• Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977.
Woensdag 25 mei
Het campagneburo komt bijeen. De mensen die wekenlang dag-in, dag-uit leiding hebben gegeven aan de verkiezingscampagne, treffen elkaar voor de laatste maal. Het is een volstrekt overbodige vergadering. Dat wisten we vantevoren, maar het breekt een lange, machteloze dag. Niemand weet raad met de plotselinge leegte. Een campagne van alles-op-alles abrupt afgebroken, pal voor het hoogtepunt. De machtige arm van het terrorisme heeft het raderwerk stil gezet. Er hangt een macabere sfeer in het land. Om twee uur verloopt het ultimatum. De lijsttrekker is onbereikbaar. Wij verliezen ons in een koortsachtige non-activiteit. Is alles op tijd afgebeld? Er gaat toch niets door per ongeluk? Ook ons stilvallen wordt tot in de puntjes gecoördineerd. Besloten wordt dat ik als enige naar de NOS-studio ga om de uitslagen van commentaar te voorzien. Op gepaste wijze. Zonder vreugde, ook al winnen we een handvol zetels. Over de uitslag zélf heerst een grote onrust. Niemand waagt zich meer aan een voorspelling. De zorgvuldig opgebouwde campagne eindigt in een chaotisch gevoel van machteloosheid. Er valt geen pijl op te trekken. Zullen de mensen niet massaal thuisblijven? Zal er geen ruk naar rechts optreden? Is dit geen ‘gefundenes Fressen’ voor Glimmerveen? Er hangt een onheilssfeer. Het dreigende ultimatum overschaduwt uiteindelijk de prognoselust.
Veel te vroeg sta ik weer buiten, ik ga naar huis. De radionieuwsdienst meldt een grote opkomst en weinig bijzonderheden uit school en trein. We zouden pas laat gaan stemmen om nog ergens naartoe te kunnen leven. Die stip is zo gauw gezet. Ik rommel rusteloos in mijn papieren. Met karrevrachten verdwijnen ze in de prullebak. Het ultimatum verstrijkt, godzijdank.
Ik begin Hedy op te jagen. Ben je zover? Ze protesteert. Tien minuten later staan we buiten, op weg naar het stemburo. Hajo (9) gaat mee en kontroleert of Hedy wel écht op een vrouw stemt. Gelukkig kan hij maar in één hokje tegelijk zijn. De leden van het stemburo bevestigen de berichten over een grote opkomst. Te snel alweer zijn we op de terugweg.
Bij huis gekomen horen we geschreeuw. Een bouwvakker, werkzaam aan een brug over de Keizersgracht, is getroffen door een zware balk en heeft zijn schouder ernstig verwond. Terwijl hij krimpt van de pijn, vervoeren twee collega's hem naar een auto. De man herkent mij en roept, in al zijn ellende: ‘Verdomme Van Thijn, nou kan ik niet stemmen.’ De auto is aan de kleine kant, het kost moeite om hem erin te krijgen. Ik bied mijn diensten aan. Mijn auto is groter. Even later bevind ik mij op weg naar het ziekenhuis, de man kreunend achterin. Hij moest eens weten. Het gebeuren heeft op mij een bevrijdende uitwerking. Eindelijk weer iets om handen. Even weer die roes van activiteit. Snel begeef ik me door het verkeer. Té snel: de man schreeuwt het uit bij een uitholling overdwars.
Terug uit het ziekenhuis begint een nieuw nietsdoen, maar niet voor lang. Een heftig geroep trekt me naar het raam. Brand. Boven de Amstel hangt een dichte, zwarte rookkolom waarin de vlammen een hartverwarmend dansspel opvoeren. De Amsterdammer in mij wordt wakker. Ik ren naar buiten, op de hielen gevolgd door Hajo. Het blijkt zich af te spelen in een zijstraat van het Waterlooplein. Als we buiten adem arriveren heeft de brandweer de brand al bedwongen. Temidden van de lichtelijk teleurgestelde menigte ontbranden zich rondom mijn persoon heftige politieke discussies. ‘Jullie maken er een rotzooi van,’ roept een vrouw. Anderen nemen het voor mij op: ‘Niks hoor, het is zo'n goser, ik heb op hem gestemd.’ Ik sta er wat verloren bij. Na enige tijd realiseer ik me dat Hajo was meegerend. Hij is nergens te bekennen. Ik schrik. Wanhopig baan ik mij een weg door de mensen. Geen Hajo te zien. Ik ren naar huis. Daar zit meneer, breeduit op de bank. Boos worden heeft geen zin.
De dag is praktisch om. De stembussen gaan dicht. Een record-op-komst, meldt de radionieuwsdienst. Ik word nerveus en bereid mij voor op mijn vertrek naar de studio. De eerste uitslagen druppelen binnen. Plumpumperaveen: winst voor de PvdA. Baalderdam idem dito. Kijk aan, de trend is er.
Tegen achten komt de eerste computervoorspelling: grote winst voor de PvdA, maar het CDA blijft met een neuslengte de grootste partij. Ik bel mijn assistent Berend-Jan: of hij een exemplaar van de resolutie wil meebrengen. Hij had hem al klaar liggen. Ik voorzie moeilijke vragen. Stel je voor, de PvdA als grote verkiezingsoverwinnaar maar toch in de oppositie. Winnen en toch verliezen. Er zal veel gevraagd worden van onze beginselvastheid.
Aangekomen in de studio is alles anders. De PvdA is het CDA voorbij en dat zal zo blijven. Een historische overwinning tekent zich af. Het
kabinet-Den Uyl II is gekozen, het hoeft nog slechts geformeerd te worden.
Ik kan mijn ogen niet geloven. De uitslagen dwarrelen op mij neer als vlokken sneeuw op mijn brilleglazen. Ik zie als in een waas: Helmond: 13% vooruit; 's-Hertogenbosch 12%; Kerkrade 17%; Enschede 13%; Amsterdam 11%; Rotterdam: de absolute meerderheid.
Het wil niet echt tot mij doordringen. Is het omdat ik geen vreugde mag tonen, dat ik ook geen vreugde voel?
Rondom de gekaapte trein doet zich een macaber incident voor, waarover slechts spaarzame berichten doorkomen. Drie in het wit geklede gijzelaars met een strop om de hals worden geruime tijd buiten de trein gezet. Een verklaring wordt niet gegeven.
Ik moet commentaar geven op de uitslagen. Ik prevel wat dingen die iedereen al bedacht had. Een lachje kan er niet af. Wel zeg ik met overtuiging dat alle betrokken politici met zo'n verkiezingsuitslag verplicht zijn tot een snelle formatie.
Vraag: ‘De kiezers zijn prima opgekomen, in grote getale, kunt u het ze aandoen om hen weer een formatie van een half jaar aan de broek te smeren?’
Ik: ‘Nee, dat vind ik niet.’
Vraag: ‘Hoe wilt u dat voorkomen?’
Ik: ‘Nou, door zo snel mogelijk te gaan onderhandelen en van alle kanten te proberen ertoe bij te dragen dat er zo snel mogelijk een kabinet uit de bus komt zoals dat door de kiezers is gewenst.’
Aarzelend ga ik weer zitten, napeinzend over het vraaggesprek. Tja, hoe voorkom je dat het lang gaat duren? Intussen is Wim Aantjes aan het woord. ‘Er moet vlug een nieuwe regering komen, en een goede natuurlijk.’ Hij heeft, zo op het oog, wat minder moeite met de vraag hoe dat moet: Als de PvdA met de grote winst die ze heeft geboekt maar de weg van de redelijkheid zal gaan.
Ik haal (buiten beeld) mijn schouders op. Wat is dat nou? Ik ken geen andere weg.
Frans Andriessen komt, ongenood, binnen. Het gezicht van Aantjes betrekt. ‘Wat moet die hier?’ zeggen zijn ogen. Omdat de beide lijsttrekkers zich noodgedwongen in het crisiscentrum bevinden, zijn uitsluitend hun plaatsvervangers voor commentaar uitgenodigd. Ik weet dat maar al te goed als ik Frans vraag of hij nu de leiding weer op zich gaat nemen. Hij maakt een breed, vragend armgebaar, voor een goed verstaander erg openhartig.
De afwezigheid van Den Uyl en Van Agt begint steeds meer te drukken. Er wordt een quasi-driegesprek in scène gezet tussen Wiegel, Aantjes en mij. Het gesprek heeft een schimmig verloop. Eén van de
thema's is: het VVD/CDA-alternatief. Bestaat dat wel bij 77 kamerzetels? Ik: ‘Nee. Zo'n coalitie is afhankelijk van één man en een halve paardekop. Dat is te weinig.’ Aantjes is minder uitgesproken: ‘Het antwoord op die vraag is voor een deel uit de verkiezingsuitslag af te lezen en voor een deel zal het in de onderhandelingen met de partijen eruit moeten komen.’ De fijne nuance is Wiegel niet ontgaan: ‘De kijkers in het land kunnen precies zien hoe de heer Aantjes opereert. Wat hij heeft gezegd. We weten dus dat er nogal een fikse discussie binnen het CDA zal gaan ontstaan over de vraag met wie het CDA wil gaan regeren ... Het is niet aan mij om in die pot te gaan zitten roeren.’
Er worden drie oude rotten in stelling gebracht. Burger, Geertsema en Tilanus. Zij spreken onomwonden, zoals alleen oud-politici dat kunnen. Formateur of informateur, is de vraag waarop zij worden losgelaten. Jaap Burger is weer op zijn best. ‘Een informateur moet je nemen als je geïnformeerd wil worden. Als je nu nog niet geïnformeerd bent, zoals die verkiezingsuitslag is, dan vraag ik me af wanneer je dan wel geïnformeerd bent. Het is heel duidelijk, dat de formateur Den Uyl moet zijn en er moet op de kortst mogelijke termijn een kabinet voor elkaar zijn.’
Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Had ik dat niet moeten zeggen? Heb ik een scoringskans laten liggen? De argumentatie van Jaap klinkt zo vanzelfsprekend. Maar is het wel zo vanzelfsprekend? Ik voel toch enige twijfel opkomen. Een snelle formatie, ja maar Den Uyl meteen al formateur, is dat echt de snelste weg? Zelfs een gekozen formateur kan mislukken, en wat dan? Ik ben blij dat ik niet voor mijn beurt heb gesproken.
De beurt is nu aan Frans Andriessen. Hij kiest voor een informateur om eerst nog enige punten tot klaarheid te brengen. PvdA of VVD? ‘Ik denk dat er in het CDA vooral mensen zijn die willen proberen om onze eigen politieke inzichten zoveel mogelijk tot gelding te brengen.’
Inmiddels is de einduitslag binnen. De PvdA heeft echt tien zetels gewonnen. Het wachten is nu op de man die deze historische overwinning heeft mogelijk gemaakt.
Hij verschijnt in het beeld vanuit Studio Den Haag. Zijn commentaar betreft de situatie bij De Punt en Boven-Smilde. De toestand daar is ‘ongemeen ernstig’. ‘We zijn er voortdurend mee bezig: hoe kunnen we de kinderen en de gegijzelden in de trein bevrijden en ons zelfrespect bewaren.’
Hij verdwijnt weer uit het beeld. Ik heb tranen in mijn ogen. Dit is echt de minister-president. Gekozen omdat hij geploeterd had. Ploeterend terwijl hij herkozen werd. Geen woord over de verkiezingsuitslag.
Even later wordt de uitzending hervat. Den Uyl tóch over de verkiezingen. ‘Ik heb door de bekende omstandigheden eigenlijk nauwelijks uitslagen gezien, er tussendoor zo nu en dan flitsen.’ Niettemin volgt er een trefzekere analyse die alles wat er tot nu toe gezegd is, doet verbleken. Het meest verheugd is hij over de massale opkomst, juist in een situatie waarin onze rechtsorde zo beproefd wordt: ‘Een overwinning voor de democratie.’
Diep in de nacht gaan we nog even langs Buitenveldert om hem persoonlijk geluk te wensen. Buiten staat een politiewagen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten