• Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1943-1944 is verschenen in de Privé Domein-reeks.
Parijs, 14 maart 1943 - 's Middags bij Marcel Jouhandeau, die woont in een huisje in de rue du Commandant Marchand, een uithoekje van Parijs dat mij sinds lang bijzonder bevalt, We zaten met zijn vrouw en Marie Laurencin in zijn tuintje dat, hoewel het nauwelijks breder is dan een handdoek, toch tal van bloemen vertoonde. Zijn vrouw doet denken aan de maskers die men in oude wijnbouwdorpen vindt. Zij slaan ons niet zozeer in hun ban door het spel van de gelaatstrekken alswel door de starheid die afstraalt van hun houten en bontbeschilderde gezichten.
We maakten een rondgang door de woning die, afgezien van de kleine keuken, op elk van haar drie verdiepingen één kamer bezit-beneden een kleine salon, eenhoog de slaapkamer en boven, als het observatorium van een sterrenwacht, een bibliotheek die zo is ingericht dat men er kan wonen.
De wanden van de slaapkamer zijn zwart geverfd en met gouden ornamenten versierd, en er staat Chinees roodgelakt meubilair. De aanblik van dat stille kamertje was beklemmend, maar Jouhandeau verblijft er graag en werkt hier ook in alle vroegte als zijn vrouw nog slaapt. Heel fraai Vertelde hij hoe de vogels langzaam wakker worden en hoe hun melodieën elkaar aflossen.
Toen kwam ook nog Heller, en wij gingen in dc bibliotheek zitten. Jouhandeau toonde ons zijn manuscripten, waarvan hij er een aan mij cadeau deed, zijn herbaria, zijn fotoverzamelingen. In een map met opnamen van zijn vrouw bevonden zich ook naaktfoto's, uit de tijd dat ze nog danseres was. Dat verraste me echter niet bijzonder, want ik wist uit zijn boeken dat zij, met name 's zomers, graag aldus thuis rondloopt en zo ook de deur open doet voor leveranciers, ambachtslieden of de meteropnemer.
Gesprekken. Over de grootvader van mme Jouhandeau, een postbode die om vier uur 's ochtends in zijn wijngaard werkte alvorens de post te bestellen. 'Het werk in de wijngaard was zijn gebed.' Hij zag wijn als universeel geneesmiddel en gaf ook zijn kinderen bij ziekte daarvan te drinken.
Vervolgens over slangen, waarvan een huisvriend eens een dozijn had meegebracht. De dieren hadden zich door de woning verspreid; ze werden nog maandenlang onder de vloerkleden gevonden. Een van hen had de gewoonte 's avonds omhoog te kronkelen langs de voet van een staande schemerlamp; het dier wikkelde zich rond het midden van de lampekap, waar het het warmste was.
Opnieuw werd hier mijn impressie van de Parijse straten, huizen en woningen bevestigd: het zijn archieven van een substantie die doorweven is met oud leven, tot aan de rand gevuld met bewijsstukken, met herinneringen van allerlei aard.
's Avonds op ziekenbezoek bij Florence; ze heeft haar voet verstuikt in het huis van Céline. Ze vertelde dat deze auteur ondanks zijn hoog inkomen steeds lijdt onder geldgebrek omdat hij alles weggeeft aan de meisjes van de straat die met hun kwalen bij hem komen.
Wanneer alle gebouwen verwoest zullen zijn, blijft toch de taal bestaan, als betoverd kasteel met torens en tinnen en met oeroude gewelven en gangen die niemand ooit zal exploreren. Daar, in de schachten, oubliëttes en mijnen, zal men nog kunnen verblijven en uit deze wereld verdwijnen.
Uitgelezen: de Contes magiques. In dat boek vond ik de fraaie zin: 'Hier beneden zijn alleen de mensen met een verheven geest in staat tot een grote liefde, omdat zij als enigen de idee niet opofferen aan de uitwendige aantrekkelijkheden.'
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten