De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.
24 mei. Morgen gaan we terug naar de loopgraven. De manschappen zijn pessimistisch maar opgewekt. Ze hebben het er allemaal over dat ze een 'makkie' willen krijgen, zodat ze naar 'Blitey' wor-len gestuurd. Blitey schijnt het Hindoestaanse woord te zijn voor 'thuis'. Mijn bediende, Fry, die in het burgerleven in Cardiff in een papierfabriek werkt, heeft me verhalen verteld over die makkies. Hier zijn er twee.
'Een vent van de Munsters wil een makkie, dus wuift hij met zijn hand boven de borstwering om de aandacht van de Fritzen te trekken. Er gebeurt niks. Hij staat een paar minuten met zijn armen te zwaaien. Er gebeurt niks, geen schot. Hij zet zijn ellebogen op de schietplaats, duwt zijn lijf ondersteboven omhoog en zwaait met zijn benen tot al het bloed naar zijn hoofd is gelopen. Er wordt geen schot gelost. "Ach," zegt die vent van de Munsters, "volgens mij is er daar geen mof te bekennen. Waar hangt dat Duitse leger uit?' Hij gluurt even over de rand-pang! kogel door zijn hoofd. Fini.'
Nog een verhaal: 'Een vent van de Camerons wil een makkie, dolgraag. Hij is het zat, zo ver van huis. Hij steekt zijn hand over de rand en zijn wijsvinger wordt erafgeschoten, en nog twee vingers. Voor mekaar. Hij komt lachend door onze loopgraaf bij de ouwe bottelerie. "Zie je dat, jongens?" zegt hij. "Ik ga fijn terug naar Schotland. Is het geen juweeltje?" Maar op weg naar de verbandplaats vergeet hij te bukken bij de plek waar die ouwe scherpschutter altijd op ligt te loeren. Hij krijgt ook een kogel door zijn hoofd. Fini. Wij lachen, we bestierven het zowat!'
Een makkie krijgen is het enige waar de ouwe rotten aan denken. Maar twaalf man van het bataljon zitten hier al vanaf het begin, en die werken allemaal achter de frontlinie in bevoorcadingsploegen, behalve een, Beaumont, een soldaat in mijn peloton. De paar ouwe rotten die de laatste voorstelling hebben meegemaakt infecteren de nieuwe soldaten met pessimisme; ze geloven niet in de oorlog en hebben ook geen vertrouwen in de staf. Maar hun officieren zullen ze in elk geval overal volgen, omdat die officieren toevallig fatsoenlijke kerels zijn. Ze kijken uit naar een slag omdat ze dan meer kans op een makkie in armen ofbenen hebben dan in de loopgraven. In de loopgraven is het aantal hoofdwonden verhoudingsgewijs veel groter. Haking is de commandant van deze divisie. Hij is de auteur van ons standaardhandboek, Company Training. De laatste voorstellingen waren niet van dien aard dat de compagniescommandanten konden profiteren van zijn aanwijzingen. Vanmorgen kwam hij langs voor een informele inspectie van het bataljon en schudde hij de overlevenden de hand. Er stonden tranen in zijn ogen. Sergeant Smidi vloekte half binnensmonds: Daar hebben we godver wat aan: jaagt godver eerst zijn divisie de vernieling in en staat dan godver te janken over wat er nog van over is.' Tja, het ging mij niets aan; ik stond mezelf niet toe met de sergeant of met de generaal mee te voelen. Ze zeggen hier dat Haking tegen generaal French heeft gezegd dat het moreel van de divisie volledig is verdwenen. Voor zover ik het kan bekijken is dat niet juist; de divisie zal wel vechten, maar zonder veel enthousiasme. Ze zeggen ook dat wij, als het Nieuwe Leger komt, worden teruggetrokken en minstens enige maanden als verbindingstroepen zullen worden ingezet. Ik geloof er niets van. Nieinand zal er bezwaar tegen hebben steeds opnieuw de divisies te laten afslachten die er onderhand aan gewend zijn geraakt om afgeslacht te worden. De algemene indruk hier is dat de divisies van het Nieuwe Leger Weinig militaire waarde zullen hebben.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten