Den Haag, 29 januari 1853
Ja, ik ben ook ingenomen met het huwelijk [van Napoleon III met de Spaanse gravin Eugenie de Montijo]. Als zij haar rol van society-schoonheid opgeeft — een kwalijke positie voor een keizerin! — kan zij niet alleen een schitterend sieraad voor de troon, maar ook een briljante raadgeefster zijn, geliefd en vereerd bij de Fransen. Ik merk al dat de publieke opinie op haar hand is, zij wordt geprezen! Het moet haar wel duizelen wanneer zij denkt aan de dag van morgen, de ceremonie in de Notre Dame, en dan de toekomst waarin misschien een schavot of een dodelijk schot haar wacht. Napoleon schrijft me veel goeds over haar; dat zij 'vol charme' is, 'aardig, fier, in bepaalde opzichten een echte garçon'.
De koning heeft deze winter nog geen een feest gegeven, sinds 1851 heeft hij geen enkele dame uit het corps diplomatique voor diners uitgenodigd. Dat is allemaal de schuld van de koningin-moeder. Zij verbiedt hem bals te geven, verbiedt hem met mij te dineren (hij doet dat maar tweemaal in de maand), en dwingt hem door dergelijke adviezen haast uitsluitend om te gaan met vulgaire mensen, vrouwen van lichte zeden, en bedienden. Nooit eerder heeft hij zich zo immoreel gedragen; in de ogen van het volk verliest hij steeds meer van zijn prestige. Zij vernietigt al zijn betere gevoelens, zijn liefde voor zijn kinderen; de dag zal komen dat dit alles zich tegen haar zal keren; de algemene chaos, het verval, zullen haar de ogen openen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten