Leiden 8 Mt 1834
N.M. van half 4 - 5 't schrikkelijk druk gehad ten einde alles in gereedheid te brengen en te laten brengen ter ontfangst van het Dispuut. Zulk een dag is een gulden dag voor de hospita, een ezelsdag voor de dienstmaagd, en een der pijnlijkste voor den student. Van 6 - 2 Dispuut.
‘Een kille doodskou' greep mij aanNiet omdat de eenzaamheid als den Hertog, in 't vers waar uit deze regels zijn, mij siddering aanjoeg, maar 't is een der elendigste gewaarwordingen, wanneer men een dozijn jongelui op zijn kamer gehad heeft en die behoorlijk uitgelaten, terug te keeren op zijn vertrek. Alles van zijn plaats, alles vuil - De symmetrie waarop gij en uw hospita met vereende krachten zoo gewerkt hebt en telkens veranderd en verbeterd, geheel verbroken. Uw lamp staat niet meer in 't midden; uw kaarsen branden in de pijp - de helft van uw wijnflesschen ligt op zijn kant op tafel - een paar zijn er nog overeind; gij valt over een kurk die op de grond ligt en trapt een pijpe-kop tot gruis - uw brood ligt in ongeregelde brokken in de broodmand en op de borden - uw kaas -- kunt gij niet aanzien - daar staat een wijnglas half vol met asch van een cigaar die aan de wanden hangt; de tafel is vol asch uit de pijpen - hier staat dit kopjen dat bij dat schoteltjen hoort - hier ligt een heele plas wijn, gestort - doch nu wordt de beschrijving al te hartroerend en ik schei er dadelijk uit - Met overdenkingen aan onze laatste gesprekken ontleend ging ik te bed en viel weldra in slaap. L. Zondag 9 Maart 1834. V.M. Indien de zon over het schouwspel van wanorde en elende dat mijn kamer opleverde is opgegaan, ik heb het niet gezien. Om zeker te weten alles aan een kant te vinden kwam ik niet dan ten 10 uren uit mijn slaapvertrek. Eere zij de dienstmaagd! 't was of er niets gebeurd was. Alles was op zijn plaats, de tafel glom als een spiegel, 't ontbijt was netjens opgezet &c. Ik bracht nu ook mijn kamer dadelijk in zijn vorige toestand en herstelde de boeken die ik gewoon ben rondom mij te hebben in hunne rechten. [...]
Toen elk mijn disch verliet.’
[allusie op het werk van Tollens]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten