• Erich Kästner (1899-1974) was een Duitse schrijver. "Anfang 1945 gelang es ihm, mit einem Filmteam zu angeblichen Dreharbeiten nach Mayrhofen in Tirol zu reisen und dort das Kriegsende abzuwarten. Diese Zeit hielt er in einem 1961 unter dem Titel Notabene 45 veröffentlichten Tagebuch fest." Het boek is in het Nederlands vertaald door Jan Bert Kanon.
Berlijn, 22 februari 1945
Nog steeds geen bericht uit Dresden [van Kästner's ouders]! Ook niet van de familieleden uit Döbeln die ik een telegram had gestuurd. Ook niet van de legerkoerier die uit Dresden wordt terugverwacht en van Orthmann opdracht had gekregen in de Königsbrücker Straße te gaan kijken. Negen dagen zonder nieuws. En morgen ben ik jarig.
Het is begrijpelijk dat er duizend geruchten de ronde doen. Erich Ponto zou, om zichzelf in veiligheid te brengen, uit het raam zijn gesprongen en zijn benen hebben gebroken. Peter Widmann, die bezig was met een film, zou vermist zijn. Günther Lüders, die toevallig in Dresden was, zou Viktor de Kowa's moeder heelhuids naar buiten hebben gebracht.
Mijn deprimerende bedeltochten om iets schriftelijks en gestem-pelds op de kop te tikken, zijn jammerlijk mislukt. Ik wilde me langs de snelweg posteren om te proberen een lift naar Dresden te krijgen. Maar ik kreeg geen toestemming om Berlijn te verlaten. Alleen wie met documenten kon aantonen dat zijn familieleden schade aan lijf en goed hadden geleden, kreeg een dergelijke vergunning. En ik in het bijzonder, zei men, zou zelfs aan zulke documenten niets hebben. Want omdat ik als verboden schrijver niet bij een specifieke groep, Kamer of welke beroepsorganisatie dan ook hoor, mag niemand me de vereiste vrijgeleide verstrekken. En zonder die pas zou ik bij de eerste controlepost van de veldgendarmerie al worden aangehouden.
Berlijn, 27 februari 1945
Op de ochtend van de 23e februari - mijn verjaardag - kwam er eindelijk bericht! Twee brieven en twee briefkaarten, vuil en verkreukeld, in één keer! Dat was een verjaardagscadeau! Ze leven en zijn gezond en zelfs hun huis staat er nog. Omdat de ramen gesprongen zijn en de kamers onder het roet zitten en ijskoud zijn, slapen mijn ouders op de gang. Mama op de bank, papa op bijeengeschoven stoelen. Eten wordt uitgedeeld in de Löwenbrau. Ze vernikkelen van de kou. De koffers en het beddengoed liggen op de handkar in de kelder.
Met de kar stonden ze op 13 februari de hele nacht in de gang van een huis aan de overkant van de straat. Waarom aan de overkant? Ik ben er nog niet achter. Zouden er op de bovenste etages of naast hen inslagen zijn geweest? Tante Lina's villa aan de Albertplatz is uitgebrand. De bank is verwoest. Meesterslager Tischer en kruidenier Kletzsch zijn uit hun zaak gebombardeerd.
Gisteravond bracht Orthmanns koerier vreselijk nieuws. Dresden is weggevaagd. De zuigkracht van het vuur van het brandende Neue Rathaus heeft mensen die uit de Waisenhausstraße vluchtten dwars door de lucht de vlammen in gesleurd, alsof het motten en nachtvlinders waren. Anderen zijn, om zich in veiligheid te brengen, in de blusvijvers gesprongen, maar het water was kokendheet geweest en had hen als kreeften gestoomd. Tienduizenden lijken liggen tussen en onder het puin. En mijn ouders leven! Droefenis, woede en dankbaarheid botsen in mijn hart op elkaar. Als sneltreinen in de mist.
Romeinse generaals stortten zich, met de onvermijdelijke nederlaag voor ogen, in het uitgestoken zwaard. Zo'n zelfmoord door vreemde hand begaat het Derde Rijk. Het Derde Rijk helpt zichzelf om zeep. Maar het lijk heet Duitsland.
We zijn weer een paar dagen in L. Gisteren werden Schöneberg en de binnenstad zwaar getroffen, vooral Alexanderplatz, Seestraße, Müller-straße en Schlesinger Bahnhof. Hitler heeft de gouwleiders Koch en Hanke in Koningsbergen en Breslau via de radio bevolen 'het op hun zware post vol te houden tot hun definitieve zege'. Guben en Forst branden. Enkele transporten uit deze plaatsen en uit Kottbus zijn langs L. gekomen, andere zijn onderweg onderschept. Men heeft ze te laat laten vertrekken. Dat is niet alleen te wijten aan de bureaucratisering van de terugtocht, maar ook aan de ondeugdelijke poging de nederlaag door propaganda te versluieren. Propaganda is tot veel in staat. Ze kan de boel opfleuren. Ze is een kleurmiddel. Maar zodra ze zich aanmatigt de feiten te verdraaien, helpt ze de concurrentie. Dan wordt ze, zoals de volksmond het uitdrukt, 'antiganda'. Dan schminkt ze een ernstig zieke in plaats van een dokter te halen.
In L. moeten vluchtelingen worden ondergebracht. De inwoners verzetten zich. Met het geduld van de bevolking lijkt het bijna gedaan. Ook geamputeerden hoeven in trein en bus niet meer te rekenen op consideratie. Afschrikwekkende dreigementen halen niets meer uit. De mensen zijn er moe van. De angst is van richting veranderd. En het opgestuwde, niet langer te stuiten misnoegen treft de zwakken.
We hebben de eerste sneeuwklokjes geplukt. En de terugkerende spreeuwen vlogen in rumoerige formaties over onze hoofden. Lente en ondergang, zowel in de hemel als op aarde. Natuur en geschiedenis zijn het niet met elkaar eens en maken ruzie voor onze ogen. Hoe mooi zou het niet zijn om ook eens een lente van de geschiedenis te beleven! Maar het staat niet op onze kalender. De historische jaargetijden duren eeuwen en onze generatie leeft en sterft in het 'november van de nieuwe tijd'.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten