• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.
11 mei - Een lunch met veel aanwezigen bij Ritz. Ik zit naast Pierre Brisson. Tegenover ons Claudel, Guéhenno, David Rousset. Claudel vertelt schitterend over de aardbeving van 1923 in Tokio. Een paard staat op de eerste verdieping van een bankgebouw. Een blote dame in haar zitbad, boven op een muur, en om haar heen alleen maar leegte. In het vuile water van een riool, langs een weg, de Italiaanse consul. Een politieagent loopt rustig op en neer (er was nergens paniek). Hij werpt een minachtende blik op de Italiaan en zegt: 'Bij jullie in Italië zijn er toch ook wel eens aardbevingen.' De eerste schok vond om vijf voor twaalf 's morgens plaats. Te midden van een geweldig geraas klinkt vijf minuten later het kanonschot dat net als elke dag aangeeft dat het twaalf uur is. Iemand vraagt aan Claudel: 'Hoe is het om een aardbeving mee te maken?' Antwoord: 'Het is net of je een zeer respectabele dame plotseling haar rokken ziet optillen en als een dolle aan het dansen ziet slaan.' Daarna praat hij over Vergilius, die hij 'de grootste aller dichters' noemt. Uit zijn hoofd citeert hij tamelijk lange passages, maar hij draagt ze voor als proza, zonder te scanderen... Guéhenno praat met vuur over Latijn en Grieks en over de armzaligheid van wat tegenwoordig onder een klassieke opleiding wordt verstaan.
Gesprek voor de radio jet Dominique Arban, die me heel intelligente vragen stelde. Gesproken over mijn kindertijd en over alles in deze wereld wat ik niet in woorden uit te drukken vind. Angst. Eenzaamheid.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten