12 Maart 1947.
Gisteren bestuursvergadering van de Ondernemersraad. Na afloop den toestand, die hoogst ernstig is, met Jongejan en Leendertz besproken. Jongejan was 's morgens bij Snouck geweest. Wat ik vreesde, geschiedt. Amerika, het lange wachten moede en zeker dat het de openbare meening achter zich heeft, eischt dat wij de Indische producten, waarnaar de wereld hongert, op de markt brengen en ze niet door uitvoerverboden enz. belemmeren. Dat het om gestolen goed gaat, dat wil zeggen afkomstig van Westersche ondernemingen, en de opbrengst de kas der Republikeinen sterkt, die aldus op onzen rug gefinancierd zouden worden, vindt geen aandacht. Aan Buitenlandsche Zaken ziet men geen licht in de situatie, en ook gezien de radeloosheid van onze Regeering, het voortdurende ophangen van de kwestie aan binnenlandsche partijpolitiek - de Roomschen, die de Partij van de Arbeid niet durven loslaten uit vrees voor afzwenking van hun linkervleugel naar de socialistische gelederen - ziet het er naar uit, dat wij Indië binnen eenige maanden kwijt raken of althans gaan liquideeren. Beel moet wanhopig zijn. Hij en Huysmans zijn nog de flinkste, Lieftinck beseft den ernst van den toestand ook volledig, maar is aan zijn zetel verkleefd en heeft daarom, toen het nog tijd was, niet de consequentie getrokken en de goede menschen gekozen, dus geen Schermerhorn, De Boer en ook niet langer Van Mook. Aan Buitenlandsche Zaken huist één knappe en energieke man: Van Vredenburch. Ik ken hem weinig.
Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten