• • Graham Greene (1904-1991) was een Britse schrijver. In Vluchtwegen zijn ook dagboekfragmeneten van hem opgenomen.
13 januari 1954
Verder weer naar Luang Prabang. Heeft Vientiane nog twee straten, Luang Prabang beeft er maar één, een paar winkels, een piepklein, eenvoudig, koninklijk paleis (de koning is al even arm als het land) en tegenover het paleis een steile heuvel, bekroond door een pagode waarin zich - naar wordt geloofd - de reuzenvoetafdruk van Boeddha bevindt. Zijstraatjes lopen af naar de Mekong, hier vol water. Je krijgt de indruk van bomen, tempels, kleine, rustige woonhuizen, de rivier en vredigheid. De hele stad kun je lopend in een half uur bekijken, en je hebt het gevoel datje hier wekenlang zou kunnen wonen, werken, wandelen, slapen, als de Viet Minh niet vanuit de bergen in opmars was. "We hebben besloten om voor we morgen teruggaan met de boot de Mekong op te varen naar de grot en het standbeeld van Boeddha dat Luang Prabang tegen zijn vijanden beschermt. Er hangt meer gebedssfeer in een pagode dan in de meeste kerken. De gelaatstrekken van Boeddha kunnen niet geromantiseerd worden zoals die van Christus, er hangen geen afschuwelijke schilderijen aan de muren, geen kruiswegstaties, geen belustheid op martelingen die men niet voelt. Ik betrapte mij erop dat ik tot Boeddha bad, zoals altijd wanneer ik een pagode betreed, want hij moet zich nu toch zeker bij onze heiligen bevinden en zijn bemiddeling moet even krachtig zijn als die van de Kleine Bloem - misschien nog wel krachtiger hier, te midden van een ras dat verwant is aan het zijne.
Na het eten was ik zeer vermoeid, maar vijf pijpen minderwaardige opium - bitter, met slakken - gerookt bij een chauffeur thuis - maakten dat ik mij weer fit voelde. Het was een huis op palen en aan; het eind van de lange veranda zat, afgeschut tegen de muskieten in de duisternis buiten, een zoontje aan een tafel geknield zijn lessen te Ieren terwijl zijn moeder naast hem hurkte. Het zachte opzeggen van zijn les begeleidde het geruis en gepruttel van de pijp.
16 januari 1954. Saigon
Laos bleef tot het eind toe het zorgeloze Laos. Ik maakte mij ongerust omdat de auto te laat kwam en haalde nog maar net het vliegtuig dat om 7.00 uur in het donker opsteeg. Twee tussenlandingen naar Saigon. Om ongeveer 12.30 uur was ik er. Hoe komt het dat het altijd weer goed is om in Saigon terug te zijn ? Ik herinner mij dat ik op mijn eerste reis naar Afrika, toen ik Liberia te voet doorkruiste, vaak droomde van een warm bad, een goede maaltijd en een gerieflijk bed. Ik had wel regelrecht van de Afrikaanse hut waar de ratten 's nachts langs de wanden omlaag renden naar het een of andere luxe-hotel in Europa willen gaan om van het contrast te genieten. In werkelijkheid ervoer je dat contrast nooit zoals je het zou willen-in Liberia, noch later in Mexico. Je kreeg de beschaving stukje bij beetje toegediend - de handelspost in Grand Bassa was een heel stuk beter dan het oerwoud, het consulaat in Monrovia was beter dan het huis van de handelaar, de vrachtboot kwam al heel dicht bij de beschaving, en tegen de tijd datje in Engeland aankwam was er van een contrast geen sprake meer. Hier in Indo-China heb je dat contrast nog wel: Vientiane is een eeuw verwijderd van Saigon.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten