munitie. Ze gingen naar de Laan v. Meerdervoort en verder naar 't concentratiekamp in 't Westbroekpark. In de Schuytstraat had een N.S.Ber van dak af op de soldaten gevuurd. Ze hadden zich ingegraven op 't Sweelinkplein, de soldaten, om vandaar uit die lui te bestoken. De man was echter ontkomen. Naast ons is de Russische kerk en daarnaast is een leeg huis, ook daarop was geschoten. De N.S.Bers hebben veel gebruik gemaakt van lege huizen. Hun adressen zijn nu bekend door de parachutisten die adressen van Ned. geestverwanten bij zich dragen. Op neergeschoten parachutisten zijn adreslijsten gevonden die worden nu afgewerkt. 't Is vreeselijk, 't lijkt wel of we in een centrum v.d. N.S.B. zitten. Gistermorgen op bureau was een v.d. ambtenaren naar 't vliegveld bij Ockenburg geweest en vertelde hoe de zoon v.d. boer van het weiland waar Mussert destijds zijn bijeenkomst had gehouden, uit een Duitsch vliegtuig was meegekomen om de heeren de weg te wijzen. Zouden al die verhalen van verraad waar zijn? 't Was vreeselijk. Bou moest nog langs een gewapend militair om de bus te bereiken. Als ze gauw doorliep mocht ze even langs, dadelijk terugkomen, hij bleef haar nakijken. Op 't Sweelinkplein zag Bou de nieuwe zig-zag loopgraven. Zoo ging een briefkaart naar Joh. naar de bus. Zou hij haar bereiken?
Uit de radio begrijpen we dat gister in Den Haag een overval was voorbereid. De parachutisten landden midden in de stad. Vanuit de buitenwijken zouden de N.S.Bers optrekken. De zaak was verijdeld. Zou Joh. dit in de radio hooren, zou ze in angst over ons zitten? Wanneer zou de post weer doorgaan? Aldoor werd nog buiten geschoten, 's avonds ook, achter, voor. 's Nachts ook onrustig. Zoo brak de 2e Pinksterdag aan, de 13e Mei. 's Ochtends om 8 uur al aan de bel gerukt. 't Is de vrouw van de Russische schoenmaker: ‘geen spionnen in huis’, hoor ik. Nu dat lijkt me logisch, maar hier zijn geen spionnen. Bou verstaat beter ‘spionnen aan huis’. We moeten de spionnetjes afnemen. We gaan aan 't werk. Overal zie je menschen verschijnen met schroevedraaier om de spionnen af te nemen. 't Lukt ons slecht en de schoenmakersvrouw zendt haar zoontje. Tsjerche helpt. Hij vertelt dat de sol- daten in 't huis naast de Russische kerk geweest zijn, ze hebben de deur geforceerd, er is een stuk uit. De muur zit vol schietgaten. Hij heeft nog een kogel gevonden De spionnen moeten weg voor de luchtbescherming. Om 10 uur ga ik even uit om me warm te loopen, 't is koud. Ik zie de stukke deur, de schietgaatjes, aan de Kon. Emmakade zie ik dat de brug bij de Laan v. Meerdervoort is afgezet. Ik loop door tot de Schuytstraat. De boom naast de Noorderkerk stond te bloeien. 't Is lente!! Op de hoek van de Schuytstraat en de Reinkenstraat staat weer een militair. Ik loop terug, Tasmanstraat in, Laan v. Meerdervoort. Bij Bronovo ook militair. Zonder pas kom je niet ver! Ik ga maar weer oorlogsagenda bijschrijven en naar radio luisteren. Kerkdiensten in Den Haag afgelast. 't Is dus nog niet rustig. Van alle kanten vliegmachines over ons land, 't is benauwend. In Rotterdam zou ik ook niet graag zitten. Werklui worden opgeroepen voor herstel. Wat wordt er gevochten overal. Onze soldaten vechten geweldig. Plotseling zitten de Duitschers echter in de Langstraat. Ze schijnen over de brug van Luik gekomen te zijn. Al dadelijk hoorden we uit de radio dat de twee van de bruggen van Luik niet opgevlogen zijn. Een officier wist de eene brug nog op te blazen, hij ging zelf mee. Wat een held. Over de andere brug trokken de Duitschers echter binnen. De IJssellinie is doorbroken. De Grebbe houdt stand, ook de afsluitdijk. Tusschenbeide krijg ik 't benauwd, waar moet dat heen. 't Nadert steeds. Maar niet verder denken. De angst slaat je uit. Steeds meer vliegtuigen worden gemeld uit Gouda, Schoonhoven, Boxtel. Franschen en Engelschen schijnen in Zeeland te vechten.
Bou gaat uit om brood te halen. Alles is echter afgezet. Bij Lensvelt in de Laan van Meerdervoort kan ze niet komen. In de Reinkenstraat krijgt ze brood. Als ze thuis komt, komt mijnheer Onderwater, onze benedenbuur juist uit huis. Hij vertelt dat zijn vrouw zoo van streek is van al dat geschiet, ze durft de straat niet meer op. Hij wou een eindje om en vroeg haar mee te gaan, 't zou haar goed doen even in de lucht. Plotseling schreeuwt een man van de luchtbescherming hem toe ‘handen uit de zakken! handen uit de zakken!’ De heer Onderwater schrikt er van. De man komt dichterbij en vertelt dat die maatregel wel noodig is. Gister hebben ze op een collega van hem geschoten, die loopt nu met een verbonden kop rond. Plotseling trok één een pistool uit de zak en schoot. Mannen met banden om de arm kan je ook niet meer vertrouwen, de N.S.Bers lopen ook al met banden. Hij heeft 't bewijs in zijn zak dat hij bij de luchtbescherming hoort. Plotseling komt een motorwagen de hoek om de straat in. Een groene wagen, waarin 2 × 5 zitplaatsen, telkens 2 naast elkaar. Op ieder bankje zit een soldaat met geweer. Tien geweren steken uit de kar. 't Ziet er erg gevaarlijk uit. ‘Ik heb er genoeg van’ zegt mijnheer Onderwater en loopt naar huis terug. Bou komt gelukkig ook thuis. 't Was net op tijd, nu wordt de straat afgezet. Ik vind 't vervelend als ze uit is. Pa is dan onrustig. Wat moet ik ook doen als ze niet terug kan komen, Pa heeft haar telkens noodig. Pa zelf kan heelemaal niet uit deze dagen. Nu moet je vlug uit de voeten kunnen om naar een schuilkelder te snellen. Pa kijkt met alle aandacht naar buiten. Gek dat dit allemaal echt is en geen comedie, 't lijkt wel een opvoering in de straat. Jammer dat de spionnen weg zijn. De motorvagen is blijven staan voor 't huis naast de kerk, 't huis waar ze vannacht ook al geweest zijn en niemand gevonden hebben. Moeten ze nu weer zoeken? Tegenover ons huis staat een soldaat, 't geweer geschouderd en gericht op 't bewuste huis. Een eindje verder staat een tweede soldaat. Verder staan er bij de ingang van het huis blijkbaar nog soldaten, de overigen gaan naar binnen. 't Duurt een tijd maar er gebeurt niets. Als er iemand uit huis wil komen richt een van de soldaten 't geweer op hem. Na eenige tijd gaat wagen met soldaten weer weg. Ziezoo dat hebben we ook weer gehad.
De radio heeft sedert de oorlog alleen maar Eng. en Fransche muziek. Dat hoor ik uit de aankondigingen, van de muziek zelf heb ik geen verstand. Telkens wordt 't onderbroken door berichten van de luchtvaartstations. Bou gaat om even iets anders te hebben naar Jet. Ik vind 't niet prettig. Bou treft Bep, die net uit 't huis van haar zuster naast hotel Duinoord komt. Ze vertelt dat in de 1e Schuytstraat ook een huis is beschoten waaruit een N.S.Ber vuurde, de man is ontkomen. Tegenover Rie zijn ze ook bezig geweest. De menschen gaven aan de soldaten adressen van N.S.Bers op. 't Lijkt wel of de heele buurt vol zit... Weer een bericht op de radio. Prinses Juliana met de beide Prinsesjes zijn behouden in Engeland aangekomen. De Prins heeft haar gebracht. Hij komt terug om zijn post als ‘aide de champs’ bij de Koningin te hervatten. Vreeselijk. Onze Prinses is al weg. 't Is hier te onveilig voor haar dus. Gelukkig dat ze nu veilig is. De toekomst van 't Oranjehuis is dus safe. Wat een afscheid zal dat geweest zijn Ze moest zeker weg omdat ze hier geen functie heeft, behalve bij 't Roode Kruis dan, haar belangrijkste functie ligt in de toekomst. Men zegt ook dat ze in blijde verwachting is. Dan is 't zeker veilig dat ze weg is. Wat zal de toekomst brengen. ‘Bescherm o God bewaak de grond’ klinkt uit de radio. Ik krijg er tranen van in de oogen: Juliaantje verlaat haar geboortegrond..... 't Arme kind, wat hebben we een feest gevierd met haar geboorte, verloving, trouwen. Gelukkig dat ze de kindertjes bij zich heeft. Een treurige tocht!
zondag 11 mei 2014
Ambtenares van een departement, 46 jaar -- 12 mei 1940
• Ambtenares van een departement, 46 jaar - Den Haag. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
12 Mei 1940
- Na de koffie gaat Bou rusten boven, Pa zit voor 't raam in de voorkamer. Overal scharrelen soldaten door de straat, allemaal met geweer in de hand. Plotseling 10 achter elkaar. In de 1e Sweelinckstraat schijnt er iets te zijn, of is 't in de Schuytstraat. We kijken door 't spion er naar. Overal zitten de menschen voor de spionnen of voor de ramen. De ramen zijn overal beplakt met reepen, soms de zonderlingste patronen, irrationalistische stijl bepaald. Soms zitten er lappen krant op. We zien in onze spion telkens de kop van de Russische schoenmakersvrouw, die door reepen van de Haagsche krant gluurt. Ook staan menschen aan de deur, maar dit mag ineens niet meer. De soldaat richt 't geweer op de menschen die nog buiten zijn, ijlings verdwijnt alles naar binnen. Ineens geschiet, erg zelfs, rikketikketik, dat zijn mitrailleurs. 't Is vlak bij. 't Lijkt ook wel of ze achter huis in de tuinen schieten. Zijn ze weer N.S.Bers op het spoor? In 't spion zie ik soldaten om de hoek van de Sweelinckstraat gluren. Ze geven wenken aan soldaten, die we niet zien. Plotseling loopen 2 over straat met mitrailleur, 't lijkt wel op een soort driepootstellage. Ze laten zich vallen op de stoep bij 't huis van Anna Jedeloo. Ze schieten, de ruiten rinkelen. Ik ga Bou geruststellen die doodverschrikt in bed zit, ze komt er gauw uit. Een soldaat gaat binnen in een huis in de Sweelinckstraat. Een roode Kruisauto komt voor. Overal menschen met band om de arm van de luchtbescherming. Wie gaan er in die auto? We verdringen ons voor 't spion.
Bou gaat even een briefkaart naar de post brengen, 't is nu wat gekalmeerd en men mag weer op straat. De schilder staat buiten, ze zal hem eens vragen wat er toch gebeurt. De schilder Verhoef zegt dat in de 1e Sweelinckstraat een meid is weggehaald die er al jaren woonde, of Bou haar niet kende, zoo'n dikke. 't Was eene Duitsche en ze had een koffer met Ned. soldaten uniformen op haar kamer. Ze hadden er een jongen van 16 jaar en die had munitie. Ze gingen naar de Laan v. Meerdervoort en verder naar 't concentratiekamp in 't Westbroekpark. In de Schuytstraat had een N.S.Ber van dak af op de soldaten gevuurd. Ze hadden zich ingegraven op 't Sweelinkplein, de soldaten, om vandaar uit die lui te bestoken. De man was echter ontkomen. Naast ons is de Russische kerk en daarnaast is een leeg huis, ook daarop was geschoten. De N.S.Bers hebben veel gebruik gemaakt van lege huizen. Hun adressen zijn nu bekend door de parachutisten die adressen van Ned. geestverwanten bij zich dragen. Op neergeschoten parachutisten zijn adreslijsten gevonden die worden nu afgewerkt. 't Is vreeselijk, 't lijkt wel of we in een centrum v.d. N.S.B. zitten. Gistermorgen op bureau was een v.d. ambtenaren naar 't vliegveld bij Ockenburg geweest en vertelde hoe de zoon v.d. boer van het weiland waar Mussert destijds zijn bijeenkomst had gehouden, uit een Duitsch vliegtuig was meegekomen om de heeren de weg te wijzen. Zouden al die verhalen van verraad waar zijn? 't Was vreeselijk. Bou moest nog langs een gewapend militair om de bus te bereiken. Als ze gauw doorliep mocht ze even langs, dadelijk terugkomen, hij bleef haar nakijken. Op 't Sweelinkplein zag Bou de nieuwe zig-zag loopgraven. Zoo ging een briefkaart naar Joh. naar de bus. Zou hij haar bereiken?
Uit de radio begrijpen we dat gister in Den Haag een overval was voorbereid. De parachutisten landden midden in de stad. Vanuit de buitenwijken zouden de N.S.Bers optrekken. De zaak was verijdeld. Zou Joh. dit in de radio hooren, zou ze in angst over ons zitten? Wanneer zou de post weer doorgaan? Aldoor werd nog buiten geschoten, 's avonds ook, achter, voor. 's Nachts ook onrustig.
12 Mei 1940
- Na de koffie gaat Bou rusten boven, Pa zit voor 't raam in de voorkamer. Overal scharrelen soldaten door de straat, allemaal met geweer in de hand. Plotseling 10 achter elkaar. In de 1e Sweelinckstraat schijnt er iets te zijn, of is 't in de Schuytstraat. We kijken door 't spion er naar. Overal zitten de menschen voor de spionnen of voor de ramen. De ramen zijn overal beplakt met reepen, soms de zonderlingste patronen, irrationalistische stijl bepaald. Soms zitten er lappen krant op. We zien in onze spion telkens de kop van de Russische schoenmakersvrouw, die door reepen van de Haagsche krant gluurt. Ook staan menschen aan de deur, maar dit mag ineens niet meer. De soldaat richt 't geweer op de menschen die nog buiten zijn, ijlings verdwijnt alles naar binnen. Ineens geschiet, erg zelfs, rikketikketik, dat zijn mitrailleurs. 't Is vlak bij. 't Lijkt ook wel of ze achter huis in de tuinen schieten. Zijn ze weer N.S.Bers op het spoor? In 't spion zie ik soldaten om de hoek van de Sweelinckstraat gluren. Ze geven wenken aan soldaten, die we niet zien. Plotseling loopen 2 over straat met mitrailleur, 't lijkt wel op een soort driepootstellage. Ze laten zich vallen op de stoep bij 't huis van Anna Jedeloo. Ze schieten, de ruiten rinkelen. Ik ga Bou geruststellen die doodverschrikt in bed zit, ze komt er gauw uit. Een soldaat gaat binnen in een huis in de Sweelinckstraat. Een roode Kruisauto komt voor. Overal menschen met band om de arm van de luchtbescherming. Wie gaan er in die auto? We verdringen ons voor 't spion.
Bou gaat even een briefkaart naar de post brengen, 't is nu wat gekalmeerd en men mag weer op straat. De schilder staat buiten, ze zal hem eens vragen wat er toch gebeurt. De schilder Verhoef zegt dat in de 1e Sweelinckstraat een meid is weggehaald die er al jaren woonde, of Bou haar niet kende, zoo'n dikke. 't Was eene Duitsche en ze had een koffer met Ned. soldaten uniformen op haar kamer. Ze hadden er een jongen van 16 jaar en die had munitie. Ze gingen naar de Laan v. Meerdervoort en verder naar 't concentratiekamp in 't Westbroekpark. In de Schuytstraat had een N.S.Ber van dak af op de soldaten gevuurd. Ze hadden zich ingegraven op 't Sweelinkplein, de soldaten, om vandaar uit die lui te bestoken. De man was echter ontkomen. Naast ons is de Russische kerk en daarnaast is een leeg huis, ook daarop was geschoten. De N.S.Bers hebben veel gebruik gemaakt van lege huizen. Hun adressen zijn nu bekend door de parachutisten die adressen van Ned. geestverwanten bij zich dragen. Op neergeschoten parachutisten zijn adreslijsten gevonden die worden nu afgewerkt. 't Is vreeselijk, 't lijkt wel of we in een centrum v.d. N.S.B. zitten. Gistermorgen op bureau was een v.d. ambtenaren naar 't vliegveld bij Ockenburg geweest en vertelde hoe de zoon v.d. boer van het weiland waar Mussert destijds zijn bijeenkomst had gehouden, uit een Duitsch vliegtuig was meegekomen om de heeren de weg te wijzen. Zouden al die verhalen van verraad waar zijn? 't Was vreeselijk. Bou moest nog langs een gewapend militair om de bus te bereiken. Als ze gauw doorliep mocht ze even langs, dadelijk terugkomen, hij bleef haar nakijken. Op 't Sweelinkplein zag Bou de nieuwe zig-zag loopgraven. Zoo ging een briefkaart naar Joh. naar de bus. Zou hij haar bereiken?
Uit de radio begrijpen we dat gister in Den Haag een overval was voorbereid. De parachutisten landden midden in de stad. Vanuit de buitenwijken zouden de N.S.Bers optrekken. De zaak was verijdeld. Zou Joh. dit in de radio hooren, zou ze in angst over ons zitten? Wanneer zou de post weer doorgaan? Aldoor werd nog buiten geschoten, 's avonds ook, achter, voor. 's Nachts ook onrustig.
Hans Warren -- 11 mei 1940
• Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. In zijn jonge jaren, van 1936-1942, hiel hij een 'natuurdagboek' bij.
11 mei. — Dat schreef ik gister. Nu weet ik al beter. Vandaag zou onze pinkstervakantie begonnen zijn. Het woei hard uit het oosten. Ik ben niet in staat orde in m'n gedachten te brengen, ik ben totaal overstuur. Ik wilde fossiele schelpen gaan zoeken op de Kaloot.Toen ik bij de duintjes was, kwamen er Duitse vliegtuigen over, vlak boven mijn hoofd. Ze werden van twee kanten beschoten. Ik hoorde de projectielen door de lucht suizen en de ontploffende wolkjes volgden elkaar met grote snelheid op. Ik zat op een aangespoeld pak geperst stro, waaruit graantjes begonnen te kiemen, en trok de schouders wat in, alsof dat helpen zou.
Verder lopend vond ik allerlei fossielen en ook een volkomen gaaf zestiende-eeuws 'Spaans' pijpje.Vanmiddag heb ik dat pijpje schoongemaakt, het steeltje doorgepriemd (wat een geduldwerkje was, want het was gevuld met hard geworden zand) en toen het helemaal schoon was heb ik het minuscule stenen kopje gestopt en 'toeback gesoghen' - voor het eerst sinds eeuwen geurt dat pijpje weer zoals het hoort.
En toen begon het opnieuw. Aldoor vliegtuigen die beschoten werden. Eénmaal zagen we hoe er een, precies boven ons huis, geraakt werd. Er brak een groot stuk af, en het vliegtuig daalde in steile vlucht om rakelings langs de dijk te scheren. Er kwamen Franse vliegtuigen, eerst zes, later twaalf, die natuurlijk ongemoeid werden gelaten.
Ik moest naar het dorp om boodschappen, hoorde de wildste en meest tegenstrijdige berichten.
Tijdens het avondeten werd het verschrikkelijk. Er kwamen weer vliegtuigen, we waren nieuwsgierig, liepen naar buiten. We zagen hoe ze enkele bommen lieten vallen bij de schepen op de rede. Ze vielen in zee en rookwolken stegen uit het water op.
Zo leek het uit de verte, maar opeens kwam een heel escadrille, dat bommen liet vallen op enkele schepen op de Westerschelde voor ons huis. Een prachtig lichtgrijs schip werd zó hevig bestookt dat het volkomen aan het gezicht onttrokken was. Massa's bommen vielen in zee, zwarte rookzuilen stegen op. Een paar Groninger kustvaarders draaiden ijlings om en koersten naar onze haven. Verstandig: het werd nog veel erger. Het grijze schip voer onze kant op: met gierende uithalen cirkelden de bommenwerpers rond boven ons huis om dan in een duikvlucht dicht bij het schip bommen te laten vallen. Je zag ze heel duidelijk bij vier tegelijk vallen, ze kwamen op ongeveer honderd meter van ons huis in zee terecht achter het schip. De explosies waren denderend, ons huis schudde op de fundamenten, ruiten barstten, we zetten de ramen zoveel mogelijk open. Enorme zwarte wolken stegen uit zee op, een volgende lading, de ergste wellicht, kwam nóg dichter bij ons huis in zee terecht.
Het was afschuwelijk en tegelijk boeiend. Ik stond te trillen van de zenuwen en schaam me daar niet voor: elk ogenblik kon een bom op ons huis terechtkomen, het stond daar zo kwetsbaar hoog boven op de dijk, letterlijk als een doelwit. Splinters van granaten van het afweergeschut suisden door de lucht, kletsten neer op de basaltglooiing en in het water. Het kindje van de geëvacueerde vrouw huilde onbedaarlijk. De vrouw en mijn moeder waren daar ook niet ver vandaan. De visdiefjes vlogen verschrikt heen en weer langs de waterrand, af en toe wat oppikkend. De juffrouw wilde niet langer blijven in zo'n gevaarlijk gelegen huis. We hebben alles voor haar ingepakt, en na lang telefoneren en pleiten werden zij en het kind met een auto afgehaald. We hadden er spijt van dat ze vertrok, in de misère raak je snel aan elkaar gehecht.
Toen was alles weer voorbij, de wassende maan en Venus stonden aan de avondhemel, er kwamen aldoor meer sterren. Het was koud, hoewel de zon de hele dag geschenen had. Later werden er nog wat bommen gegooid. Wat staat ons te wachten?
11 mei. — Dat schreef ik gister. Nu weet ik al beter. Vandaag zou onze pinkstervakantie begonnen zijn. Het woei hard uit het oosten. Ik ben niet in staat orde in m'n gedachten te brengen, ik ben totaal overstuur. Ik wilde fossiele schelpen gaan zoeken op de Kaloot.Toen ik bij de duintjes was, kwamen er Duitse vliegtuigen over, vlak boven mijn hoofd. Ze werden van twee kanten beschoten. Ik hoorde de projectielen door de lucht suizen en de ontploffende wolkjes volgden elkaar met grote snelheid op. Ik zat op een aangespoeld pak geperst stro, waaruit graantjes begonnen te kiemen, en trok de schouders wat in, alsof dat helpen zou.
Verder lopend vond ik allerlei fossielen en ook een volkomen gaaf zestiende-eeuws 'Spaans' pijpje.Vanmiddag heb ik dat pijpje schoongemaakt, het steeltje doorgepriemd (wat een geduldwerkje was, want het was gevuld met hard geworden zand) en toen het helemaal schoon was heb ik het minuscule stenen kopje gestopt en 'toeback gesoghen' - voor het eerst sinds eeuwen geurt dat pijpje weer zoals het hoort.
En toen begon het opnieuw. Aldoor vliegtuigen die beschoten werden. Eénmaal zagen we hoe er een, precies boven ons huis, geraakt werd. Er brak een groot stuk af, en het vliegtuig daalde in steile vlucht om rakelings langs de dijk te scheren. Er kwamen Franse vliegtuigen, eerst zes, later twaalf, die natuurlijk ongemoeid werden gelaten.
Ik moest naar het dorp om boodschappen, hoorde de wildste en meest tegenstrijdige berichten.
Tijdens het avondeten werd het verschrikkelijk. Er kwamen weer vliegtuigen, we waren nieuwsgierig, liepen naar buiten. We zagen hoe ze enkele bommen lieten vallen bij de schepen op de rede. Ze vielen in zee en rookwolken stegen uit het water op.
Zo leek het uit de verte, maar opeens kwam een heel escadrille, dat bommen liet vallen op enkele schepen op de Westerschelde voor ons huis. Een prachtig lichtgrijs schip werd zó hevig bestookt dat het volkomen aan het gezicht onttrokken was. Massa's bommen vielen in zee, zwarte rookzuilen stegen op. Een paar Groninger kustvaarders draaiden ijlings om en koersten naar onze haven. Verstandig: het werd nog veel erger. Het grijze schip voer onze kant op: met gierende uithalen cirkelden de bommenwerpers rond boven ons huis om dan in een duikvlucht dicht bij het schip bommen te laten vallen. Je zag ze heel duidelijk bij vier tegelijk vallen, ze kwamen op ongeveer honderd meter van ons huis in zee terecht achter het schip. De explosies waren denderend, ons huis schudde op de fundamenten, ruiten barstten, we zetten de ramen zoveel mogelijk open. Enorme zwarte wolken stegen uit zee op, een volgende lading, de ergste wellicht, kwam nóg dichter bij ons huis in zee terecht.
Het was afschuwelijk en tegelijk boeiend. Ik stond te trillen van de zenuwen en schaam me daar niet voor: elk ogenblik kon een bom op ons huis terechtkomen, het stond daar zo kwetsbaar hoog boven op de dijk, letterlijk als een doelwit. Splinters van granaten van het afweergeschut suisden door de lucht, kletsten neer op de basaltglooiing en in het water. Het kindje van de geëvacueerde vrouw huilde onbedaarlijk. De vrouw en mijn moeder waren daar ook niet ver vandaan. De visdiefjes vlogen verschrikt heen en weer langs de waterrand, af en toe wat oppikkend. De juffrouw wilde niet langer blijven in zo'n gevaarlijk gelegen huis. We hebben alles voor haar ingepakt, en na lang telefoneren en pleiten werden zij en het kind met een auto afgehaald. We hadden er spijt van dat ze vertrok, in de misère raak je snel aan elkaar gehecht.
Toen was alles weer voorbij, de wassende maan en Venus stonden aan de avondhemel, er kwamen aldoor meer sterren. Het was koud, hoewel de zon de hele dag geschenen had. Later werden er nog wat bommen gegooid. Wat staat ons te wachten?
zaterdag 10 mei 2014
Hans Warren -- 10 mei 1940
• Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. In zijn jonge jaren, van 1936-1942, hiel hij een 'natuurdagboek' bij.
10 mei. — De dag is voor mij, zoals wellicht voor alle Nederlanders, zeer vroeg begonnen. Hoewel dit een natuurdagboek is, nemen de politieke gebeurtenissen deze dag zo'n belangrijke plaats in, dat ik ze onmogelijk kan negeren.
Ik had een vreemde droom. Ik fietste door een mij onbekend landschap in volle zomertooi. Alles stond prachtig groen, maar in een eigenaardig, diffuus licht. De sloten waren echter steendik bevroren, en een grote menigte mensen trachtte snel, maar vergeefs, bijten in het ijs te hakken. In een van de groene bomen langs het ijs zat een merel, hij floot zo luid en mooi als ik nog zelden gehoord had.
Door ver verwijderd geboem, vliegtuiggeronk en luchtafweergeschut, ging de droom in waken over. Maar de merel bleef, die zat op het dak boven mijn kamer, hij jubelde zijn lied in de vroege morgen. Het was pas kwart over vier, nog niet erg licht. Direct begreep ik dat het volkomen mis was. Mijn bevroren sloot in de zomer was de waterlinie, waardeloos in het tijdvak van vliegtuigen.
Aan slapen viel niet meer te denken, het geboem en gekletter was niet van de lucht. Sommige vliegtuigen vlogen laag. Een granaat sloeg in bij het peilhok en maakte daar een groot gat in de berm met uitlopende stralen van verspreide scherven.
Het werd een prachtige meidag. Ik liep wat doelloos heen en weer, kwam in de tuin en hoorde daar de bostortel. Hij vertoonde mooie baltsvluchten. Het was duidelijk dat we geen school zouden hebben, maar we reden toch naar Goes, gingen even kijken. We mochten echter niet eens onze boeken van onder de bank halen. De leraren waren erg zenuwachtig en ze overstelpten ons met goede raadgevingen. De school is tot nader order gesloten.
In Goes was het uiteraard veel drukker en beklemmender dan op Borssele, waar je weinig van de Duitse inval merkte. Ik ging een ogenblik naar Palsenbarg, we hebben ook voor onbepaalde tijd afscheid van elkaar genomen. Je hoorde over neergeschoten vliegtuigen, inhechtenisnemingen - het roezemoesde door elkaar, en zo schoof er iets onzichtbaars, onwerkelijks, tussen de stralende meidag en jezelf. Pas veel later, toen ik met Willem D. in Hollestelle zat te tekenen bij een weel, trok dat eigenaardige gevoel een beetje weg en werd ik weer gelukkig als anders. Waarom ook niet, in de natuur was niets veranderd, de aarde draaide, fitissen zongen in de geurige appelbloesem en seringen, de blauweregen hing in luchtige trossen voor de ramen, en van de goudenregen werden kleine gele puntjes zichtbaar.
Maar onophoudelijk klonken vliegtuiggeronk en schieten, en die dreigende sfeer kreeg weer de overhand: het was voorgoed anders geworden.
Op zee, voor ons huis, waren duikbootmanoeuvres 's middags, en natuurlijk kwamen er vreemde vliegtuigen. We hebben evacuées: een vrouw met een kindje uit Hansweert. We doen ons best het zo prettig mogelijk voor hen te maken. Nederland in oorlog, ik kan nog niet goed beseffen wat het betekent.
10 mei. — De dag is voor mij, zoals wellicht voor alle Nederlanders, zeer vroeg begonnen. Hoewel dit een natuurdagboek is, nemen de politieke gebeurtenissen deze dag zo'n belangrijke plaats in, dat ik ze onmogelijk kan negeren.
Ik had een vreemde droom. Ik fietste door een mij onbekend landschap in volle zomertooi. Alles stond prachtig groen, maar in een eigenaardig, diffuus licht. De sloten waren echter steendik bevroren, en een grote menigte mensen trachtte snel, maar vergeefs, bijten in het ijs te hakken. In een van de groene bomen langs het ijs zat een merel, hij floot zo luid en mooi als ik nog zelden gehoord had.
Door ver verwijderd geboem, vliegtuiggeronk en luchtafweergeschut, ging de droom in waken over. Maar de merel bleef, die zat op het dak boven mijn kamer, hij jubelde zijn lied in de vroege morgen. Het was pas kwart over vier, nog niet erg licht. Direct begreep ik dat het volkomen mis was. Mijn bevroren sloot in de zomer was de waterlinie, waardeloos in het tijdvak van vliegtuigen.
Aan slapen viel niet meer te denken, het geboem en gekletter was niet van de lucht. Sommige vliegtuigen vlogen laag. Een granaat sloeg in bij het peilhok en maakte daar een groot gat in de berm met uitlopende stralen van verspreide scherven.
Het werd een prachtige meidag. Ik liep wat doelloos heen en weer, kwam in de tuin en hoorde daar de bostortel. Hij vertoonde mooie baltsvluchten. Het was duidelijk dat we geen school zouden hebben, maar we reden toch naar Goes, gingen even kijken. We mochten echter niet eens onze boeken van onder de bank halen. De leraren waren erg zenuwachtig en ze overstelpten ons met goede raadgevingen. De school is tot nader order gesloten.
In Goes was het uiteraard veel drukker en beklemmender dan op Borssele, waar je weinig van de Duitse inval merkte. Ik ging een ogenblik naar Palsenbarg, we hebben ook voor onbepaalde tijd afscheid van elkaar genomen. Je hoorde over neergeschoten vliegtuigen, inhechtenisnemingen - het roezemoesde door elkaar, en zo schoof er iets onzichtbaars, onwerkelijks, tussen de stralende meidag en jezelf. Pas veel later, toen ik met Willem D. in Hollestelle zat te tekenen bij een weel, trok dat eigenaardige gevoel een beetje weg en werd ik weer gelukkig als anders. Waarom ook niet, in de natuur was niets veranderd, de aarde draaide, fitissen zongen in de geurige appelbloesem en seringen, de blauweregen hing in luchtige trossen voor de ramen, en van de goudenregen werden kleine gele puntjes zichtbaar.
Maar onophoudelijk klonken vliegtuiggeronk en schieten, en die dreigende sfeer kreeg weer de overhand: het was voorgoed anders geworden.
Op zee, voor ons huis, waren duikbootmanoeuvres 's middags, en natuurlijk kwamen er vreemde vliegtuigen. We hebben evacuées: een vrouw met een kindje uit Hansweert. We doen ons best het zo prettig mogelijk voor hen te maken. Nederland in oorlog, ik kan nog niet goed beseffen wat het betekent.
vrijdag 9 mei 2014
Clara Lamberts-Gijzen -- 9 mei 1945
• Clara Lamberts-Gijzen hield van 11 september 1944 tot 21 mei 1945 een oorlogsdagboek bij.
Dinsdag 8 mei
Dit is wel de gewichtigste dag. Vannacht om 1 minuut over 12 uur (dus tussen 8 en 9 mei 1945) worden de vijandelijkheden in heel Europa gestaakt. Dan is de slachting van 5 lange jaren voorbij. Wij kunnen het ons niet begrijpen, en steeds als wij een vliegtuig hooren bekruipt ons nog angst.
Vanmiddag om 3 uur begon voor het eerst de distributieradio te spelen. Er zijn kolen aangekomen en verschillende zaken hebben weer stroom. Het was ontroerend toen wij voor het eerst weer de oude omroepstemmen hoorden en weer Radio Oranje uit Engeland. Deze afgeloopen dagen zijn om nooit te vergeten.
Vanavond om half negen zijn hier uit de buurt de N.S.B.ers uit hun huizen gehaald. Met gejoel en Oranjeliederen werden ze weggebracht. Ook hebben ze hier in de buurt van vrouwen en meisjes die zich met Moffen hebben afgegeven, de koppen kaalgeknipt en ze met de kale koppen in triomf door de straten gedragen. Ik lag met flinke hoofdpijn op de divan, maar ik heb toch nog meegedaan, want dit moment had ik niet graag willen missen. Dit tuig heeft ons zooveel aangedaan dat iedere straf nog te licht voor hun is.
De Canadeezen zijn vanmiddag om 3 uur in Leiden aangekomen. Het was prachtig en wij hebben de stoet op het Levendaal goed kunnen zien. Jonge meisjes en kinderen hadden zij op de wagens en op de motorfietsen en alles was met bloemen en confetti. Het is om nooit te vergeten.
Woensdag 9 mei
Vandaag een rustige dag. Het is niet zo druk in de stad en de Canadeezen lopen rustig in de stad en deelen handteekeningen uit aan de meisjes. Het oppakken van N.S.B.ers gaat rustig door en ook het kaalknippen van de koppen gaat z’n gang. Verder geen bijzondere dingen, vandaag.
Woensdag 10 Mei
Het is vandaag 5 jaar geleden dat de oorlog begon. Het is nog steeds feestelijk in de stad.
Wij hebben vandaag ons eerste pakje ontvangen van het voedsel, door de vliegtuigen gebracht. Wij waren om 2 uur vanmiddag aan de beurt maar wij konden onze beurt haast niet afwachten. Het werd intussen toch nog 6 uur ’s avonds, wegens vertraging in het vervoer. We kregen allen een pakje bestaande uit een blik bacon, en tablet chocolade van 1½ ons en 1¼ ons eierpoeder. Het was heerlijk en we hebben gesmuld.
Vrijdag 11 Mei
Heel veel vliegtuigen met voedsel. Alles gaat nu wat rustiger worden in de stad. Het is nu 9 uur ’s avonds en juist komt de B.S.* om de N.S.B.ers te arresteeren. Hier aan de overkant wordt Dikke Joost weggehaald en meerdere mensen uit de buurt.
Dinsdag 8 mei
Dit is wel de gewichtigste dag. Vannacht om 1 minuut over 12 uur (dus tussen 8 en 9 mei 1945) worden de vijandelijkheden in heel Europa gestaakt. Dan is de slachting van 5 lange jaren voorbij. Wij kunnen het ons niet begrijpen, en steeds als wij een vliegtuig hooren bekruipt ons nog angst.
Vanmiddag om 3 uur begon voor het eerst de distributieradio te spelen. Er zijn kolen aangekomen en verschillende zaken hebben weer stroom. Het was ontroerend toen wij voor het eerst weer de oude omroepstemmen hoorden en weer Radio Oranje uit Engeland. Deze afgeloopen dagen zijn om nooit te vergeten.
Vanavond om half negen zijn hier uit de buurt de N.S.B.ers uit hun huizen gehaald. Met gejoel en Oranjeliederen werden ze weggebracht. Ook hebben ze hier in de buurt van vrouwen en meisjes die zich met Moffen hebben afgegeven, de koppen kaalgeknipt en ze met de kale koppen in triomf door de straten gedragen. Ik lag met flinke hoofdpijn op de divan, maar ik heb toch nog meegedaan, want dit moment had ik niet graag willen missen. Dit tuig heeft ons zooveel aangedaan dat iedere straf nog te licht voor hun is.
De Canadeezen zijn vanmiddag om 3 uur in Leiden aangekomen. Het was prachtig en wij hebben de stoet op het Levendaal goed kunnen zien. Jonge meisjes en kinderen hadden zij op de wagens en op de motorfietsen en alles was met bloemen en confetti. Het is om nooit te vergeten.
Woensdag 9 mei
Vandaag een rustige dag. Het is niet zo druk in de stad en de Canadeezen lopen rustig in de stad en deelen handteekeningen uit aan de meisjes. Het oppakken van N.S.B.ers gaat rustig door en ook het kaalknippen van de koppen gaat z’n gang. Verder geen bijzondere dingen, vandaag.
Woensdag 10 Mei
Het is vandaag 5 jaar geleden dat de oorlog begon. Het is nog steeds feestelijk in de stad.
Wij hebben vandaag ons eerste pakje ontvangen van het voedsel, door de vliegtuigen gebracht. Wij waren om 2 uur vanmiddag aan de beurt maar wij konden onze beurt haast niet afwachten. Het werd intussen toch nog 6 uur ’s avonds, wegens vertraging in het vervoer. We kregen allen een pakje bestaande uit een blik bacon, en tablet chocolade van 1½ ons en 1¼ ons eierpoeder. Het was heerlijk en we hebben gesmuld.
Vrijdag 11 Mei
Heel veel vliegtuigen met voedsel. Alles gaat nu wat rustiger worden in de stad. Het is nu 9 uur ’s avonds en juist komt de B.S.* om de N.S.B.ers te arresteeren. Hier aan de overkant wordt Dikke Joost weggehaald en meerdere mensen uit de buurt.
woensdag 7 mei 2014
Marga Minco -- 8 mei 1983
• Marga Minco (1920) is een Nederlandse schrijfster. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Zondag [8 mei]
Droomde vannacht dat ik terug was in mijn ouderlijk huis in Breda. Ik keek naar buiten en zag dat de voortuin geheel bedekt was met donkergrijze tegels. Alleen in de hoek bij het raam stond een kale struik waarin een vogel rondhipte. De volgende dag ontdekte ik in de tuin een laag okerkleurig zand. In het midden waren van hetzelfde zand en ongeveer 20 cm hoog, vier hakenkruisen geboetseerd. De dag daarop bleek de voortuin opnieuw veranderd; er lag zwarte aarde in, keurig bijgeharkt. Tussen de sporen van de hark kwamen (weer), heel duidelijk, vier hakenkruisen op. B. vraagt welk foefje ik gebruik om mijn dromen te onthouden. 'Geen foefjes,' zeg ik, 'je moet ze 's morgens meteen noteren.' 'Tegen dat ik daar aan toe ben, zijn ze bij mij al onder de bordewisser verdwenen,' zegt hij.
Maandag [9 mei]
Ronald Sweering, die een foto van me komt maken, in dezelfde serrestoel waarin hij me tien jaar geleden fotografeerde, roept bij het weggaan: 'Nou, tot over tien jaar dan maar weer, hè?' Wat heb ik al die jaren gedaan, behalve veel schrijven en weinig publiceren? Ver over de honderd lezingen gegeven. Door het land getrokken met mijn mapje, als een vertegenwoordiger met zijn aanbieding. Vragen beantwoord, zoals: 'Had u voor de oorlog ook Nederlandse vriendjes en vriendinnen?' 'Wanneer gaat u weer terug naar Israël?' 'Kunt u mij ook zeggen hoe het komt dat joden zo anders zijn en anders doen?' Dan dacht ik: het kan geen kwaad om er nog even mee door te gaan. Ik zoek de foto uit '73 op. Wat mij betreft hadden ze die weer mogen gebruiken, want wanneer ben je het echt? Bert B. zei me eens: 'Ze zouden alleen foto's van schrijvers moeten afdrukken die gemaakt zijn in de periode van hun debuut.' Daar zal ik het zeker mee eens zijn tegen de tijd dat Ronald zich voor de derde keer met zijn camera in de serre komt vervoegen.
Zondag [8 mei]
Droomde vannacht dat ik terug was in mijn ouderlijk huis in Breda. Ik keek naar buiten en zag dat de voortuin geheel bedekt was met donkergrijze tegels. Alleen in de hoek bij het raam stond een kale struik waarin een vogel rondhipte. De volgende dag ontdekte ik in de tuin een laag okerkleurig zand. In het midden waren van hetzelfde zand en ongeveer 20 cm hoog, vier hakenkruisen geboetseerd. De dag daarop bleek de voortuin opnieuw veranderd; er lag zwarte aarde in, keurig bijgeharkt. Tussen de sporen van de hark kwamen (weer), heel duidelijk, vier hakenkruisen op. B. vraagt welk foefje ik gebruik om mijn dromen te onthouden. 'Geen foefjes,' zeg ik, 'je moet ze 's morgens meteen noteren.' 'Tegen dat ik daar aan toe ben, zijn ze bij mij al onder de bordewisser verdwenen,' zegt hij.
Maandag [9 mei]
Ronald Sweering, die een foto van me komt maken, in dezelfde serrestoel waarin hij me tien jaar geleden fotografeerde, roept bij het weggaan: 'Nou, tot over tien jaar dan maar weer, hè?' Wat heb ik al die jaren gedaan, behalve veel schrijven en weinig publiceren? Ver over de honderd lezingen gegeven. Door het land getrokken met mijn mapje, als een vertegenwoordiger met zijn aanbieding. Vragen beantwoord, zoals: 'Had u voor de oorlog ook Nederlandse vriendjes en vriendinnen?' 'Wanneer gaat u weer terug naar Israël?' 'Kunt u mij ook zeggen hoe het komt dat joden zo anders zijn en anders doen?' Dan dacht ik: het kan geen kwaad om er nog even mee door te gaan. Ik zoek de foto uit '73 op. Wat mij betreft hadden ze die weer mogen gebruiken, want wanneer ben je het echt? Bert B. zei me eens: 'Ze zouden alleen foto's van schrijvers moeten afdrukken die gemaakt zijn in de periode van hun debuut.' Daar zal ik het zeker mee eens zijn tegen de tijd dat Ronald zich voor de derde keer met zijn camera in de serre komt vervoegen.
Richard Grayson -- 7 mei 2004
• De Amerikaanse schrijver Richard Grayson (1951) stelde zich in 2004 kandidaat voor het Amerikaanse House of Congress. Hij hield over die periode een dagboek bij: Diary of a congressional candidate in Florida's fourth congressional district
Friday, May 7
This evening, the Florida Division of Elections website posted the names of all the qualifying candidates for Congress. I am one of three candidates in the Fourth Congressional District in the Jacksonville area.
Ander Crenshaw, the conservative Republican incumbent, faces a primary challenge from Deborah Katz Pueschel, who thinks he isn’t right-wing enough to reverse what she calls our “current course of gradual socialism.” Two years ago, Crenshaw beat her with 90 percent of the vote, and he’s sure to win the G.O.P. nomination again.
I’m the only registered Democrat in the race. But, unable to afford the nine-thousand-dollar filing fee to get the official party designation, I’m a write-in candidate. Under Florida’s bizarre election laws, write-in votes count only if they’re for “qualified” candidates like me.
If I weren’t a candidate, Congressman Crenshaw’s name wouldn’t be on the November ballot. There just wouldn’t be an election. Four of Florida’s twenty-five House members were elected this afternoon when they did not get a primary or write-in opponent.
Over 90 percent of Americans live in congressional districts that are essentially one-party monopolies. Of Florida’s twenty-five House seats, seven are safe for Democrats, and sixteen are safe for Republicans.
The Fourth is the most Republican district in the state. But I’m hoping to give anyone opposed to Crenshaw’s positions a chance to vote for someone else.
In the last Congress, Crenshaw voted for more Bush tax cuts and the war in Iraq. He supported oil development in the Arctic National Wildlife Refuge, limiting the Patients’ Bill of Rights, and banning “partial-birth” abortion. Crenshaw voted against campaign-finance reform.
As of March, his campaign committee had $612,691 in cash.
Mine had bupkis.
Friday, May 7
This evening, the Florida Division of Elections website posted the names of all the qualifying candidates for Congress. I am one of three candidates in the Fourth Congressional District in the Jacksonville area.
Ander Crenshaw, the conservative Republican incumbent, faces a primary challenge from Deborah Katz Pueschel, who thinks he isn’t right-wing enough to reverse what she calls our “current course of gradual socialism.” Two years ago, Crenshaw beat her with 90 percent of the vote, and he’s sure to win the G.O.P. nomination again.
I’m the only registered Democrat in the race. But, unable to afford the nine-thousand-dollar filing fee to get the official party designation, I’m a write-in candidate. Under Florida’s bizarre election laws, write-in votes count only if they’re for “qualified” candidates like me.
If I weren’t a candidate, Congressman Crenshaw’s name wouldn’t be on the November ballot. There just wouldn’t be an election. Four of Florida’s twenty-five House members were elected this afternoon when they did not get a primary or write-in opponent.
Over 90 percent of Americans live in congressional districts that are essentially one-party monopolies. Of Florida’s twenty-five House seats, seven are safe for Democrats, and sixteen are safe for Republicans.
The Fourth is the most Republican district in the state. But I’m hoping to give anyone opposed to Crenshaw’s positions a chance to vote for someone else.
In the last Congress, Crenshaw voted for more Bush tax cuts and the war in Iraq. He supported oil development in the Arctic National Wildlife Refuge, limiting the Patients’ Bill of Rights, and banning “partial-birth” abortion. Crenshaw voted against campaign-finance reform.
As of March, his campaign committee had $612,691 in cash.
Mine had bupkis.
dinsdag 6 mei 2014
Carel Alphenaar -- 6 mei 1984
• Carel Alphenaar (1940) is regisseur, schrijver, theatermaker en cellist. In 1984 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij toen toneelgroep Centrum, waar hij aan verbonden was, met stopzetting van subsidie bedreigd werd.
Zaterdag
Laat op. Betuwe bloeit uit de kunst. Een vorstelijk ontbijt wordt geserveerd, 's Middags ga ik naar mijn oud-collega Hans Rooduyn die kortgeleden door afasie is getroffen en die nu hier in de buurt is. Ik schenk hem het handschoffeltje en morrel daarmee wat aan een tegel. Prompt vraagt hij me of ik 'die man' wel eens zie. Ik begrijp gelukkig snel dat hij H.J.A. Hofland, auteur van Tegels lichten bedoelt.
Rooduyn geeft mij een stapeltje gedichten van Max de Jong (1917-1951) in hand- en typeschrift. Ik zal ze overdragen aan het Letterkundig Museum, u weet wel, waar al dat geld weggeraakt is.
Het was een verkwikkende middag. Ik heb Rooduyn Brecht- en andere liedjes voorgezongen in zijn eigen vertaling die hij al lang vergeten is. Aan het eind van de middag saxofoonduetten gespeeld met ene Paul Weller. Met hem ga ik 's avonds vanuit de Betuwe naar Utrecht, om in het Kikkertheater de voorstelling Top Girls, door de Arnhemse Toneelschool te bekijken. Ik neem tien verse eieren mee voor de sympathieke Camilla, die in het stuk speelt. De voorstelling is lang en er wordt heel nadrukkelijk in geacteerd. De leerlingen hebben meer aan- dan afgeleerd. Na afloop bezoeken we in Utrecht nog de cafés Zeezicht en 't Hoogt. De Black Horse Bar (beroemd om een miljoen thematisch geordende snuisterijen) blijkt te zijn opgeruimd. Terug naar de Betuwe. Daar lees ik in de gedichten van Max de Jong. Kijkt u naar het portretje dat ik kreeg en leest u even mee:
Vroege trein II
Morsige spijs van slaperige smoelen,
door de coupé met tegenzin ingeslikt
-daar gaan we weer, gewillig ingeblikt
naar schemerige serieuze doelen.
Zaterdag
Laat op. Betuwe bloeit uit de kunst. Een vorstelijk ontbijt wordt geserveerd, 's Middags ga ik naar mijn oud-collega Hans Rooduyn die kortgeleden door afasie is getroffen en die nu hier in de buurt is. Ik schenk hem het handschoffeltje en morrel daarmee wat aan een tegel. Prompt vraagt hij me of ik 'die man' wel eens zie. Ik begrijp gelukkig snel dat hij H.J.A. Hofland, auteur van Tegels lichten bedoelt.
Rooduyn geeft mij een stapeltje gedichten van Max de Jong (1917-1951) in hand- en typeschrift. Ik zal ze overdragen aan het Letterkundig Museum, u weet wel, waar al dat geld weggeraakt is.
Het was een verkwikkende middag. Ik heb Rooduyn Brecht- en andere liedjes voorgezongen in zijn eigen vertaling die hij al lang vergeten is. Aan het eind van de middag saxofoonduetten gespeeld met ene Paul Weller. Met hem ga ik 's avonds vanuit de Betuwe naar Utrecht, om in het Kikkertheater de voorstelling Top Girls, door de Arnhemse Toneelschool te bekijken. Ik neem tien verse eieren mee voor de sympathieke Camilla, die in het stuk speelt. De voorstelling is lang en er wordt heel nadrukkelijk in geacteerd. De leerlingen hebben meer aan- dan afgeleerd. Na afloop bezoeken we in Utrecht nog de cafés Zeezicht en 't Hoogt. De Black Horse Bar (beroemd om een miljoen thematisch geordende snuisterijen) blijkt te zijn opgeruimd. Terug naar de Betuwe. Daar lees ik in de gedichten van Max de Jong. Kijkt u naar het portretje dat ik kreeg en leest u even mee:
Vroege trein II
Morsige spijs van slaperige smoelen,
door de coupé met tegenzin ingeslikt
-daar gaan we weer, gewillig ingeblikt
naar schemerige serieuze doelen.
zondag 4 mei 2014
Jan Wolkers -- 5 mei 1970
• Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. Zijn dagboek van 1970 is te lezen bij Google Books.
DINSDAG 5 MEI 1970
Tweemaal pootpil.
Om half acht wakker. Ik heb gedroomd van een soort academiegebouw. Er was een soort toneelstuk waar Karina een rol in speelde. Ze moest door een jeune premier opgetild worden. Die wreef langs de binnenkant van haar dijen. Uitdagend, want het had niets met het toneelstuk te maken. Ik weet niet eens of het Karina was, ik geloof dat het eerder het meisje van het vliegveld was. Dat voelde ik pas toen er een golf van jaloezie door me heen schoot. Er waren ook ergens een paar kreeftachtige oudoranjekleurige dieren aan het paren. Heel wild en met een angstig makende krampachtige oerdrift ging het achterlijf van het mannetje tekeer. Ze waren niet groter dan twintig centimeter. Ik geloof dat het voor het toneelstukje was. Want toen dat afgelopen was gingen we meteen weer een soort beeldhouwlokaal in (de academie van vroeger) waar ik een haard asvrij maakte (heel lichte as — ik zat hier gisteren met mijn hand in de as te graaien en moest toen denken aan de kooltjes die nog zwart waren die je eruit moest zoeken - ruw aan je vingertoppen) omdat er iemand naakt moest poseren. Toen werd ik wakker. Karina maakte me geloof ik wakker. Daarom heb ik die droom onthouden. Ik zat er middenin. Ik had ook een erectie die half onder de deken vandaan kwam die ze van mijn bovenlijf geslagen had. Ik legde haar hand erop, wreef hem even. Toen kwam ik overeind, ze wilde al met haar reet omhoog gaan liggen. Maar ik liet haar met haar gezicht naar de muur liggen, later meer op haar rug zodat ik haar buik en borsten zag. De nachtjapon lag over haar gezicht. Daarom moest ik weer aan het meisje van het vliegveld denken met dat gezicht waar je je hele leven naar zoekt. Dat ze het net zo goed zou kunnen zijn. En toch had het ook iets met Karina zelf te maken. Met de jongen met wie ze mag gaan naaien. Daarom vree ik haar zo goed op.
's Middags naai ik Karina op bed. Ik geef haar de 'Erotic Art Calendar' van de Kronhausens, met die reproductie van een acht-tiende-eeuwse Japanse prent, waarop een oudere man kennelijk zijn vrouwtje ophoudt voor een jongere minnaar. Hij houdt haar kutje open en met een beetje vreesachtige ernst stopt die jongeman hem erin terwijl het vrouwtje de pik van haar man vasthoudt. Ik keek naar Karina terwijl ze steunend lag te genieten van het prentje en mijn pik. Toen ze klaarkwam zei ze opgewonden, terwijl ze mij de reproductie voorhield: 'Ik heb aan de punt van zijn pik gelikt.' Er zat een natte plek op die plaats op het papier.
DINSDAG 5 MEI 1970
Tweemaal pootpil.
Om half acht wakker. Ik heb gedroomd van een soort academiegebouw. Er was een soort toneelstuk waar Karina een rol in speelde. Ze moest door een jeune premier opgetild worden. Die wreef langs de binnenkant van haar dijen. Uitdagend, want het had niets met het toneelstuk te maken. Ik weet niet eens of het Karina was, ik geloof dat het eerder het meisje van het vliegveld was. Dat voelde ik pas toen er een golf van jaloezie door me heen schoot. Er waren ook ergens een paar kreeftachtige oudoranjekleurige dieren aan het paren. Heel wild en met een angstig makende krampachtige oerdrift ging het achterlijf van het mannetje tekeer. Ze waren niet groter dan twintig centimeter. Ik geloof dat het voor het toneelstukje was. Want toen dat afgelopen was gingen we meteen weer een soort beeldhouwlokaal in (de academie van vroeger) waar ik een haard asvrij maakte (heel lichte as — ik zat hier gisteren met mijn hand in de as te graaien en moest toen denken aan de kooltjes die nog zwart waren die je eruit moest zoeken - ruw aan je vingertoppen) omdat er iemand naakt moest poseren. Toen werd ik wakker. Karina maakte me geloof ik wakker. Daarom heb ik die droom onthouden. Ik zat er middenin. Ik had ook een erectie die half onder de deken vandaan kwam die ze van mijn bovenlijf geslagen had. Ik legde haar hand erop, wreef hem even. Toen kwam ik overeind, ze wilde al met haar reet omhoog gaan liggen. Maar ik liet haar met haar gezicht naar de muur liggen, later meer op haar rug zodat ik haar buik en borsten zag. De nachtjapon lag over haar gezicht. Daarom moest ik weer aan het meisje van het vliegveld denken met dat gezicht waar je je hele leven naar zoekt. Dat ze het net zo goed zou kunnen zijn. En toch had het ook iets met Karina zelf te maken. Met de jongen met wie ze mag gaan naaien. Daarom vree ik haar zo goed op.
's Middags naai ik Karina op bed. Ik geef haar de 'Erotic Art Calendar' van de Kronhausens, met die reproductie van een acht-tiende-eeuwse Japanse prent, waarop een oudere man kennelijk zijn vrouwtje ophoudt voor een jongere minnaar. Hij houdt haar kutje open en met een beetje vreesachtige ernst stopt die jongeman hem erin terwijl het vrouwtje de pik van haar man vasthoudt. Ik keek naar Karina terwijl ze steunend lag te genieten van het prentje en mijn pik. Toen ze klaarkwam zei ze opgewonden, terwijl ze mij de reproductie voorhield: 'Ik heb aan de punt van zijn pik gelikt.' Er zat een natte plek op die plaats op het papier.
Peter Faber -- 4 mei 1982
• Peter Faber (1943) is een Nederlandse acteur. In 1982 hield jij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Dinsdag
Daan en Jesse verbijsterd dat ze mij om 7 uur zien lopen. Pakken appel en zie in de Volkskrant de kruiser toen hij nog niet gezonken was. Met Fons onderweg naar Brussel veel bijpraten. Have-laar, Belgen, Hollanders en hun verschillende eetgewoontes. Koffiedrinken in café, gordijnen dicht, 's Zaterdags gesloten, het is dinsdag. Willen weer instappen, gordijnen gaan open, en we krijgen koffie. Zie na 3 jaar eerste beelden van 'Mijn vriend'. Schok. Zie mezelf en ook weer niet. Zie werkstuk. 20 over één zijn we klaar. Shireen dacht dat ik thuiskwam eten. Extra veel in huis gehaald. Zoek Daan en Jesse op straat en geniet van elke stap als een oude man het blokje om.
Onder helder groen en meilicht. Vind ze vuurrood voetballend. Op journaal meer overlevenden dan verwacht van gezonken kruiser. Niet minder wanstaltig. Eén minuut stilte, 4 mei. Een chauffeur stopt zijn bus en gaat er naast staan. Daan en Jesse zien het begin van Playing for time. De mensen die weggevoerd worden in de trein. Ze vragen is dit echt, wisten ze het niet, dachten ze dat ze op vakantie gingen, die ster die ze ophebben is net als in de krant bij de supporters. Shireen woedend. Dat geeneen van die ME-ers ernaast dat doek niet weggerukt heeft. Nu weten ze het godverdomme toch wel. Na een kwartier willen ze naar bed.
Dinsdag
Daan en Jesse verbijsterd dat ze mij om 7 uur zien lopen. Pakken appel en zie in de Volkskrant de kruiser toen hij nog niet gezonken was. Met Fons onderweg naar Brussel veel bijpraten. Have-laar, Belgen, Hollanders en hun verschillende eetgewoontes. Koffiedrinken in café, gordijnen dicht, 's Zaterdags gesloten, het is dinsdag. Willen weer instappen, gordijnen gaan open, en we krijgen koffie. Zie na 3 jaar eerste beelden van 'Mijn vriend'. Schok. Zie mezelf en ook weer niet. Zie werkstuk. 20 over één zijn we klaar. Shireen dacht dat ik thuiskwam eten. Extra veel in huis gehaald. Zoek Daan en Jesse op straat en geniet van elke stap als een oude man het blokje om.
Onder helder groen en meilicht. Vind ze vuurrood voetballend. Op journaal meer overlevenden dan verwacht van gezonken kruiser. Niet minder wanstaltig. Eén minuut stilte, 4 mei. Een chauffeur stopt zijn bus en gaat er naast staan. Daan en Jesse zien het begin van Playing for time. De mensen die weggevoerd worden in de trein. Ze vragen is dit echt, wisten ze het niet, dachten ze dat ze op vakantie gingen, die ster die ze ophebben is net als in de krant bij de supporters. Shireen woedend. Dat geeneen van die ME-ers ernaast dat doek niet weggerukt heeft. Nu weten ze het godverdomme toch wel. Na een kwartier willen ze naar bed.
Achilles Cools -- 3 mei 2004
• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.
3 mei
Nauwelijks was ik buiten of daar kwam de grote zwart-met-witte vogel aanglijden. De rode snavel vooruit, twee stakerige staketsels van poten naar achteren. De ooievaar landde op het wiel boven op de paal die ik in de weide naast de kleine poel had geplant. Voor het eerst in mijn leven stond ik zo dicht bij mijn tot leven gekomen geboortekaartje. Hij sloeg zijn hals naar achteren en begon te klepperen. Ik keek meteen rond of er geen tweede vogel kwam. Die zag ik niet. De ooievaar stond majestueus op het nest, alsof hij nooit anders had gedaan, alsof dat nest al jaren van hem was.
Vermoedelijk had hij bij het overvliegen het wiel herkend als een uitnodiging voor zijn soort. Maar de vogel was zo tam - was het een zwerver, een projectooievaar? In Laakdal, nog geen acht kilometer verder, werden er gekweekt. Misschien kwam hij daarvandaan? Ik had vorig jaar het takkennest nog bijgewerkt. Voordien was er ook al een koppel ooievaars op inspectie geweest, maar ze vlogen door. Ze hadden waarschijnlijk al een goed thuis, verder in het noorden of het oosten.
Ik stond de geluksbrenger minutenlang te bekijken. Toen vloog hij in het gras onder de nestpaal. Hij was totaal niet bang van mij. Ik kon zo langs hem heen lopen. Aan zijn linkerpoot, net boven de knie, droeg hij een zilveren ring. Hij speurde tussen het gras naar insecten, muizen of kikkers. De oogst bleek tegen te vallen, want hij ging ai op de wieken. Boven het wiel draaide hij omhoog en verdween in noordelijke richting. Ik stond als aan de grond genageld, vol weemoed en hoop. Toen hij helemaal verdwenen was, drong het tot me door: de ooievaar was geweest.
3 mei
Nauwelijks was ik buiten of daar kwam de grote zwart-met-witte vogel aanglijden. De rode snavel vooruit, twee stakerige staketsels van poten naar achteren. De ooievaar landde op het wiel boven op de paal die ik in de weide naast de kleine poel had geplant. Voor het eerst in mijn leven stond ik zo dicht bij mijn tot leven gekomen geboortekaartje. Hij sloeg zijn hals naar achteren en begon te klepperen. Ik keek meteen rond of er geen tweede vogel kwam. Die zag ik niet. De ooievaar stond majestueus op het nest, alsof hij nooit anders had gedaan, alsof dat nest al jaren van hem was.
Vermoedelijk had hij bij het overvliegen het wiel herkend als een uitnodiging voor zijn soort. Maar de vogel was zo tam - was het een zwerver, een projectooievaar? In Laakdal, nog geen acht kilometer verder, werden er gekweekt. Misschien kwam hij daarvandaan? Ik had vorig jaar het takkennest nog bijgewerkt. Voordien was er ook al een koppel ooievaars op inspectie geweest, maar ze vlogen door. Ze hadden waarschijnlijk al een goed thuis, verder in het noorden of het oosten.
Ik stond de geluksbrenger minutenlang te bekijken. Toen vloog hij in het gras onder de nestpaal. Hij was totaal niet bang van mij. Ik kon zo langs hem heen lopen. Aan zijn linkerpoot, net boven de knie, droeg hij een zilveren ring. Hij speurde tussen het gras naar insecten, muizen of kikkers. De oogst bleek tegen te vallen, want hij ging ai op de wieken. Boven het wiel draaide hij omhoog en verdween in noordelijke richting. Ik stond als aan de grond genageld, vol weemoed en hoop. Toen hij helemaal verdwenen was, drong het tot me door: de ooievaar was geweest.
donderdag 1 mei 2014
Julien Green -- 2 mei 1954
• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.
2 mei - Is er iets dat werkelijk de moeite waard is om te worden gezegd? Een korte wandeling langs de Seine en een blik in de boekenstalletjes op de kaden overtuigen me er voor de honderd-duizendste keer van dat de overgrote meerderheid van de boeken die geschreven worden ons nauwelijks verrijken. Toch moet je net doen alsof je gelooft in het enorme belang van wat je doet. Dat is het enige waarvoor we op aarde zijn. Ik geloof steeds meer dat alles leeg en ijdel is, behalve de liefde, want de liefde is God. In deze kamer vol boeken waar ik schrijf, heb ik meer dan eens het niets in de ogen gekeken... We moeten God vragen om een nieuw hart dat ons losmaakt van de wereld.
7 mei - Toen ik twintig was legde ik mijn bijbel voor me op tafel en zei tegen mezelf: 'Ik ga doen wat dit boek zegt dat ik doen moet, en verdorie nog toe, dan zal ik kuis zijn!' Dat was precies het omgekeerde van de goede methode. Wat een wilskracht, wat een hovaardij!
Alom heerst verslagenheid over de val van Dien Bien Phu, hoewel we erop waren voorbereid.
2 mei - Is er iets dat werkelijk de moeite waard is om te worden gezegd? Een korte wandeling langs de Seine en een blik in de boekenstalletjes op de kaden overtuigen me er voor de honderd-duizendste keer van dat de overgrote meerderheid van de boeken die geschreven worden ons nauwelijks verrijken. Toch moet je net doen alsof je gelooft in het enorme belang van wat je doet. Dat is het enige waarvoor we op aarde zijn. Ik geloof steeds meer dat alles leeg en ijdel is, behalve de liefde, want de liefde is God. In deze kamer vol boeken waar ik schrijf, heb ik meer dan eens het niets in de ogen gekeken... We moeten God vragen om een nieuw hart dat ons losmaakt van de wereld.
7 mei - Toen ik twintig was legde ik mijn bijbel voor me op tafel en zei tegen mezelf: 'Ik ga doen wat dit boek zegt dat ik doen moet, en verdorie nog toe, dan zal ik kuis zijn!' Dat was precies het omgekeerde van de goede methode. Wat een wilskracht, wat een hovaardij!
Alom heerst verslagenheid over de val van Dien Bien Phu, hoewel we erop waren voorbereid.
Abonneren op:
Posts (Atom)