dinsdag 14 januari 2025

Cees Nooteboom • 15 januari 1963

Cees Nooteboom (1933) is een Nederlandse schrijvers. Reisjournalen van zijn hand zijn verschenen in Waar je gevallen bent, blijf je. In het fragment van vandaag beschrijft hij hoe hij in 1963 de Duits-Duitse grens overging..

[15 januari 1963]
[...] West-Berlijn. Je rijdt over de met hoog, wit licht versierde Kurflirstendanun tot aan de uitgevreten, verminkte Ged:ichtnis-kirche, en dan verder. Tot je bevreemding zie je dat er ook in het Westen mines staan, prachtige uitgeholde monumenten met lege ramen zonder kamer erachter, stolsels oorlog, dichtgemet-selde deuren waar vader nooit meer lachend uit naar buiten komt met Werner, de hond. De enige overgang voor niet-militaire niet-Duitsers(!) is in de Friedrichstrassc, maar door een vergissing komen we bij de Brandenburger Tor terecht Sneeuw en maan-licht. Op het verstarde veld ervoor niets, geen mensen, geen auto's. Aan het eind van dat veld de zwarte zullen, daarop de zegewagen. Razende paarden trekken iemand met vleugels die een krans hoog in de lucht houdt naar het Oosten. Daaronder, tot op een vierde van de zuiden, de blinde tanden van de muur. Een Westduitse politieman houdt ons tegen en gebaart dat we nu niet verder mogen rijden. We blijven dus staan en kijken naar wat er niet gebeurt. Twee Russische tanks staan op hoge sokkels in de lucht opgetild, herinnering aan '45. We zien de twee Rus-sische schildwachten, schimmen tussen het marmer.

De Friedrichstrasse is hier niet ver vandaan. Dezelfde controle als bij Helmstede, papieren, papiertjes, geld tellen, slagbomen, een klassieke gravure waar we ons zo menselijk mogelijk door-heen bewegen. Over de straat zijn twee lage muurtjes gebouwd zodat een auto twee krankzinnige zwenkingen zou moeten ma-ken als hij er snel door zou willen rijden. Als al het Duitse zand gemalen is mogen we erdoorheen, en dan zet de stad zich voort zoals steden dat doen na muren : hetzelfde, maar anders. Over-gevoeligheid zal er niet vreemd aan zijn, maar het ruikt hier an-ders, en het is er bruiner. Wij rijden er maar wat doorheen, Wilhelmstrasse, Uwer den Linden, namen waar ik nooit iets mee te maken heb gehad, maar die alleen al door de manier waarop anderen ze uitspreken een bepaalde, al dan niet weemoedige smaak hebben. Het is natuurlijk niet vreemd dat ik me bij Unter den Linden altijd iets heel lichtgroene heb voorgesteld. Vreem-der is dat ik onmiddellijk aanneem dat het niet de winter is waar-door dat groener niet is. Gebouwen, SOMS ook weerruïnes, stra-ten, de Karl Marx-allee met de hoge gebouwen aan twee kanten. Weinig verkeer. Veel lichtreclames. Valt het tegen? Had ik het dramatischer gewild? En niet welk recht trouwens? Voor een monument staan twee soldaten versteend op wacht. Bij de AlexandeMatz rijdt een stoomtrein over een viaduct, verder valt er niets te vertellen-af en toe borden met leuzen die er wat ongelezen uitzien, spreuken die in zichzelf praten. [...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten