• Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.
19 juni 1917
De vluchtelingen zijn allen gehuisvest en het gaat er goed mee; - klachten hoort men weinig. Ze werken wat mede bij de mensen waar zij inwonen, maar merendeel gaan ze op wandel naar de omliggende dorpen om hun kennissen te bezoeken. Ze spreken een afgrijselijk Frans en hun scherpe stemmen doen vreemd hier langs de eenzame steenweg over de rustigheid van het landschap. Ze praten veel en luide en iets wonders om nagaan en dat misschien de graad van hun geestesontwikkeling aanduidt van die grensbevolking uit Noord-Frankrijk, - ik heb er nog geen enkele gezien die een bewonderende blik geworpen heeft over het landschap dat hier aan onze woning juist zijn pracht openspreidt; voor mensen die hier voor 't eerst komen en nooit anders dan hun roetzwarte huizen en vuile stegen gezien hebben is het niet te begrijpen. Doch zij schijnen aan alles onverschillig zelfs aan hun ongelukkige toestand, en van een ongelooflijke lichtzinnigheid - de meisjes vooral denken enkel aan hun opschik en aan flirten, is 't met geen jongen van hun streek dan maar met een Duitse soldaat...
20 juni 1917
In Kortrijk worden 7.000 werkelozen opgeëist, en ditmaal zijn het niet alleen werkelozen maar mensen van de begoede burgerij en zelfs rijken. Over heel de streek verwacht men hetzelfde en samengebracht met de laatste gebeurtenissen en het bedrijvig leggen van nieuwe ijzerwegen, besluiten de mensen een mogelijke achteruittocht van de Duitsers of een doorbraak van de Engelsen. De paniek komt er in en te Vichte vind ik mensen die hun goeds aan 't inpakken zijn en zich gereed maken om te vluchten.
Vandaag werden al de paspo[o]rten ingevraagd en we worden, zegt men, ingelijfd bij het operatiegebied en alle weerbare mannen zullen weggebracht worden, - 't begin van het einde... maar de angst is algemeen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten