• Rustend zakenvrouw, 53 jaar
Kazerne-gevangenis Apeldoorn . Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
28 Februari 1945
- Al gauw had ik, misschien doordat ik zoo volkomen rustig en kalm was m'n eigen plaats daar. Je vindt gauw de menschen die je aantrekken. Ik zal verschillenden niet vergeten, en één van de eersten is zuster Miep v d Grind. Dat was zoo'n prettige figuur, op de zaal en we hebben veel samengewerkt. Ze was 30, geen kameroudste, maar zij regelde alles goed en zakelijk. Ze had de menschen gauw door, maar was een zegen voor allen. We hebben later wel eens tegen elkaar gezegd, ‘Zouden we daarom hier moeten zijn om de menschen te kunnen helpen’. Tegen ieder was ze vriendelijk, maar had er ook de wind onder, wie t ook was. Ze kamde onze haren als ze bang was voor ongedierte en verzorgde de 3 weermachtsmeisjes toen ze schurft hadden even hartelijk.
De eerste Zondag kwam Rie Waterink om 9 uur bij me en vroeg of ik misschien een wijdingswoord zou willen spreken. t Viel me koud op t lijf, zoo zonder voorbereiding. ‘Oma’ zou t dolgraag hebben, ik zocht in t bijbeltje en besloot te spreken over ‘Doet dan aan de wapenrusting Gods’. Begon met gezang, daarna bijbellezing, gebed, wijdingswoord 15 a 20 min., gebed, gezang. Alles uit t hoofd, maar t ging, omdat ik de oogen zoo vol vertrouwen en verlangen op me zag gericht. Meest geref. en geref. bonders en rechts Hervormden hadden ze hun kerkgang en daarmee hun Zondag zoo gemist. Oma bedankte me zoo hartelijk, nu was t weer Zondag geweest.
Toen heb ik t iedere Zondag gedaan. We gaan vanmiddag (t ging toen op de middag om zuster Miep en Jannetje die 's morgens ook de kamers van de wacht moesten doen) naar de kerk zeiden ze de volgende Zondagen. k Was soms bang dat ik niet een tekst zou kunnen vinden, maar als ik s nachts wakker lag kwam de tekst plots en dan maakte ik de heele preek ook in m'n gedachten klaar. De 2de sprak over ik Ps. 103: Loofden Heer mijn ziel en vergeet nooit eén van zijn weldaden. 3de keer, De Samaritaansche Vrouw aan de Bron, die haar werk liet staan om een oogenblik te luisteren naar de vreemdeling.
4de over 1 Kor. 13. t Slot, zoo zij dan Geloof, Hoop en Liefde, maar de meeste van deze is de Liefde. En over de Liefde juist de liefde tot de menschheid heb ik t gehad. De 2de Zondag heb ik s morgens gezongen, de 3de nadat we samen verschillende psalmen en gezangen gezongen hadden ‘Als God mijn God maar voor mij is’ en de 4de ‘God roept ons broeders tot de daad’. De weken daar heb ik aan geestelijke kracht gewonnen wat ik aan lichamelijke verspeelde, 'k zou er nog weken hebben willen werken enzou t niet hebben willen missen. De 1ste Dinsdag (30 Jan.) kwam Riek de Lange bij me om te vragen of ik het avondgebed wilde uitspreken, ze hadden er zoo'n behoefte aan. Na aarzeling beloofde ik het na de avondboterham te doen. kZag et wel tegen op maar de meeste avonden kwamen de woorden als van zelf en als er iets voorgevallen was of ik had moeilijkheden gehoord of gezien, dan kon ik dat in t gebed verwerken. Zuster Miep en ik bespraken dikwijls samen de stukken die gelezen zouden worden.
Door dit alles kwam ik nader tot de vrouwen, kreeg hun vertrouwen en probeerde ze te helpen en al gauw ging ik iedere avond van bed tot bed, daar een woord en daar een zoen gevend. Corrie van der Hage een schat van een meisje zei de laatste avond. ‘Weet U waar U nu op lijkt Mevrouw? Op Florence Nigtinghale.’ Dat leek wel wat erg hoog, maar ze bedoelde t zoo echt. Lien-Corrie-Janny-Rika, Annie, Nettie, och geen van die jonge meisjes zal ik vergeten, evenmin als de ouderen. Wat maakten we samen plannen ‘als we eens plots allemaal vrij kwamen’. De berichten kwamen behoorlijk door en we bleven optimistisch gestemd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten