• Gerard Reve (1923-2006) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Vrijdag 1 maart
Het mag een wonder heten dat wij thuisgekomen zijn. Wij stonden op in dat hotel, begaven ons per taxi naar Station Hollands Spoor, en daar bleek ons dat er in België door de staking geen treinverkeer was.* Matroos kocht kaartjes naar Roosendaal. Al daar zouden wij zien hoe wij verder konden komen, want er bestonden misschien lijndiensten van autobussen. In de trein naar Roosendaal riep een stem uit de luidspreker dat een stoptrein naar Antwerpen op onze trein aansloot, en dat bleek inderdaad het geval te zijn.
Antwerpen is een stad met sociale problemen en tegenstellingen, maar het Centraal Station* is en blijft een droom van schoonheid. Ik dacht als het moet dan blijven wij hier gewoon zitten, drinken en eten iets want er zijn volop comfortabele banken. Er liepen geen treinen meer, maar frieten en ballen gehakt met brood en zuur waren zonder rantsoenbon of knipkaart in de vrije verkoop, en de krantenkiosk was open en stond vol met binnen- en buitenlandse periodieken en boeken. Met een mooi boek vliegt de tijd om, dat weet iedereen.
Het was precies 12 uur a.m., en om 10 uur p.m., reeds tien uur later dus, zouden de treinen wederom gaan rijden. Buiten regende het nog steeds maar in een station, net als in een huis, regent het nooit. Matroos echter maakte zich zorgen over de Vier Dieren, onze vier katten dus, die wij thuis hadden moeten achterlaten, wel met voldoende eten en drinken, maar misschien zoude de lange eenzaamheid hen overstuur maken. Het waren en zijn onze lievelingen. De oudste is groot en waardig, zwart met wit, en heet Majesteit, al noemt Matroos haar Willy. De kleinere zwart-wit poes heet Kroonprins, door Matroos Cor genoemd. De witte kat heet volgens mij Sneeuwwitje, maar Matroos zegt Marc. De vierde en kleinste poes, cypers met veel oker, heet Broertje, terwijl Matroos Leentje zegt. O, welk een liefde en begrip ontvangen wij van deze vier montere trippelaars op onhoorbare voetjes! Hoewel het U eigenlijk niet aangaat vertel ik U dat Majesteit en Kroonprins, No. 1 en No. 2 dus, beiden niet katholiek zijn: zij zeggen wij willen liever een open opinie behouden. Nu, dat kan. Sneeuwwitje en Broertje zijn beiden zeer katholiek, waarschijnlijk omdat zij nog zeer jong waren toen ze bij ons kwamen wonen. Hier geldt jong geleerd oud gedaan, al zijn zij nog niet oud. Een verdere bizonderheid is dat de witte kat (Sneeuwwitje) ogen van verschillende kleur heeft: het ene oog is lichtblauw, het andere lichtoranje. Een witte kat met twee kleuren van ogen is altijd doof, dat is een natuurwet, al is in dit geval de doofheid niet totaal: een stoel die omvalt die hoort hij, maar zang en spraak ontgaan hem, zodat hij zelf zonder geluid mauwt. Maar wel door en door gezond, en zeer stoeigraag, echt een deugniet van een robbedoes.287-2016>995-2023>
donderdag 29 februari 2024
woensdag 28 februari 2024
Gerard Reve • 29 februari 1996
• Gerard Reve (1923-2006) ) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Donderdag 29 februari 1996
Wij zitten nu in een hotel in Den Haag waar het doodstil is. Doodop maar voldaan. Ook Matroos is zeer tevreden. Wederom opgetreden voor een volle zaal. Twee hoofdstukken voorgelezen uit mijn nieuwe boek dat vandaag verschenen is: vóór de pauze Hoofdstuk Tien, over mijn verblijf in de ontwenningskliniek, wegens een delirium, en na de pauze Hoofdstuk Zestien: het verhaal over de asthmatische jongen in het ziekententje. Beide hoofdstukken zijn treuriger dan iemand anders het bedenken kan, maar de zaalvloer dreunde van het lachen. En het boek zelf was er, dus dat kocht men. Het was net verschenen. Ook beantwoordde ik schriftelijke vragen, die tijdens de pauze waren ingediend. Eén ervan had betrekking op het natuurlijk schaamtegevoel, waarvan ik wel eens gewag heb gemaakt. De vrager of vraagster wilde graag weten of er volgens mij ook in de Natuur schaamte bestond. Ik gaf van die natuurlijke schaamte een duidelijk voorbeeld, namelijk dat van de twee honden die het aan de openbare weg met elkaar doen: de ene hond kijkt naar rechts en de andere hond naar links, elk dus een andere kant uit, om te zien of er politie aankomt. Een zichtbaar voorbeeld is altijd beter dan een theoretisch betoog.
264-2012>
Donderdag 29 februari 1996
Wij zitten nu in een hotel in Den Haag waar het doodstil is. Doodop maar voldaan. Ook Matroos is zeer tevreden. Wederom opgetreden voor een volle zaal. Twee hoofdstukken voorgelezen uit mijn nieuwe boek dat vandaag verschenen is: vóór de pauze Hoofdstuk Tien, over mijn verblijf in de ontwenningskliniek, wegens een delirium, en na de pauze Hoofdstuk Zestien: het verhaal over de asthmatische jongen in het ziekententje. Beide hoofdstukken zijn treuriger dan iemand anders het bedenken kan, maar de zaalvloer dreunde van het lachen. En het boek zelf was er, dus dat kocht men. Het was net verschenen. Ook beantwoordde ik schriftelijke vragen, die tijdens de pauze waren ingediend. Eén ervan had betrekking op het natuurlijk schaamtegevoel, waarvan ik wel eens gewag heb gemaakt. De vrager of vraagster wilde graag weten of er volgens mij ook in de Natuur schaamte bestond. Ik gaf van die natuurlijke schaamte een duidelijk voorbeeld, namelijk dat van de twee honden die het aan de openbare weg met elkaar doen: de ene hond kijkt naar rechts en de andere hond naar links, elk dus een andere kant uit, om te zien of er politie aankomt. Een zichtbaar voorbeeld is altijd beter dan een theoretisch betoog.
264-2012>
dinsdag 27 februari 2024
Gerard Reve • 28 februari 1996
• Gerard Reve (1923-2006) ) was een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Woensdag 28 februari
Zoals u weet klaag ik nooit, zelfs als er geen reden voor is. Ik ging naar de winkel, en welk een prachtig weder was het rondom! Het werd een geweldige dag, dat kon niet anders. Op de terugweg naar mijn woning keek ik omhoog, en ziet: er stond een groot wit kruis aan de hemel. Ik vertelde het aan Matroos Vosch, en die zeide het komt gewoon van de vliegtuigen. Het is wat men gewoon noemt: hebt U ooit een vliegtuig een kruis zien slaan? Ik niet.
Men hoort van alles. Na de Mis van jongstleden zondag maakte ik een praatje met onze pastoor. "Gerard", vroeg hij mij, "denkt gij dat er een voortbestaan is na de dood?" Ik zeide: "Daar vraagt ge mij wat! Ik zal er over nadenken, en ik wil kijken of ik het ergens kan opzoeken. Er is literatuur over."
Vandaag was het helemaal een goede dag. Nergens pijn, en mijzelf voelde ik ook goed. Ik wilde echt een man zijn die de strijd niet uit de weg gaat.
Gisteren in de lunchpauze een voordracht gehouden in de grote stad Gent. Een volle zaal, met veel jonge mensen die gezamenlijk wilden bouwen aan een nieuwe en rechtvaardiger maatschappij. Daarna signeerde ik boeken. Een jongen viel mij wenend om de hals en kuste mij. Zijn tranen bevochtigden mijn gelaat. Ik kuste ook hem, en kon slechts enkele woorden uitspreken: "Lieve jongen..." Matroos kan het bevestigen, als een of andere persmuskiet mocht beweren dat het niet waar is. Neen, het is waar gebeurd, en niet door verdienste maar door Genade. 171-2015>
Woensdag 28 februari
Zoals u weet klaag ik nooit, zelfs als er geen reden voor is. Ik ging naar de winkel, en welk een prachtig weder was het rondom! Het werd een geweldige dag, dat kon niet anders. Op de terugweg naar mijn woning keek ik omhoog, en ziet: er stond een groot wit kruis aan de hemel. Ik vertelde het aan Matroos Vosch, en die zeide het komt gewoon van de vliegtuigen. Het is wat men gewoon noemt: hebt U ooit een vliegtuig een kruis zien slaan? Ik niet.
Men hoort van alles. Na de Mis van jongstleden zondag maakte ik een praatje met onze pastoor. "Gerard", vroeg hij mij, "denkt gij dat er een voortbestaan is na de dood?" Ik zeide: "Daar vraagt ge mij wat! Ik zal er over nadenken, en ik wil kijken of ik het ergens kan opzoeken. Er is literatuur over."
Vandaag was het helemaal een goede dag. Nergens pijn, en mijzelf voelde ik ook goed. Ik wilde echt een man zijn die de strijd niet uit de weg gaat.
Gisteren in de lunchpauze een voordracht gehouden in de grote stad Gent. Een volle zaal, met veel jonge mensen die gezamenlijk wilden bouwen aan een nieuwe en rechtvaardiger maatschappij. Daarna signeerde ik boeken. Een jongen viel mij wenend om de hals en kuste mij. Zijn tranen bevochtigden mijn gelaat. Ik kuste ook hem, en kon slechts enkele woorden uitspreken: "Lieve jongen..." Matroos kan het bevestigen, als een of andere persmuskiet mocht beweren dat het niet waar is. Neen, het is waar gebeurd, en niet door verdienste maar door Genade. 171-2015>
maandag 26 februari 2024
J.H. Leopold • 27 februari 1890
• De dichter J.H. Leopold hield een reisdagboek bij toen hij in 1890 in Italië was.
27 Februari.
De overgang van Frankrijk in Italië is niet plotseling voor hem, die langs de Corniche reist. Het departement der Alpes Maritimes was niet al te lang geleden nog Italiaansch en heeft zijne vroegere nationaliteit nog niet verloochend. Het landschap neemt te Cannes, te Nice al het karakter aan, dat het in Italië zal blijven behouden; de huizen der oude stadswijken zijn er even hoog en kris en kras door elkaar gebouwd, de straten even nauw en donker en kil, en de bewoners spreken er zooal geen Italiaansch dan toch evenmin Fransch. Zoodat men alleen aan de uithangborden en de taal der gegoede voorbijgangers bemerkt, dat men nu toch Italië is binnengekomen.
's Middags heb ik een wandeling gemaakt, eerst naar de havenpier om een overzicht over de ligging der stad te krijgen. Achter mij de zee helder, zooals een Hollandsch oog niet gewoon is, dat zich dan ook telkens bedriegt in het peilen der diepte, op den bodem wier en bruine rotsen, waar het dieper is, wordt het water licht groen, dat naar den horizont toe donkerder wordt tot blauw en indigo toe. Een bekorend en nimmer vermoeiend gezicht deze deining en het op en neer gaan van het gladde en doorzichtige water. Water? al het afschrikwekkende, de gedachte aan koude, en vochtigheid verdwijnt en overblijft de lust en lokkend verlangen te liggen in deze doorschijnende vloeistof, die blinkt en flikkert van zonneschijn.
Voor mij het overzicht van de stad. Langs den grooten weg aan de kust villa's, het nieuwere gedeelte op de vooruitspringende, lagere heuvel tusschen het groen, daarachter stijgt een hoogere heuvel, geheel bebouwd door de oude stad, grijs en onoogelijk, zoodat de geheele heuvel den indruk maakt van een groote hoop puin. Op de top verheft zich fier en tartend een witte kerk met twee puntige torens. En achter de stad loopt een groote ring bergen, van zee tot zee, met de hoogste top achter de stad. Gedeeltelijk zijn zij met olijven begroeid, hoogerop naakte bruin-vale rotsen, en men moet denken aan de havelooze kleeding der land bewoners, zoo is een versleten kleed van vaal verschoten groen om de bergen geplooid, dat op vele plaatsen de naakte rotsen doorlaat.
Vreemd, zooals in den vreemde, te midden van al het nooit tevoren geziene en gehoorde, de herinnering aan het vaderland den sterksten indruk blijft maken. Want terwijl er wolkjes trokken over de bruine bergtoppen en hunne schaduwen donker over de bruine spitsen gingen, werd ik herinnerd aan de heide en de schaduwen die er over heen schuiven, en lang waren mijn gedachten in het vaderland en ik had een zoet verlang naar de lente daar en de lichte wolkjes over de heide.
Toen ben ik voor de tweede maal langs een anderen weg in de oude stad gegaan. En wat van uit de verte aan een puinhoop deed denken, bleek het dichtbij ook werkelijk te zijn; ik kwam door een wijk, die geheel was ingevallen; geen daken waren op de huizen, de muren waren gedeeltelijk verbrokkeld, alles onbewoond en verlaten. Er kwam een oud vrouwtje. Quando sono cadute queste case, brabbelde ik. Terra mota was het klassieke antwoord. En dan nog beweren dat het Latijn een doode taal is!
Deze oude stad heeft groote aantrekkelijkheid, want zij heeft een schat van schilderachtige straten, lichteffecten en bruine huisjes in de vele winkels van calzolai etc. En het leven van het volk. Op de steilste gangen komt u de houthakker tegen achter zijn beladen muilezel, vrouwen met vaatjes landwijn op het hoofd, die ik op een plaatsje vullen zag door een matrone met verroesten blikken nap uit een groot vat. Alle vrouwen hebben doeken op het hoofd en ook de mannen zijn veelkleurig gekleed; het is het echte Italië van de plaatjes en oleografieën.
's Avonds ben ik nog uitgegaan en heb in een café een concert gehoord van vier Napolitaansche meistreelen, waarvan twee met levendige en koddige gebaren en dans-liedjes voordroegen. Een vooral was de aandacht waard, zijn dikke buik in een nauwe broek gesjord en met een kleurige sjerp bedwongen, een vette gladgeschoren kin en wangen, blinkend van zweet, toegenepen slimme oogjes, een borstelige opgestreken knevel, een vroolijk en slim gezicht, een vroolijkheid, die op uw duiten berekend was.
Ik kwam weer langs de zee terug, die flauw door de telkens bewolkte maan werd beschenen, verderop verdween zij in de grijze nevels, aan de kust schoot gril de witte branding voort, als de donkere strepen der golven braken aan de rotsen. En ik dacht aan Ilion, waar dezelfde zee aan het strand had geslagen en aan den vertoornden Achilles, in den nacht aan de zee zittende.
27 Februari.
De overgang van Frankrijk in Italië is niet plotseling voor hem, die langs de Corniche reist. Het departement der Alpes Maritimes was niet al te lang geleden nog Italiaansch en heeft zijne vroegere nationaliteit nog niet verloochend. Het landschap neemt te Cannes, te Nice al het karakter aan, dat het in Italië zal blijven behouden; de huizen der oude stadswijken zijn er even hoog en kris en kras door elkaar gebouwd, de straten even nauw en donker en kil, en de bewoners spreken er zooal geen Italiaansch dan toch evenmin Fransch. Zoodat men alleen aan de uithangborden en de taal der gegoede voorbijgangers bemerkt, dat men nu toch Italië is binnengekomen.
's Middags heb ik een wandeling gemaakt, eerst naar de havenpier om een overzicht over de ligging der stad te krijgen. Achter mij de zee helder, zooals een Hollandsch oog niet gewoon is, dat zich dan ook telkens bedriegt in het peilen der diepte, op den bodem wier en bruine rotsen, waar het dieper is, wordt het water licht groen, dat naar den horizont toe donkerder wordt tot blauw en indigo toe. Een bekorend en nimmer vermoeiend gezicht deze deining en het op en neer gaan van het gladde en doorzichtige water. Water? al het afschrikwekkende, de gedachte aan koude, en vochtigheid verdwijnt en overblijft de lust en lokkend verlangen te liggen in deze doorschijnende vloeistof, die blinkt en flikkert van zonneschijn.
Voor mij het overzicht van de stad. Langs den grooten weg aan de kust villa's, het nieuwere gedeelte op de vooruitspringende, lagere heuvel tusschen het groen, daarachter stijgt een hoogere heuvel, geheel bebouwd door de oude stad, grijs en onoogelijk, zoodat de geheele heuvel den indruk maakt van een groote hoop puin. Op de top verheft zich fier en tartend een witte kerk met twee puntige torens. En achter de stad loopt een groote ring bergen, van zee tot zee, met de hoogste top achter de stad. Gedeeltelijk zijn zij met olijven begroeid, hoogerop naakte bruin-vale rotsen, en men moet denken aan de havelooze kleeding der land bewoners, zoo is een versleten kleed van vaal verschoten groen om de bergen geplooid, dat op vele plaatsen de naakte rotsen doorlaat.
Vreemd, zooals in den vreemde, te midden van al het nooit tevoren geziene en gehoorde, de herinnering aan het vaderland den sterksten indruk blijft maken. Want terwijl er wolkjes trokken over de bruine bergtoppen en hunne schaduwen donker over de bruine spitsen gingen, werd ik herinnerd aan de heide en de schaduwen die er over heen schuiven, en lang waren mijn gedachten in het vaderland en ik had een zoet verlang naar de lente daar en de lichte wolkjes over de heide.
Toen ben ik voor de tweede maal langs een anderen weg in de oude stad gegaan. En wat van uit de verte aan een puinhoop deed denken, bleek het dichtbij ook werkelijk te zijn; ik kwam door een wijk, die geheel was ingevallen; geen daken waren op de huizen, de muren waren gedeeltelijk verbrokkeld, alles onbewoond en verlaten. Er kwam een oud vrouwtje. Quando sono cadute queste case, brabbelde ik. Terra mota was het klassieke antwoord. En dan nog beweren dat het Latijn een doode taal is!
Deze oude stad heeft groote aantrekkelijkheid, want zij heeft een schat van schilderachtige straten, lichteffecten en bruine huisjes in de vele winkels van calzolai etc. En het leven van het volk. Op de steilste gangen komt u de houthakker tegen achter zijn beladen muilezel, vrouwen met vaatjes landwijn op het hoofd, die ik op een plaatsje vullen zag door een matrone met verroesten blikken nap uit een groot vat. Alle vrouwen hebben doeken op het hoofd en ook de mannen zijn veelkleurig gekleed; het is het echte Italië van de plaatjes en oleografieën.
's Avonds ben ik nog uitgegaan en heb in een café een concert gehoord van vier Napolitaansche meistreelen, waarvan twee met levendige en koddige gebaren en dans-liedjes voordroegen. Een vooral was de aandacht waard, zijn dikke buik in een nauwe broek gesjord en met een kleurige sjerp bedwongen, een vette gladgeschoren kin en wangen, blinkend van zweet, toegenepen slimme oogjes, een borstelige opgestreken knevel, een vroolijk en slim gezicht, een vroolijkheid, die op uw duiten berekend was.
Ik kwam weer langs de zee terug, die flauw door de telkens bewolkte maan werd beschenen, verderop verdween zij in de grijze nevels, aan de kust schoot gril de witte branding voort, als de donkere strepen der golven braken aan de rotsen. En ik dacht aan Ilion, waar dezelfde zee aan het strand had geslagen en aan den vertoornden Achilles, in den nacht aan de zee zittende.
zondag 25 februari 2024
Leo Vroman • 26 februari 2003
• Leo Vroman (1915-2014) was bioloog, dichter en schrijver. In 2006 verscheen zijn Misschien tot morgen. Dagboek 2003-2006.
Woensdag 25 februari
4:11 a.m. Er moest blijkbaar een oude vrouw vermoord maar ik wou toch niet meedoen met al die mensen in het donker, gelukkig volgde een Javaans feest, warm en met kleine lichtjes en in de verte wat een gamelan had moet zijn. Soedah, buiten regent het nog steeds maar de Trinity wil niet overstromen, tenminste niet in het donker, en het ijzige Pier One wil niet smelten. Vandaag T's geheugentest, als ik het hare had was ik een knappert. Even een spelletje Shanghai en dan naar bed.
6:16 p.m. T had haar psychologische check-up. We moesten een uur wachten, en de psychologe was vergeten of ze mij of T moest ondervragen en testen. 8 dagen geleden had T haar sonogram, en we hebben nog niets over het resultaat gehoord, het ligt waarschijnlijk ergens in het dikke boek over haar waar nooit een dokter naar kijkt tot we bellen.
Donderdag 26 februari
2:36 a.m. Die psychologe vroeg wat mijn gebied was, ik zei bloed aan oppervlakken, er is een effct naar mij genoemd, en ze riep: Ben jij dat? Of bent U dat, zoiets weet je in het Engels natuurlijk niet.
INHOUD EN OPPERVLAK
Een steen hoewel nog kerngezond
wou weten waar ze uit bestond,
dacht zó hard Meer dan oppervlak
dat zij heus heus in tweeën brak,
dus kregen haar twee oppervlakken
de splijtzucht werkelijk te pakken
en spoedig was zij talloos vele
maar toch nog net geklede delen
Toen zij puur krachten en quraken [?] was
besefte zij haar inhoud pas:
zij was niets dan van die of die
het bijgeloof of de theorie
MORAAL:
Hoop dat het kalfsvlees op jouw bord
jouw theorie of inhoud wordt.
Verder kan ik niet gaan, denk ik. Nog een Klondike of drie en dan naar bed.
184-2014>
Woensdag 25 februari
4:11 a.m. Er moest blijkbaar een oude vrouw vermoord maar ik wou toch niet meedoen met al die mensen in het donker, gelukkig volgde een Javaans feest, warm en met kleine lichtjes en in de verte wat een gamelan had moet zijn. Soedah, buiten regent het nog steeds maar de Trinity wil niet overstromen, tenminste niet in het donker, en het ijzige Pier One wil niet smelten. Vandaag T's geheugentest, als ik het hare had was ik een knappert. Even een spelletje Shanghai en dan naar bed.
6:16 p.m. T had haar psychologische check-up. We moesten een uur wachten, en de psychologe was vergeten of ze mij of T moest ondervragen en testen. 8 dagen geleden had T haar sonogram, en we hebben nog niets over het resultaat gehoord, het ligt waarschijnlijk ergens in het dikke boek over haar waar nooit een dokter naar kijkt tot we bellen.
Donderdag 26 februari
2:36 a.m. Die psychologe vroeg wat mijn gebied was, ik zei bloed aan oppervlakken, er is een effct naar mij genoemd, en ze riep: Ben jij dat? Of bent U dat, zoiets weet je in het Engels natuurlijk niet.
INHOUD EN OPPERVLAK
Een steen hoewel nog kerngezond
wou weten waar ze uit bestond,
dacht zó hard Meer dan oppervlak
dat zij heus heus in tweeën brak,
dus kregen haar twee oppervlakken
de splijtzucht werkelijk te pakken
en spoedig was zij talloos vele
maar toch nog net geklede delen
Toen zij puur krachten en quraken [?] was
besefte zij haar inhoud pas:
zij was niets dan van die of die
het bijgeloof of de theorie
MORAAL:
Hoop dat het kalfsvlees op jouw bord
jouw theorie of inhoud wordt.
Verder kan ik niet gaan, denk ik. Nog een Klondike of drie en dan naar bed.
184-2014>
Jules en Edmond de Goncourt • 25 februari 1860
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette.
Zaterdag 25 februari
Bezoek van Flaubert. Als bewijs van zijn provinciale vasthoudendheid, van zijn verbeten ijver, vertelde hij ons over de fantastische dingen, die hij drie jaar lang in Rouen heeft geschreven. Hij droeg stukken voor van een treurspel waar hij met Bouilhet aan was begonnen, over de ontdekking van de koepokstof, volgens de meest zuivere beginselen van Marmontel – waarin alles, tot aan ‘pokdalig als een schuimspaan’, in metaforen van wel acht regels was gevat –, wat het koppige doorzettingsvermogen van de man laat zien, zelfs als het grappen betreft die goed zijn voor een kwartier amusement.
Sinds hij van school is, heeft hij veel geschreven, maar nooit iets gepubliceerd, behalve twee kleine artikeltjes in een Rouaanse krant. Hij betreurt het dat hij een roman van ongeveer honderdvijftig bladzijden, die hij geschreven heeft toen hij van school kwam, niet kan publiceren: hij beschrijft daarin het bezoek aan een prostituée van een jonge man die zich verveelt, een psychologische roman die te veel persoonlijke zaken bevat.
Als het erop aankomt, ontbreekt het deze rondborstige, oprechte, openhartige en uitermate vrolijke man aan van die kleine haakvormige elementjes, die van een kennis een vriend kunnen maken. Het was dezelfde tijd van de dag als waarop wij hem voor het eerst hebben ontmoet, en toen wij hem voorstelden eens bij ons te komen eten, zei hij dat het hem speet, maar dat hij alleen ’s avonds kon werken. Ach! Wat is het toch een vermakelijk misverstand! Die mensen – van wie de burgers denken dat zij altijd aan feesten en orgieën bezig zijn en twee keer zoveel meemaken als de anderen –, die mensen hebben geen avond vrij voor vriendschap en gezelligheid. Het zijn eenzame, teruggetrokken werkers, die ver van het normale leven afstaan, met een eigen gedachtenwereld en een opus.
Molière is de opkomst van de bourgeoisie, een krachtige uitdrukking van de geest van de derde stand. Het is het begin van het gezonde verstand en de nuchtere rede, het einde van die zich overal manifesterende ridderlijkheid en poëzie. Vrouwen, liefde en al die edele, galante hartstochten worden er teruggebracht tot de beperkte maat van het huishouden en de bruidsschat. Er wordt tegen ieder elan en iedere spontaneïteit waarschuwend en corrigerend opgetreden. Corneille is de laatste heraut van de adel; Molière is de eerste dichter van de burgerstand. 149-2015>
Zaterdag 25 februari
Bezoek van Flaubert. Als bewijs van zijn provinciale vasthoudendheid, van zijn verbeten ijver, vertelde hij ons over de fantastische dingen, die hij drie jaar lang in Rouen heeft geschreven. Hij droeg stukken voor van een treurspel waar hij met Bouilhet aan was begonnen, over de ontdekking van de koepokstof, volgens de meest zuivere beginselen van Marmontel – waarin alles, tot aan ‘pokdalig als een schuimspaan’, in metaforen van wel acht regels was gevat –, wat het koppige doorzettingsvermogen van de man laat zien, zelfs als het grappen betreft die goed zijn voor een kwartier amusement.
Sinds hij van school is, heeft hij veel geschreven, maar nooit iets gepubliceerd, behalve twee kleine artikeltjes in een Rouaanse krant. Hij betreurt het dat hij een roman van ongeveer honderdvijftig bladzijden, die hij geschreven heeft toen hij van school kwam, niet kan publiceren: hij beschrijft daarin het bezoek aan een prostituée van een jonge man die zich verveelt, een psychologische roman die te veel persoonlijke zaken bevat.
Als het erop aankomt, ontbreekt het deze rondborstige, oprechte, openhartige en uitermate vrolijke man aan van die kleine haakvormige elementjes, die van een kennis een vriend kunnen maken. Het was dezelfde tijd van de dag als waarop wij hem voor het eerst hebben ontmoet, en toen wij hem voorstelden eens bij ons te komen eten, zei hij dat het hem speet, maar dat hij alleen ’s avonds kon werken. Ach! Wat is het toch een vermakelijk misverstand! Die mensen – van wie de burgers denken dat zij altijd aan feesten en orgieën bezig zijn en twee keer zoveel meemaken als de anderen –, die mensen hebben geen avond vrij voor vriendschap en gezelligheid. Het zijn eenzame, teruggetrokken werkers, die ver van het normale leven afstaan, met een eigen gedachtenwereld en een opus.
Molière is de opkomst van de bourgeoisie, een krachtige uitdrukking van de geest van de derde stand. Het is het begin van het gezonde verstand en de nuchtere rede, het einde van die zich overal manifesterende ridderlijkheid en poëzie. Vrouwen, liefde en al die edele, galante hartstochten worden er teruggebracht tot de beperkte maat van het huishouden en de bruidsschat. Er wordt tegen ieder elan en iedere spontaneïteit waarschuwend en corrigerend opgetreden. Corneille is de laatste heraut van de adel; Molière is de eerste dichter van de burgerstand. 149-2015>
J. Henry Hallam • 24 februari 1945
• De Brit J. Henry Hallam zat in 1944 en 1945 als krijgsgevangene in Stalag VIII-B in wat nu Polen is. Hij hield in die tijd een dagboek bij.
Februari 23 1945 Friday.
A cold sleep last night. Have slice of bread and salt for breakfast. The cart goes after dinner for rations. Dick has worked the oracle, he has been out, and brought a kit bag full of spuds [aardappelen] in, also a pound of meat, and a good piece of Jerry sausage [moffenworst]. The Gods must be smiling on us. Midday soup was good, also “bukshees” [extra porties]. Made a stew of the meat, and a few spuds for tea. Dick says he feels full, I do too. What a marvellous feeling. Tom gets some apples off the old Frau: today seems to be our lucky day.
Februari 24 1945 Saturday.
Sleep fairly warm. Drizzling with rain. Tom warms a few boiled spuds up for breakfast, have a slice of dried bread with them, and one apple to finish off. The rations are due today. Wonder what the news is. Boil up more spuds, afraid we’ll all look like spuds soon. Rumour we might move on Monday.The rations come up! We get a loaf per man to last us for four days say the Jerry, also a little cheese. Dick does a bit of wood chopping. Tom is out on patrol. Also get a little of Jerry synthetic honey with our rations. Have cold spuds, little cheese and coffee for supper. Weather gets much colder I’m sure, our barn is cold.
Februari 25 1945 Sunday.
Sleep warm. Had coffee and three baked spuds for breakfast and a slice of bread and white cheese with salt to taste, and one apple as desert. Dick gets two more loafs of bread. Soup, tasty. Dick and I take a little exercise in the yard: just like “pukka” convicts. We get a treat today; they cook up some porridge in the cookhouse, we got “bukshees” too. Have drink of weak tea, and a slice of bread and honey for supper. Allied Forces rumoured fighting in the Rhur Valley.
Februari 26 1945 Monday.
Wonders will never cease, we were awakened about three o’clock this morning by Sgt. Humphreys with a lorry load of Red Cross Parcels. Everyone is happy again. I too feel a little elated. Have coffee with milk and sugar in it, what a treat. The parcels are American the first I have seen; each parcel has one hundred cigs inside. I have given my cigs to Tom and Dick. I shall start smoking when smokes get more plentiful. Dick goes milking cows, gets a little milk. Tom makes a stew for supper. It is raining outside, we get in bed early again. Humphreys has reported the case of the man getting shot to Stalag IVA
Februari 27 1945 Tuesday
Slept well last night. Dick has gone milking cows again! So we shall get milk in the coffee again. Have bread and American marg for breakfast with a little piece of Jerry sausage and apple. I have washed my vest this morning. We have our last brew of tea today. Ration cart does not go till tomorrow. Today the Jerry puts a smart one over us; we all pack up to move all for nothing. We had complained about guards stealing Red Cross Milk cows --- rumoured foot and mouth disease, no more milk. Rumours of going to Stalag at Pilsen.178-2017>
Februari 23 1945 Friday.
A cold sleep last night. Have slice of bread and salt for breakfast. The cart goes after dinner for rations. Dick has worked the oracle, he has been out, and brought a kit bag full of spuds [aardappelen] in, also a pound of meat, and a good piece of Jerry sausage [moffenworst]. The Gods must be smiling on us. Midday soup was good, also “bukshees” [extra porties]. Made a stew of the meat, and a few spuds for tea. Dick says he feels full, I do too. What a marvellous feeling. Tom gets some apples off the old Frau: today seems to be our lucky day.
Februari 24 1945 Saturday.
Sleep fairly warm. Drizzling with rain. Tom warms a few boiled spuds up for breakfast, have a slice of dried bread with them, and one apple to finish off. The rations are due today. Wonder what the news is. Boil up more spuds, afraid we’ll all look like spuds soon. Rumour we might move on Monday.The rations come up! We get a loaf per man to last us for four days say the Jerry, also a little cheese. Dick does a bit of wood chopping. Tom is out on patrol. Also get a little of Jerry synthetic honey with our rations. Have cold spuds, little cheese and coffee for supper. Weather gets much colder I’m sure, our barn is cold.
Februari 25 1945 Sunday.
Sleep warm. Had coffee and three baked spuds for breakfast and a slice of bread and white cheese with salt to taste, and one apple as desert. Dick gets two more loafs of bread. Soup, tasty. Dick and I take a little exercise in the yard: just like “pukka” convicts. We get a treat today; they cook up some porridge in the cookhouse, we got “bukshees” too. Have drink of weak tea, and a slice of bread and honey for supper. Allied Forces rumoured fighting in the Rhur Valley.
Februari 26 1945 Monday.
Wonders will never cease, we were awakened about three o’clock this morning by Sgt. Humphreys with a lorry load of Red Cross Parcels. Everyone is happy again. I too feel a little elated. Have coffee with milk and sugar in it, what a treat. The parcels are American the first I have seen; each parcel has one hundred cigs inside. I have given my cigs to Tom and Dick. I shall start smoking when smokes get more plentiful. Dick goes milking cows, gets a little milk. Tom makes a stew for supper. It is raining outside, we get in bed early again. Humphreys has reported the case of the man getting shot to Stalag IVA
Februari 27 1945 Tuesday
Slept well last night. Dick has gone milking cows again! So we shall get milk in the coffee again. Have bread and American marg for breakfast with a little piece of Jerry sausage and apple. I have washed my vest this morning. We have our last brew of tea today. Ration cart does not go till tomorrow. Today the Jerry puts a smart one over us; we all pack up to move all for nothing. We had complained about guards stealing Red Cross Milk cows --- rumoured foot and mouth disease, no more milk. Rumours of going to Stalag at Pilsen.178-2017>
donderdag 22 februari 2024
Adriana Modoo • 23 februari 1944
• Adriana Modoo (1902-?) was in 1942 onderwijzeres in Djokjakarta. Net als alle andere Nederlanders werd ze na de Japanse bezetting geïnterneerd in een kamp. Van de jaren in het kamp hield ze een dagboek bij, waaruit fragmenten zijn opgenomen in De Japanse bezetting in dagboeken. Vrouwenkamp Ambarawa.
23 februari 1944
Vanmiddag om 3 uur kwamen er twee auto's vol Nippen. Alle loodsleidsters moesten bij de wacht komen en vernamen daar dat alle meisjes en vrouwen van 18 tot en met 28 jaar zich onmiddellijk moesten melden. Aan dezen werd gevraagd, hoe oud en of ze getrouwd waren en kinderen hadden. Ondertussen werden ze erg kritisch bekeken. Wat zou dat nu weer te betekenen hebben? Ook twee meisjes van 17 werden gecommandeerd omdat ze op de lijst van de heren als 18 genoteerd stonden. We hebben afschuwelijke vermoedens.
27 februari 1944
Tokkie heeft vandaag haar honderdste ei gelegd, terwijl haar vier kinderen, allen hennetjes, binnenkort wel aan de leg zullen gaan. Vele mensen zouden het. mij hoogst kwalijknemen als ze wisten, dat ik mijn aantekeningen vandaag begin met mededelingen over zoiets onbelangrijks als een kip, terwijl er hier gisteren en vandaag ernstige dingen gebeurd zijn.
De Nippen van laatstleden woensdag [23 februari] hebben namelijk de volgende dag een tweede bezoek gebracht en toen werd een gedeelte van de vrouwen en meisjes weer bij de wacht geroepen. Men deed hun dezelfde vragen weer, bekeek hen ondertussen van top tot teen op een vuile manier en zette tekentjes achter hun namen. En gisteren kwam de aap uit de mouw: er verschenen vier Nippen met een lege autobus. Tien jonge meisjes, blijkbaar de uitverkorenen, moesten vlug een koffertje pakken en instappen, ondanks protesten en jammerklachten van de moeders, die als enige troost de verzekering kregen, dat hun dochters naar Semarang gebracht werden, dat haar niets kwaads zou overkomen en dat zij minstens een maand weg zouden blijven! Er worden natuurlijk allerlei veronderstellingen geopperd voor het doel van deze reis. De meeste stemmen heeft wel: voor een propagandafilm.
27 juli 1944
Ik heb destijds wel vermeld dat er een tiental meisjes door de kempe[itai] zijn uitgezocht en weggevoerd, maar tot nog toe verzuimd mede te delen dat later bleek dat de legerautoriteiten van de affaire niets afwisten en na onderzoek het herhaalde dringende verzoek van de moeders van de meisjes inwilligden om bij haar dochters gebracht te worden zodat dezen eind mei met haar eventuele overige kinderen ons kamp met onbekende bestemming verlaten hebben. Laten we hopen, dat die moeders haar dochters in ongeschonden staat teruggevonden hebben. Wij hebben nooit meer iets van de zaak gehoord.
23 februari 1944
Vanmiddag om 3 uur kwamen er twee auto's vol Nippen. Alle loodsleidsters moesten bij de wacht komen en vernamen daar dat alle meisjes en vrouwen van 18 tot en met 28 jaar zich onmiddellijk moesten melden. Aan dezen werd gevraagd, hoe oud en of ze getrouwd waren en kinderen hadden. Ondertussen werden ze erg kritisch bekeken. Wat zou dat nu weer te betekenen hebben? Ook twee meisjes van 17 werden gecommandeerd omdat ze op de lijst van de heren als 18 genoteerd stonden. We hebben afschuwelijke vermoedens.
27 februari 1944
Tokkie heeft vandaag haar honderdste ei gelegd, terwijl haar vier kinderen, allen hennetjes, binnenkort wel aan de leg zullen gaan. Vele mensen zouden het. mij hoogst kwalijknemen als ze wisten, dat ik mijn aantekeningen vandaag begin met mededelingen over zoiets onbelangrijks als een kip, terwijl er hier gisteren en vandaag ernstige dingen gebeurd zijn.
De Nippen van laatstleden woensdag [23 februari] hebben namelijk de volgende dag een tweede bezoek gebracht en toen werd een gedeelte van de vrouwen en meisjes weer bij de wacht geroepen. Men deed hun dezelfde vragen weer, bekeek hen ondertussen van top tot teen op een vuile manier en zette tekentjes achter hun namen. En gisteren kwam de aap uit de mouw: er verschenen vier Nippen met een lege autobus. Tien jonge meisjes, blijkbaar de uitverkorenen, moesten vlug een koffertje pakken en instappen, ondanks protesten en jammerklachten van de moeders, die als enige troost de verzekering kregen, dat hun dochters naar Semarang gebracht werden, dat haar niets kwaads zou overkomen en dat zij minstens een maand weg zouden blijven! Er worden natuurlijk allerlei veronderstellingen geopperd voor het doel van deze reis. De meeste stemmen heeft wel: voor een propagandafilm.
27 juli 1944
Ik heb destijds wel vermeld dat er een tiental meisjes door de kempe[itai] zijn uitgezocht en weggevoerd, maar tot nog toe verzuimd mede te delen dat later bleek dat de legerautoriteiten van de affaire niets afwisten en na onderzoek het herhaalde dringende verzoek van de moeders van de meisjes inwilligden om bij haar dochters gebracht te worden zodat dezen eind mei met haar eventuele overige kinderen ons kamp met onbekende bestemming verlaten hebben. Laten we hopen, dat die moeders haar dochters in ongeschonden staat teruggevonden hebben. Wij hebben nooit meer iets van de zaak gehoord.
woensdag 21 februari 2024
Julien Green • 22 februari 1970
• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Uit zijn zorgvuldig geformuleerde dagboeknotities komt hij naar voren als een gewetensvolle denker en zoeker. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.
22 februari — Er zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen die geloven in het eeuwigdurend vuur dat de verdoemden wacht. Je denkt aan wat Flaubert over George Sand zei: 'Ze heeft er alle belang bij niet in de hel te geloven.' Een antwoord dat je deze mensen ook zou kunnen geven is het antwoord van de arts aan de dame die verklaarde dat ze niet in bacillen geloofde: 'Denkt u dat ze zich daar iets van aantrekken?' Niet naar de hel gaat hij die God liefheeft, want voor de liefde is er geen plaats in de hel.
27 februari - Het boek van Simone de Beauvoir over de ouderdom is angstaanjagend. De ouderdom komt plotseling, net als de dood. Ik verwacht ze allebei. 'Het einde van je jeugd komt precies even onverwachts,' zei een jonge vriend tegen me. 'Ja,' zei ik. 'Eerst lezen we in de ogen van de voorbijgangers dat we jong en aantrekkelijk zijn, en dan komt er een dag, een moment, waarop we er niets meer in lezen. Je loopt langs hen heen en ze zien je niet eens. Je wordt de onzichtbare.' Ik kwam tot die ontdekking in 1945, en het liet me volmaakt onverschillig. Ik dacht: 'Hé, het is voorbij.' En dat was alles.
Op de televisie een film over Heydrich. Zijn dierlijke gezicht, wreed en sluw. Als hij was blijven leven had hij misschien al zijn inspanningen geconcentreerd op het Franse verzet, dat hij besloten had uit te roeien.416-2020>
22 februari — Er zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen die geloven in het eeuwigdurend vuur dat de verdoemden wacht. Je denkt aan wat Flaubert over George Sand zei: 'Ze heeft er alle belang bij niet in de hel te geloven.' Een antwoord dat je deze mensen ook zou kunnen geven is het antwoord van de arts aan de dame die verklaarde dat ze niet in bacillen geloofde: 'Denkt u dat ze zich daar iets van aantrekken?' Niet naar de hel gaat hij die God liefheeft, want voor de liefde is er geen plaats in de hel.
27 februari - Het boek van Simone de Beauvoir over de ouderdom is angstaanjagend. De ouderdom komt plotseling, net als de dood. Ik verwacht ze allebei. 'Het einde van je jeugd komt precies even onverwachts,' zei een jonge vriend tegen me. 'Ja,' zei ik. 'Eerst lezen we in de ogen van de voorbijgangers dat we jong en aantrekkelijk zijn, en dan komt er een dag, een moment, waarop we er niets meer in lezen. Je loopt langs hen heen en ze zien je niet eens. Je wordt de onzichtbare.' Ik kwam tot die ontdekking in 1945, en het liet me volmaakt onverschillig. Ik dacht: 'Hé, het is voorbij.' En dat was alles.
Op de televisie een film over Heydrich. Zijn dierlijke gezicht, wreed en sluw. Als hij was blijven leven had hij misschien al zijn inspanningen geconcentreerd op het Franse verzet, dat hij besloten had uit te roeien.416-2020>
dinsdag 20 februari 2024
Corneille • 21 februari 1957
• Corneille (Guillaume Corneille van Beverloo, 1922-2010) was een Nederlandse schilder. In 1957 was hij in Ethiopië, en hield toen een reisdagboek bij.
21 februari.
Het decor dat we sinds vanmorgen voor ons zien: hoge, koude bergen, bezaaid met reusachtige wolfsmelk, cactussen, distels, aloë's, overladen met oranje-rode klokjes, - alles van adembenemende afmetingen.
22 februari.
Terwijl de kilometers achter ons wegvallen, registreert mijn oog beelden: een edelman met zwarte sik te paard; zijn eega volgt hem met haar lange zonnescherm van gevlochten stro; een voornaam en trots heerschap, begeleid door schildknapen te voet, die de wapens van hun meester dragen: een geweldige sabel en lange, fijnbewerkte geweren; een onstuimige ruiter met vertoornde blik, op weg naar een feest, met lans en schild; boerinnen in lange rijen, gebukt onder het gewicht van grote waterkruiken, prachtig, antiek van vorm, waarvan ze de halzen dichtstoppen met welriekende planten, geplukt bij de hier zo talrijke bronnen; drukgebarende priesters of monniken, in de ene hand een bewerkt kruis, in de andere een vliegenmepper (een soort karwats).
21 februari.
Het decor dat we sinds vanmorgen voor ons zien: hoge, koude bergen, bezaaid met reusachtige wolfsmelk, cactussen, distels, aloë's, overladen met oranje-rode klokjes, - alles van adembenemende afmetingen.
22 februari.
Terwijl de kilometers achter ons wegvallen, registreert mijn oog beelden: een edelman met zwarte sik te paard; zijn eega volgt hem met haar lange zonnescherm van gevlochten stro; een voornaam en trots heerschap, begeleid door schildknapen te voet, die de wapens van hun meester dragen: een geweldige sabel en lange, fijnbewerkte geweren; een onstuimige ruiter met vertoornde blik, op weg naar een feest, met lans en schild; boerinnen in lange rijen, gebukt onder het gewicht van grote waterkruiken, prachtig, antiek van vorm, waarvan ze de halzen dichtstoppen met welriekende planten, geplukt bij de hier zo talrijke bronnen; drukgebarende priesters of monniken, in de ene hand een bewerkt kruis, in de andere een vliegenmepper (een soort karwats).
maandag 19 februari 2024
Godevaert van Haecht • 20 februari
• Godevaert van Haecht (1546-1599): De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders
[20 Februari 1573]
Item op den 16 en 20 dach Februarius werden tot Antwerpen weder 7 wederdoopers so vrouwen en mans levendich verbrant met geveeterde tonghen, benemende den menschen de spraeke om Godt te loven ende vuele werdt er in ander steden oock gevangen waeraf ick niet en scryve.
Item deestyt syn diveersche soldaten uyt Bommel by den Bosche getrocken die haer met die van Hollant en Seelant houden ende hebben het stedeken van Megen ingenomen en berooft; dies Ducdalbe [hertog van Alva] hertterstont van diveersche steden, soldaten derwerts scickten, maer mits sy sulcx hoorden syn se met den buet na Bommel getrocken en de stat verlaten.
Item deestyt de conick Carel de 9 van dien name, hebbende de stat van Rotsielle belegert en alreede sommige scade geleden, is in dese maent selve in persoone wel met 20.000 mannen met alderhande gereetschap van orlogen derwaerts getrocken met den ganschen hofgesin, met synen broeder Herry als goevernuer generael van de ermeye en met monsr de Gwise, en oock met syn swager, de conick van Naverre ende den jongen prinsche van Conde, die met der herten, geloof ick, den hugenooten niet en conden bestryden; maer mits sy sedert de moort van Parys als gevangen bewaert syn geweest, so moesten sy mede, 't en waere, mits sy beyde jonck synde, verleydt waeren; den tyt sal leeren.
[20 Februari 1573]
Item op den 16 en 20 dach Februarius werden tot Antwerpen weder 7 wederdoopers so vrouwen en mans levendich verbrant met geveeterde tonghen, benemende den menschen de spraeke om Godt te loven ende vuele werdt er in ander steden oock gevangen waeraf ick niet en scryve.
Item deestyt syn diveersche soldaten uyt Bommel by den Bosche getrocken die haer met die van Hollant en Seelant houden ende hebben het stedeken van Megen ingenomen en berooft; dies Ducdalbe [hertog van Alva] hertterstont van diveersche steden, soldaten derwerts scickten, maer mits sy sulcx hoorden syn se met den buet na Bommel getrocken en de stat verlaten.
Item deestyt de conick Carel de 9 van dien name, hebbende de stat van Rotsielle belegert en alreede sommige scade geleden, is in dese maent selve in persoone wel met 20.000 mannen met alderhande gereetschap van orlogen derwaerts getrocken met den ganschen hofgesin, met synen broeder Herry als goevernuer generael van de ermeye en met monsr de Gwise, en oock met syn swager, de conick van Naverre ende den jongen prinsche van Conde, die met der herten, geloof ick, den hugenooten niet en conden bestryden; maer mits sy sedert de moort van Parys als gevangen bewaert syn geweest, so moesten sy mede, 't en waere, mits sy beyde jonck synde, verleydt waeren; den tyt sal leeren.
zaterdag 17 februari 2024
Frederik van Eeden • 19 februari 1899
• De Nederlandse schrijver en psychiater Frederik van Eeden (1860-1932), hield naast een uitgebreid dagboek ook een dromenboek bij.
19 februari 1899
Eergisteren na een drukke dag een heldere droom, maar verward en zwak. Ik zag het landschap, lucht en boomen, maar de boomen veranderden en ik zag ze bij brokken verdwijnen. Ik riep: ‘Betsy, Betsy, Betsy’, al achter elkaar, maar er kwam iemand die zoo weinig op haar geleek dat ik het niet geloofde. Toen bedacht ik weer een middel om den droom te verifieeren. Ik trok met speeksel een vochtig kruis over mijn handpalm, om te zien of dat bleef als ik wakker werd.
Toen droomde ik dat ik wakker werd en het natte kruis op mijn linker hand voelde, door het tegen mijn wang te houden, en aldus constateerde dat de droom echt was.
Heel veel later werd ik werkelijk wakker en voelde dat mijn linkerhand al den tijd rustig gesloten op mijn borst had gelegen.
19 februari 1899
Van nacht een dwaze droom waarin ik ‘winter zwembroeken’ kocht, met Betsy. Ze waren van dik wollen truie-goed bruin, met zwart-satijnen strikjes op zij. Ik was er volkomen ernstig bij.411-2020>
19 februari 1899
Eergisteren na een drukke dag een heldere droom, maar verward en zwak. Ik zag het landschap, lucht en boomen, maar de boomen veranderden en ik zag ze bij brokken verdwijnen. Ik riep: ‘Betsy, Betsy, Betsy’, al achter elkaar, maar er kwam iemand die zoo weinig op haar geleek dat ik het niet geloofde. Toen bedacht ik weer een middel om den droom te verifieeren. Ik trok met speeksel een vochtig kruis over mijn handpalm, om te zien of dat bleef als ik wakker werd.
Toen droomde ik dat ik wakker werd en het natte kruis op mijn linker hand voelde, door het tegen mijn wang te houden, en aldus constateerde dat de droom echt was.
Heel veel later werd ik werkelijk wakker en voelde dat mijn linkerhand al den tijd rustig gesloten op mijn borst had gelegen.
19 februari 1899
Van nacht een dwaze droom waarin ik ‘winter zwembroeken’ kocht, met Betsy. Ze waren van dik wollen truie-goed bruin, met zwart-satijnen strikjes op zij. Ik was er volkomen ernstig bij.411-2020>
Walter van den Broeck • 18 februari 1998
• Walter van den Broeck (1943-2024) was een Vlaamse schrijver. Deze brief schreef hij aan Koen Peeters & Kamiel Vanhole ('Les Copains de la Littérature').
Turnhout, 18 februari 1998
Beste K & K,
Of ik mijn verleden kan reconstrueren aan de hand van mijn brieven? Niet alleen dat van mezelf maar zelfs dat van mijn hele familie! Dat komt doordat mijn familie zich in de loop der tijden vanuit de Kempen zowel naar de Filipijnen als naar de Verenigde Staten, Mexico, Engeland en Duitsland heeft vertakt. Er ging haast geen dag voorbij zonder dat de postbode een brief bracht.
Van kindsbeen af schreef ikzelf elke week naar mijn grote broer en om de maand naar mijn Opa van Herentals in Amerika. Mijn eigen brieven zijn helaas verloren gegaan maar de hunne kwamen in de margarinedozen terecht, waarin mijn ouders ook de aan hen gerichte brieven bewaarden.
Toen na hun dood het huisraad onder de kinderen verdeeld diende te worden, liet ik de meubelstukken en elektrische apparaten graag over aan broers en zus. Ik wilde alleen ‘al dat papier’. Zo kwam ik eindelijk in het bezit van de brieven die mijn Filipijnse grootmoeder in de jaren dertig aan mijn vader schreef, en vielen mij bovendien tot mijn niet geringe verrassing zelfs de liefdesbrieven in handen die mijn moeder in de jaren twintig aan mijn vader had geschreven. (De brieven die mijn vader aan haar had geschreven heb ik haar ooit in de kachel zien gooien. Het ietwat vergeelde roze lint zat er nog omheen. ‘Toch allemaal maar leugens,’ mopperde ze.)
Ook de brieven van mijn Opa uit Aachen, mijn Tante Emma uit Düsseldorf, en mijn Onkel Heinrich uit Richterich heb ik op die manier verworven. Die van mijn kierewiete Onkel Heinrich zijn nog in het Gotisch geschreven. Als ik die wil lezen moet ik mij telkens opnieuw met behulp van mijn Assimil Duits (blz. 172, Einundsiebzigste Lektion) dat rare alfabet eigen maken. Van mijn Duitse Opa koester ik de brief waarin hij mijn ouders feliciteert met mijn geboorte. Toen ik die terugvond, kreeg ik een raar gevoel. Het was dus toch waar dat de wereld al van voor mijn geboorte bestond!
Van mijn Mexicaanse broer kreeg ik in de jaren tachtig de brieven cadeau die Opa van Herentals hem in de jaren vijftig vanuit Florida en later vanuit El Paso schreef.
Van de brieven die ik sinds mijn zeventiende zelf heb geschreven bewaar ik dubbels. Dat komt doordat men ons in de lessen Handelscorrespondentie telkens opnieuw op het hart drukte altijd een dubbel te maken van elk document, zodat er geen misverstanden konden rijzen omtrent overeengekomen prijzen, kortingen, leveringstermijnen, enzovoort. Dat vond ik toen zo'n goed idee dat ik dat systeem sindsdien ook op mijn persoonlijke correspondentie ben gaan toepassen. Daardoor kan ik te allen tijde controleren wàt ik aan wìe heb geschreven.
Al die brieven en dubbels bewaar ik in mappen. De oudste brief dateert van 24/6/1915. Hij werd geschreven door Onkel Gerard vanuit het S.B. Res. Jnf. Regt. 25 4. Kamp en is gericht aan mijn moeder die toen tien was.
De hele ‘familiale’ correspondentie beslaat intussen twaalf mappen. Vanzelfsprekend zijn de brieven chronologisch gerangschikt. Dat heeft tot gevolg dat na een brief van mijn Mexicaanse broer, een kattebelletje van mijn zus uit Mol of een vakantie-ansicht van mijn schoonmoeder uit Benidorm kan volgen.
Aparte mappen heb ik aangelegd voor mijn correspondentie met collega's, uitgevers, theaters & theatermensen, filmproducenten & filmmakers, tv-omroepen & -mensen, productiehuizen, kranten & tijdschriften, enzovoort.
Uit sommige mappen zijn ook submappen ontstaan. Zo heeft de map Uitgevers in de loop der jaren de mappen Manteau, Houtekiet en De Bezige Bij gebaard.
Aan de hand van al dat materiaal zou je niet alleen mijn hele familiegeschiedenis kunnen reconstrueren, je zou er ook mooie tijdsbeelden uit kunnen distilleren. Ik merk bijvoorbeeld dat ik in mijn brieven aan mijn Mexicaanse broer, net zoals mijn vader dat eertijds deed, steevast ‘de toestand in de wereld’ bespreek en de ‘Belgische situatie’ voor hem samenvat.
Van een deeltje van die correspondentie heb ik intussen al gebruik gemaakt om mijn boek Aantekeningen van een stambewaarder te schrijven. Tussendoor werk ik aan een soort vervolg op dat boek en maak daarbij vooral gebruik van de correspondentie tussen 1948 en 1958. Maar het werk vordert traag doordat er zich in deze turbulente tijden steeds weer urgenter thema's opdringen.
Om deze correspondentie ooit tot een gigantische familiegeschiedenis om te vormen zal ik wellicht de gezegende leeftijd van een Ernst Jünger moeten bereiken. Dat ben ik dan ook van plan.
In de hoop jullie nieuwsgierigheid hiermee enigszins te hebben bevredigd,
vriendelijke en collegiale groet,
Walter van den Broeck
Turnhout, 18 februari 1998
Beste K & K,
Of ik mijn verleden kan reconstrueren aan de hand van mijn brieven? Niet alleen dat van mezelf maar zelfs dat van mijn hele familie! Dat komt doordat mijn familie zich in de loop der tijden vanuit de Kempen zowel naar de Filipijnen als naar de Verenigde Staten, Mexico, Engeland en Duitsland heeft vertakt. Er ging haast geen dag voorbij zonder dat de postbode een brief bracht.
Van kindsbeen af schreef ikzelf elke week naar mijn grote broer en om de maand naar mijn Opa van Herentals in Amerika. Mijn eigen brieven zijn helaas verloren gegaan maar de hunne kwamen in de margarinedozen terecht, waarin mijn ouders ook de aan hen gerichte brieven bewaarden.
Toen na hun dood het huisraad onder de kinderen verdeeld diende te worden, liet ik de meubelstukken en elektrische apparaten graag over aan broers en zus. Ik wilde alleen ‘al dat papier’. Zo kwam ik eindelijk in het bezit van de brieven die mijn Filipijnse grootmoeder in de jaren dertig aan mijn vader schreef, en vielen mij bovendien tot mijn niet geringe verrassing zelfs de liefdesbrieven in handen die mijn moeder in de jaren twintig aan mijn vader had geschreven. (De brieven die mijn vader aan haar had geschreven heb ik haar ooit in de kachel zien gooien. Het ietwat vergeelde roze lint zat er nog omheen. ‘Toch allemaal maar leugens,’ mopperde ze.)
Ook de brieven van mijn Opa uit Aachen, mijn Tante Emma uit Düsseldorf, en mijn Onkel Heinrich uit Richterich heb ik op die manier verworven. Die van mijn kierewiete Onkel Heinrich zijn nog in het Gotisch geschreven. Als ik die wil lezen moet ik mij telkens opnieuw met behulp van mijn Assimil Duits (blz. 172, Einundsiebzigste Lektion) dat rare alfabet eigen maken. Van mijn Duitse Opa koester ik de brief waarin hij mijn ouders feliciteert met mijn geboorte. Toen ik die terugvond, kreeg ik een raar gevoel. Het was dus toch waar dat de wereld al van voor mijn geboorte bestond!
Van mijn Mexicaanse broer kreeg ik in de jaren tachtig de brieven cadeau die Opa van Herentals hem in de jaren vijftig vanuit Florida en later vanuit El Paso schreef.
Van de brieven die ik sinds mijn zeventiende zelf heb geschreven bewaar ik dubbels. Dat komt doordat men ons in de lessen Handelscorrespondentie telkens opnieuw op het hart drukte altijd een dubbel te maken van elk document, zodat er geen misverstanden konden rijzen omtrent overeengekomen prijzen, kortingen, leveringstermijnen, enzovoort. Dat vond ik toen zo'n goed idee dat ik dat systeem sindsdien ook op mijn persoonlijke correspondentie ben gaan toepassen. Daardoor kan ik te allen tijde controleren wàt ik aan wìe heb geschreven.
Al die brieven en dubbels bewaar ik in mappen. De oudste brief dateert van 24/6/1915. Hij werd geschreven door Onkel Gerard vanuit het S.B. Res. Jnf. Regt. 25 4. Kamp en is gericht aan mijn moeder die toen tien was.
De hele ‘familiale’ correspondentie beslaat intussen twaalf mappen. Vanzelfsprekend zijn de brieven chronologisch gerangschikt. Dat heeft tot gevolg dat na een brief van mijn Mexicaanse broer, een kattebelletje van mijn zus uit Mol of een vakantie-ansicht van mijn schoonmoeder uit Benidorm kan volgen.
Aparte mappen heb ik aangelegd voor mijn correspondentie met collega's, uitgevers, theaters & theatermensen, filmproducenten & filmmakers, tv-omroepen & -mensen, productiehuizen, kranten & tijdschriften, enzovoort.
Uit sommige mappen zijn ook submappen ontstaan. Zo heeft de map Uitgevers in de loop der jaren de mappen Manteau, Houtekiet en De Bezige Bij gebaard.
Aan de hand van al dat materiaal zou je niet alleen mijn hele familiegeschiedenis kunnen reconstrueren, je zou er ook mooie tijdsbeelden uit kunnen distilleren. Ik merk bijvoorbeeld dat ik in mijn brieven aan mijn Mexicaanse broer, net zoals mijn vader dat eertijds deed, steevast ‘de toestand in de wereld’ bespreek en de ‘Belgische situatie’ voor hem samenvat.
Van een deeltje van die correspondentie heb ik intussen al gebruik gemaakt om mijn boek Aantekeningen van een stambewaarder te schrijven. Tussendoor werk ik aan een soort vervolg op dat boek en maak daarbij vooral gebruik van de correspondentie tussen 1948 en 1958. Maar het werk vordert traag doordat er zich in deze turbulente tijden steeds weer urgenter thema's opdringen.
Om deze correspondentie ooit tot een gigantische familiegeschiedenis om te vormen zal ik wellicht de gezegende leeftijd van een Ernst Jünger moeten bereiken. Dat ben ik dan ook van plan.
In de hoop jullie nieuwsgierigheid hiermee enigszins te hebben bevredigd,
vriendelijke en collegiale groet,
Walter van den Broeck
Jan de Quay • 17 februari 1945
• Jan de Quay (1901-1985) was een Nederlandse politicus (premier van 1959-1963). Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.
17 Februari Zaterdag.
Bespreking met Geboers van het Provinciaal Voedsel Commissariaat. Ik heb hem maar eens laten vertellen. Een goede boeren man. Hij voelt zich achteruit gezet door de Noorderlingen. Het is een andere mentaliteit en ofschoon ik Brabander ben, geef ik in het diepst van mijn bewustzijn die Noorderl. zakelijk meestal gelijk, want het zwakke is, dat de Br. te slap zijn, te gemoedelijk, en dan gaan draaien. Zoo ben ik ook. - Om 12 uur met Fien naar huis. In ’s Bosch bezoek bij Jan Smits voor bezoek H.M. - Thuis alles wel en allen blij weer even samen te zijn. ’s Avonds opmerking E. over fokken van konijnen, waarover ik innerlijk zoo driftig, dat ik na enige scherpe woorden nijdig kamer uitliep. Ik had moeite tot innerlijke vrede te komen.
18 Februari Zondag
Met Maria, Ruud, Miebet, Hanna en Cas naar de fam. Groot in Sevenum, alwaar Moeder G., Thys, Gré en Truus. Verder Oom Siem en tante ….. Veel Engelschen. Huis verwoest, alles diep in het water. - Toch geweldig flinke menschen. - Veel oude herinneringen kwamen bij me boven. - Wat had ik het toen anders. - Slechter was het gebrek aan vrijheid en huwelijkleven, beter was mijn geestelijk leven. Soms denk ik “mijn God waarom hebt ge mij verlaten” maar de schuld ligt bij mij, dat is het ergste. - Vreeselijk slechte weg, om 6.30 thuis en toen na een gezellige avond vroeg naar bed. Want …
19 Febr. Maandag
Het was weer vroeg op. [...]
17 Februari Zaterdag.
Bespreking met Geboers van het Provinciaal Voedsel Commissariaat. Ik heb hem maar eens laten vertellen. Een goede boeren man. Hij voelt zich achteruit gezet door de Noorderlingen. Het is een andere mentaliteit en ofschoon ik Brabander ben, geef ik in het diepst van mijn bewustzijn die Noorderl. zakelijk meestal gelijk, want het zwakke is, dat de Br. te slap zijn, te gemoedelijk, en dan gaan draaien. Zoo ben ik ook. - Om 12 uur met Fien naar huis. In ’s Bosch bezoek bij Jan Smits voor bezoek H.M. - Thuis alles wel en allen blij weer even samen te zijn. ’s Avonds opmerking E. over fokken van konijnen, waarover ik innerlijk zoo driftig, dat ik na enige scherpe woorden nijdig kamer uitliep. Ik had moeite tot innerlijke vrede te komen.
18 Februari Zondag
Met Maria, Ruud, Miebet, Hanna en Cas naar de fam. Groot in Sevenum, alwaar Moeder G., Thys, Gré en Truus. Verder Oom Siem en tante ….. Veel Engelschen. Huis verwoest, alles diep in het water. - Toch geweldig flinke menschen. - Veel oude herinneringen kwamen bij me boven. - Wat had ik het toen anders. - Slechter was het gebrek aan vrijheid en huwelijkleven, beter was mijn geestelijk leven. Soms denk ik “mijn God waarom hebt ge mij verlaten” maar de schuld ligt bij mij, dat is het ergste. - Vreeselijk slechte weg, om 6.30 thuis en toen na een gezellige avond vroeg naar bed. Want …
19 Febr. Maandag
Het was weer vroeg op. [...]
donderdag 15 februari 2024
Fernando Pessoa • 16 februari 1913
• Fernando Pessoa (1888-1935) was een Portugese dichter en schrijver. Zijn 'Bladzijden uit een dagboek' is opgenomen in Mijn droom is van mij (vertaling Harry Lemmens).
16-2 (zondag)
Voor het middageten (half een) een totaal lege, peinzende, steriele en dromerige wandeling gemaakt. Daarna naar Mayer. Bij A Brasileira langsgegaan en daar gebleven tot drie uur, zitten praten met Ilidio Perfeito. Hij bood me een betrekking aan bij de krant die hij aan het opzetten is; ik heb niet carrément nee gezegd, maar ook niet ja. Bij Mayer van half vier tot kwart over zes of half zeven. Een deel van de brief naar Natal daar overgetypt. De typemachine ging kapot. Een paar stukjes geschreven van Marcos Alves en Filatelista. Eindelijk het volledige personage van Marcos Alves uitgedacht. Ook de filatelist vastgelegd. De ideevorming vond voornamelijk plaats tijdens een korte wandeling naar Rossio, waarmee ik de tijd op kantoor kortte. Van half zes tot zes uur was Francisco hier. - 's Avonds thuis liggen slapen. Slechts vage, vormeloze ideeën voor beschouwingen.
17-2 (maandag)
Overdag maar een klein stukje overgetypt van de brief naar Natal, die nog niet weggaat. Om vijf uur naar het nieuwe kantoor van Lavado, in de Rua da Prata, en dingen geschreven tot zes uur. Daarvoor de hele dag zinloos doorgebracht met wandelen in de stad en een bezoek aan het Ministerie van Oorlog vanwege dat van Mayer. - 's Avonds na het eten naar A Brasileira. Van half tien tot middernacht zitten praten, eerst met Barradas - over futiliteiten, ik heb hem dingen verteld over dr. Nobre - en daarna met J. Anahory, met wie ik weinig heb gepraat; hij was aan het lezen. Getwist over de zaak Bernstein, waarbij hij een houding aannam van bevlogen zelfverdediging. - 's Middags had ik gepraat met A. Gayo, die zegt dat hij naar Madrid gaat om Rosario Pinto over te halen O Desconheddo [De onbekende] in het Spaans mee te brengen als hij hier komt. - Maar weinig en vormeloze gedachten; een paar ondergeschikte punten van Marcos Alves geschetst. - Toen ik 's avonds laat thuiskwam, twee Engelse gedichten geschetst.210-2015>
16-2 (zondag)
Voor het middageten (half een) een totaal lege, peinzende, steriele en dromerige wandeling gemaakt. Daarna naar Mayer. Bij A Brasileira langsgegaan en daar gebleven tot drie uur, zitten praten met Ilidio Perfeito. Hij bood me een betrekking aan bij de krant die hij aan het opzetten is; ik heb niet carrément nee gezegd, maar ook niet ja. Bij Mayer van half vier tot kwart over zes of half zeven. Een deel van de brief naar Natal daar overgetypt. De typemachine ging kapot. Een paar stukjes geschreven van Marcos Alves en Filatelista. Eindelijk het volledige personage van Marcos Alves uitgedacht. Ook de filatelist vastgelegd. De ideevorming vond voornamelijk plaats tijdens een korte wandeling naar Rossio, waarmee ik de tijd op kantoor kortte. Van half zes tot zes uur was Francisco hier. - 's Avonds thuis liggen slapen. Slechts vage, vormeloze ideeën voor beschouwingen.
17-2 (maandag)
Overdag maar een klein stukje overgetypt van de brief naar Natal, die nog niet weggaat. Om vijf uur naar het nieuwe kantoor van Lavado, in de Rua da Prata, en dingen geschreven tot zes uur. Daarvoor de hele dag zinloos doorgebracht met wandelen in de stad en een bezoek aan het Ministerie van Oorlog vanwege dat van Mayer. - 's Avonds na het eten naar A Brasileira. Van half tien tot middernacht zitten praten, eerst met Barradas - over futiliteiten, ik heb hem dingen verteld over dr. Nobre - en daarna met J. Anahory, met wie ik weinig heb gepraat; hij was aan het lezen. Getwist over de zaak Bernstein, waarbij hij een houding aannam van bevlogen zelfverdediging. - 's Middags had ik gepraat met A. Gayo, die zegt dat hij naar Madrid gaat om Rosario Pinto over te halen O Desconheddo [De onbekende] in het Spaans mee te brengen als hij hier komt. - Maar weinig en vormeloze gedachten; een paar ondergeschikte punten van Marcos Alves geschetst. - Toen ik 's avonds laat thuiskwam, twee Engelse gedichten geschetst.210-2015>
woensdag 14 februari 2024
Anna Politkovskaja • 15 februari 2004
• Anna Politkovskaja (1958-2006) was een Russische journaliste. Ze werd vermoord in 2006. Haar Russisch dagboek bestrijkt de periode 2003-2005.
Vertaling (uit het Engels): Arie van der Ent
15 februari
De Soeltanovs, het gezin van het kleine meisje Choersjeda dat in Sint-Petersburg door skinheads werd vermoord, hebben Rusland verlaten om zich in Tadzjikistan te vestigen. Ze namen een kleine kist mee met het stoffelijk overschot van het kind.
De FSB gaat het onderzoek naar de explosie in de metro uitvoeren. De dienst vroeg prompt nieuwe volmachten door de situatie te vergelijken met die in de Verenigde Staten na 11 september.
Onze oorlog van Noord tegen Zuid gaat door. Niemand heeft de illusie dat dit de laatste terreuraanslag was of twijfelt eraan dat de Tsjetsjenen erachter zaten. Een meerderheid staat achter de gedachte dat het leven van de Tsjetsjenen hier tot een hel moet worden gemaakt. Zeventig procent van de Russen is ervoor om alle Kaukasiërs eruit te gooien. Maar waarheen? De Kaukasus is nog steeds een deel van Rusland.
Vandaag is de vijftiende verjaardag van onze terugtrekking uit Afghanistan. Dat wordt gezien als het eind van de Afghaanse Oorlog, maar we hadden al wel het zaad gezaaid waaruit het terrorisme kon ontkiemen. Net als de Amerikanen met hun Bin Laden: hij is wat hij vandaag is, omdat de Afghaanse Oorlog was wat het was.164-2017>
15 februari
De Soeltanovs, het gezin van het kleine meisje Choersjeda dat in Sint-Petersburg door skinheads werd vermoord, hebben Rusland verlaten om zich in Tadzjikistan te vestigen. Ze namen een kleine kist mee met het stoffelijk overschot van het kind.
De FSB gaat het onderzoek naar de explosie in de metro uitvoeren. De dienst vroeg prompt nieuwe volmachten door de situatie te vergelijken met die in de Verenigde Staten na 11 september.
Onze oorlog van Noord tegen Zuid gaat door. Niemand heeft de illusie dat dit de laatste terreuraanslag was of twijfelt eraan dat de Tsjetsjenen erachter zaten. Een meerderheid staat achter de gedachte dat het leven van de Tsjetsjenen hier tot een hel moet worden gemaakt. Zeventig procent van de Russen is ervoor om alle Kaukasiërs eruit te gooien. Maar waarheen? De Kaukasus is nog steeds een deel van Rusland.
Vandaag is de vijftiende verjaardag van onze terugtrekking uit Afghanistan. Dat wordt gezien als het eind van de Afghaanse Oorlog, maar we hadden al wel het zaad gezaaid waaruit het terrorisme kon ontkiemen. Net als de Amerikanen met hun Bin Laden: hij is wat hij vandaag is, omdat de Afghaanse Oorlog was wat het was.164-2017>
dinsdag 13 februari 2024
Erich Kästner • 14 februari 1945
• Erich Kästner (1899-1974) was een Duitse schrijver. "Anfang 1945 gelang es ihm, mit einem Filmteam zu angeblichen Dreharbeiten nach Mayrhofen in Tirol zu reisen und dort das Kriegsende abzuwarten. Diese Zeit hielt er in einem 1961 unter dem Titel Notabene 45 veröffentlichten Tagebuch fest." Het boek is in het Nederlands vertaald door Jan Bert Kanon.
Onderstaand fragment is afkomstig van de DBNL; het is onduidelijk of het hier om de vertaling van Kanon gaat.
Berlijn, 14 februari 1945.
Overal worden militaire papieren gecontroleerd. Overal worden deserteurs gearresteerd. Het lijkt niet erg raadzaam om ze allemaal in de bomen op te knopen. Soldaten zijn schaars. Het zou worden beschouwd als onachtzaam gebruik van legergoederen. Men zal ze, scherp bewaakt, naar het front brengen. Dat is immers niet ver. Ze zullen naast en met de helden sneuvelen, laatstgenoemden op het veld van eer, eerstgenoemden op het veld der schande en het zal hetzelfde veld zijn.
De leider van de soldatenzender, zo vertelde Hans Fritz, had vanuit de frontstad Berlijn ‘echte reportages’ willen uitzenden en hij was zeer verbaasd geweest, toen men hem dat ontried. De interviews op straten, voor winkels en in fabrieken, zo trachtte men hem uit te leggen, zouden wel eens helemaal mis kunnen lopen als het hem tenminste zou lukken een vraaggesprek tot stand te brengen. Zijn verslaggevers moesten eerder rekening houden met de mogelijkheid dat de microfoon hun uit handen zou worden genomen en zijzelf een pak slaag zouden krijgen.
Onderstaand fragment is afkomstig van de DBNL; het is onduidelijk of het hier om de vertaling van Kanon gaat.
Berlijn, 14 februari 1945.
Overal worden militaire papieren gecontroleerd. Overal worden deserteurs gearresteerd. Het lijkt niet erg raadzaam om ze allemaal in de bomen op te knopen. Soldaten zijn schaars. Het zou worden beschouwd als onachtzaam gebruik van legergoederen. Men zal ze, scherp bewaakt, naar het front brengen. Dat is immers niet ver. Ze zullen naast en met de helden sneuvelen, laatstgenoemden op het veld van eer, eerstgenoemden op het veld der schande en het zal hetzelfde veld zijn.
De leider van de soldatenzender, zo vertelde Hans Fritz, had vanuit de frontstad Berlijn ‘echte reportages’ willen uitzenden en hij was zeer verbaasd geweest, toen men hem dat ontried. De interviews op straten, voor winkels en in fabrieken, zo trachtte men hem uit te leggen, zouden wel eens helemaal mis kunnen lopen als het hem tenminste zou lukken een vraaggesprek tot stand te brengen. Zijn verslaggevers moesten eerder rekening houden met de mogelijkheid dat de microfoon hun uit handen zou worden genomen en zijzelf een pak slaag zouden krijgen.
maandag 12 februari 2024
Sophia Tolstoj • 13 februari 1873
• Sofja Andrejewna Tolstaja (1844-1919) was de echtgenote van de Russische schrijver Leo Tolstoj. Gedeeltes uit haar dagboeken zijn gepubliceerd in The diaries of Sofia Tolstoy.
13 February 1873
Lyovochka [Tolstoj] has gone to Moscow and all day long I have been sitting alone here wretchedly staring into space, a prey to sickening anxieties which leave me no peace. I always take up my diary when I am in this sort of mental turmoil, for I can pour out all my emotions and then feel calmer. But my present mood is sinful, stupid, spiteful and insincere. Where would I be without the support of this good honest man, whom I love with all my heart, and whose thoughts are always so fine and pure? Yet in moments of anxiety I sometimes search my heart and ash myself what I really want. And to my Horror, the answer is that I want gaiety, smart clothes and chatter. I want people to admire me and say how pretty I am, and I want Lyova to see and hear them too; I long for him to occasionally emerge from his rapt inner existence which demands so much of him; I wish he could briefly lead a normal life with me, like a normal person. But then my heart cries out against the Devil's temptations of Eve, and I think even worse of myself than before.... I want to turn my character inside out and demolish everything that is mean and false in me. I am having my hair curled today, and have been happily imagining how nice it will look, even though nobody will see me and it is quite unnecessary. I adore ribbons, I would like a new leather belt — and now I have written this I feel like crying.... The children are waiting upstairs for their music lesson and here I am in the study writing all this stupid nonsense...222-2015>
13 February 1873
Lyovochka [Tolstoj] has gone to Moscow and all day long I have been sitting alone here wretchedly staring into space, a prey to sickening anxieties which leave me no peace. I always take up my diary when I am in this sort of mental turmoil, for I can pour out all my emotions and then feel calmer. But my present mood is sinful, stupid, spiteful and insincere. Where would I be without the support of this good honest man, whom I love with all my heart, and whose thoughts are always so fine and pure? Yet in moments of anxiety I sometimes search my heart and ash myself what I really want. And to my Horror, the answer is that I want gaiety, smart clothes and chatter. I want people to admire me and say how pretty I am, and I want Lyova to see and hear them too; I long for him to occasionally emerge from his rapt inner existence which demands so much of him; I wish he could briefly lead a normal life with me, like a normal person. But then my heart cries out against the Devil's temptations of Eve, and I think even worse of myself than before.... I want to turn my character inside out and demolish everything that is mean and false in me. I am having my hair curled today, and have been happily imagining how nice it will look, even though nobody will see me and it is quite unnecessary. I adore ribbons, I would like a new leather belt — and now I have written this I feel like crying.... The children are waiting upstairs for their music lesson and here I am in the study writing all this stupid nonsense...222-2015>
zondag 11 februari 2024
Jacoba van Melissen • 12 februari 1768
• In 1768 verpleegde schrijfster Lucretia van Merken haar goede vriendin Johanna van Winter-Muhl op haar sterfbed. Niet lang na de dood van haar vriendin trouwde ze zelf met Johanna's voormalige echtgenoot, de dichter Nicolaas van Winter. Kees 't Hart publiceert uit het curieuze dagboek van Johanna's gezelschapsdame Jacoba van Melissen: wat wist zij, wat heeft zij zich ingebeeld? Waarheid en verbeelding rond een achttiende-eeuwse driehoeksverhouding.
12 Februari (1768)
Zondag. Niet naar de kerk gegaan. Jan (vermoedelijk een huisknecht, KtH) bonsde op de deur, mevrouw was al weg. Ik luister niet, de dominee wil ons in verdriet laten zwelgen, laten praten, na tien minuten preken gaan zijn ogen tranen alsof hij te veel gezopen heeft, tranende oogjes van een walvisjager met jenever op, ‘want de Heer huilde bij het Hof’, daarom hoeft híj nog niet te huilen en ik zeker niet, ik ga niet huilen bij een oude dominee met kromme benen van het liegen. Zijn vrouw heeft haar hond doodgeslagen op een zondag, zijn zoon is bij de drost aan hangend gelopen (onduidelijk wat hiermee is bedoeld, vermoedelijk is deze zoon op prostitutiebezoek betrapt, KtH). ‘Ik ga niet huilen’, schreeuwde ik, ‘gaat u maar, Janszoon, gaat u maar snikken met de meiden. Ik blijf in bed.’ Janszoon riep dat mevrouw niet wel was, dat ze blauw in bed was aangelopen, dat ze adergelaten werd door Kleinsma, dat er azijnbaden waren gewarmd. ‘Waar is Mijnheer?’ ‘Meneer is met vriendin gaan lezen, gisteravond bij familie, de verzen David, veertiende boek (Lucretia van Merken werkte in deze periode aan haar zeer uitvoerige epos David, dat in achttien delen het leven van de bijbelse Koning David vertelt, KtH).’ ‘Heb je Susanne Bolszdochter nog aangeplukt (vermoedelijk een seksuele toespeling, KtH)?’
12 Februari (1768)
Zondag. Niet naar de kerk gegaan. Jan (vermoedelijk een huisknecht, KtH) bonsde op de deur, mevrouw was al weg. Ik luister niet, de dominee wil ons in verdriet laten zwelgen, laten praten, na tien minuten preken gaan zijn ogen tranen alsof hij te veel gezopen heeft, tranende oogjes van een walvisjager met jenever op, ‘want de Heer huilde bij het Hof’, daarom hoeft híj nog niet te huilen en ik zeker niet, ik ga niet huilen bij een oude dominee met kromme benen van het liegen. Zijn vrouw heeft haar hond doodgeslagen op een zondag, zijn zoon is bij de drost aan hangend gelopen (onduidelijk wat hiermee is bedoeld, vermoedelijk is deze zoon op prostitutiebezoek betrapt, KtH). ‘Ik ga niet huilen’, schreeuwde ik, ‘gaat u maar, Janszoon, gaat u maar snikken met de meiden. Ik blijf in bed.’ Janszoon riep dat mevrouw niet wel was, dat ze blauw in bed was aangelopen, dat ze adergelaten werd door Kleinsma, dat er azijnbaden waren gewarmd. ‘Waar is Mijnheer?’ ‘Meneer is met vriendin gaan lezen, gisteravond bij familie, de verzen David, veertiende boek (Lucretia van Merken werkte in deze periode aan haar zeer uitvoerige epos David, dat in achttien delen het leven van de bijbelse Koning David vertelt, KtH).’ ‘Heb je Susanne Bolszdochter nog aangeplukt (vermoedelijk een seksuele toespeling, KtH)?’
Catharina Schrader • 11 februari 1730
• Catharina Schrader (1656-1746) was een Friese vroedvrouw, die bijna 50 jaar haar vak uitoefende. Ze hield een journaal bij waarin ze de bevallingen beschreef.
1729 den 18 desember bij Jan Henderickx meyster schoemaeker sijn vrouw Liwkie. Tallemde lange. Ick bevont dat het met sijn errsye vor de geborrte [kwam]. Ick sogt het so vor de geborte te schicken, mar te vergefs. Ick sogt nae de voeties; konde dy nit als dor gewelt magtig worrden. Hade ick dar schricklick veel moyte me also het kint monsterös en waaterig was, hooft en borrst. Een seer schricklick hooft. Het hadde gen mont of verheemelte. O Heere, bewart ons vor sulke schepsels. Het waar dood. De moeder een gesonde cram.
1730 den 10 feberwar bij Wybe Chlassen royle butt sijn wij[f] Antie gehalt. Bevont dat hooft, hannden en vooetten in een ronde kloet vor de geborrte laagen. Moste met schricklicke moyte het kint te ruge schicken en soecken de vooeties. Dar ick en de bijweesende seer over verwondert waaren, ho het kint in leven en onbeschadigt konde blijven. Het ginck seer swar to. En moeder en kint sijn well. Godes werrcken sijn groet.
1729 den 18 desember bij Jan Henderickx meyster schoemaeker sijn vrouw Liwkie. Tallemde lange. Ick bevont dat het met sijn errsye vor de geborrte [kwam]. Ick sogt het so vor de geborte te schicken, mar te vergefs. Ick sogt nae de voeties; konde dy nit als dor gewelt magtig worrden. Hade ick dar schricklick veel moyte me also het kint monsterös en waaterig was, hooft en borrst. Een seer schricklick hooft. Het hadde gen mont of verheemelte. O Heere, bewart ons vor sulke schepsels. Het waar dood. De moeder een gesonde cram.
1730 den 10 feberwar bij Wybe Chlassen royle butt sijn wij[f] Antie gehalt. Bevont dat hooft, hannden en vooetten in een ronde kloet vor de geborrte laagen. Moste met schricklicke moyte het kint te ruge schicken en soecken de vooeties. Dar ick en de bijweesende seer over verwondert waaren, ho het kint in leven en onbeschadigt konde blijven. Het ginck seer swar to. En moeder en kint sijn well. Godes werrcken sijn groet.
Jan Terlouw • 10 februari 1982
• Voormalig politicus Jan Terlouw (1931) hield in 1981/1982 (hij was toen minister van Economische Zaken en vicepremier) een politiek dagboek bij dat is gepubliceerd als Naar zeventien zetels en terug.
Woensdag 10 februari
Gisteren en vandaag Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer. Het deed eigenaardig aan om beschouwingen te horen over de kabinetsformatie. Wat is dat allemaal lang geleden. Overigens vond ik het serene sfeertje weldadig. Iemand als fractievoorzitter Christiaanse verpakt zijn kritiek in een menigte vriendelijkheden en toch kwam zijn schot voor de boeg over de Middenschool best over. Ik merkte hoe ik gewend ben geraakt aan de vergroving van de politiek die de laatste tien jaar heeft plaatsgevonden. Mij heeft dat nooit gelegen. Misschien ben ik daarom ook wat verbijsterd door de onheuse manier waarop ik als bewindsman tegemoet wordt getreden. Ik moet mezelf meer verkopen, zegt men, want de anderen doen dat ook. Ik wil altijd het gevoel hebben dat als ik wat zeg, dat namens het kabinet is. Niet meer in deze tijd passende hoffelijkheid waarschijnlijk. Of is het naïviteit?
Vanavond was ik bij DSM in Limburg. Ook al een verademing. De raad van bestuur, onder aanvoering van Wim Bogers (volgens De Tijd de meest invloedrijke ondernemer van dit moment) lijkt een hecht team, waarmee het plezierig eten en discussiëren is. Morgen komt Dries ook, om de fabrieken te bekijken en van gedachten te wisselen over het lange-termijn energiebeleid. Mijn kamer in de Beukenhorst is groot en rustgevend. Dit waren twee dagen die me naar een ander soort leven doen verlangen. Ik zie mezelf niet nog eens lijsttrekker worden. Het leven heeft ook nog andere aspecten.
Woensdag 10 februari
Gisteren en vandaag Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer. Het deed eigenaardig aan om beschouwingen te horen over de kabinetsformatie. Wat is dat allemaal lang geleden. Overigens vond ik het serene sfeertje weldadig. Iemand als fractievoorzitter Christiaanse verpakt zijn kritiek in een menigte vriendelijkheden en toch kwam zijn schot voor de boeg over de Middenschool best over. Ik merkte hoe ik gewend ben geraakt aan de vergroving van de politiek die de laatste tien jaar heeft plaatsgevonden. Mij heeft dat nooit gelegen. Misschien ben ik daarom ook wat verbijsterd door de onheuse manier waarop ik als bewindsman tegemoet wordt getreden. Ik moet mezelf meer verkopen, zegt men, want de anderen doen dat ook. Ik wil altijd het gevoel hebben dat als ik wat zeg, dat namens het kabinet is. Niet meer in deze tijd passende hoffelijkheid waarschijnlijk. Of is het naïviteit?
Vanavond was ik bij DSM in Limburg. Ook al een verademing. De raad van bestuur, onder aanvoering van Wim Bogers (volgens De Tijd de meest invloedrijke ondernemer van dit moment) lijkt een hecht team, waarmee het plezierig eten en discussiëren is. Morgen komt Dries ook, om de fabrieken te bekijken en van gedachten te wisselen over het lange-termijn energiebeleid. Mijn kamer in de Beukenhorst is groot en rustgevend. Dit waren twee dagen die me naar een ander soort leven doen verlangen. Ik zie mezelf niet nog eens lijsttrekker worden. Het leven heeft ook nog andere aspecten.
donderdag 8 februari 2024
Willem Oltmans • 9 februari 1977
• Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven onder de titel Memoires.
9 februari 1977
Ben van de YMAC aan de 47ste straat naar het kantoor van professor Kenneth Clark, aan de 86ste straat gelopen. Onderweg raakte ik geconcentreerd op mam en zag een kapel, waar de mis werd gelezen. Brandde twee kaarsen. Kon me moeilijk concentreren met al die mensen, die tegen je aanstootten.
Professor Clark, de zwarte psycholoog, leidt thans een prestigieus adviesbureau. Terwijl ik wachtte sprak ik met de zwarte receptioniste over de zwarte kinderjuffrouw op het Witte Huis. ‘Carter must have gotten to know her qualities and found her to be trustworthy,’ zei ze. ‘If he feels it is right, well it is his decision.’ We belandden ook bij de film Roots waarin de origine van Amerikaanse negers en de slavenhandel wordt uitgebeeld. Was het een schok voor haar? ‘Not at all. We blacks all knew what went on in the past.’
Het gesprek met professor Clark verliep vlot. Heb een uitstekend contact met hem. Ik maakte een kop van wat ik als zijn voornaamste boodschap beschouwde: ‘Politieke leiders moeten eigenlijk een psychologische test ondergaan.’ De mening van Clark liep parallel aan die van psychiater Hutschnecker, die de eerste was die dit in Amerika van de daken riep. In tegenstelling tot Mazlish en Hutschnecker bleek Clark aanzienlijk vertrouwen in Jimmy Carter te hebben.
Clark, voormalig voorzitter van de Amerikaanse Vereniging van Psychologen ging ver: ‘Wij zouden een technologie moeten ontwikkelen, waarmee wij onze politieke leiders aan een psychologisch onderzoek zouden moeten onderwerpen alvorens zij in leidende machtsposities terechtkomen. Ook nadat zij verantwoordelijkheid voor het wel en wee van miljoenen mensen krijgen te dragen, zouden politici voortdurend mentaal begeleid en onder diagnose moeten blijven.’ Ik opperde dat de vraag overbleef ‘wie’ er uiteindelijk een president van Amerika een ‘brevet van mentale bekwaamheid’ moesten uitreiken. Via een team wetenschappers zou hierover consensus moeten worden bereikt. ‘Mijn studenten waren aanvankelijk ook geschokt, toen ik deze gedachte naar voren bracht. Het toonde echter aan dat in een democratie als de onze nog altijd het primitieve bijgeloof de overhand heeft dat politieke leiders onaantastbaar zouden zijn, ongeacht de wijze waarop zij tot het hoge ambt worden geroepen. Men gaat er namelijk vanuit dat wanneer iemand tenslotte in het Witte Huis terechtkomt, hij vanzelfsprekend geschikt voor de job zou zijn. Iedere poging om een dergelijk ambt aan bepaalde begrenzingen vast te leggen, wordt onmiddellijk uitgelegd als een aanval op de democratie.’ Hij was het ermee eens dat vele Amerikanen, ondanks Watergate en alle andere ploertenstreken van Richard Nixon, opnieuw op Nixon zouden stemmen als zij de gelegenheid zouden krijgen. Ik vertelde hem dat in Nederland iets dergelijks aan de hand was. Ondanks dat prins Bernhard feitelijk zijn eed als officier van het leger had geschonden, was er bij veel Nederlanders een soort onverklaarbare vergevingsgezindheid ontstaan. ‘U moet mij niet om een rationele verklaring vragen voor dit soort reacties van de zijde van het publiek,’ aldus psycholoog Clark. ‘Wat prins Bernhard heeft gedaan kon natuurlijk niet door de beugel, maar er zijn daarbij diepgewortelde psychologische krachten aan het werk. We zijn allemaal mensen. Dit betekent dat we in wezen verdomd gecompliceerd zijn, inconsequent, irrationeel en maar al te dikwijls immoreel handelen en denken.’ Daarop noemde hij Jimmy Carter een der meest gecompliceerde mensen die de vs ooit hebben gehad. Hij maakt de indruk van ‘een rein en zuiver mens te zijn.’ Hij zou zich beter bewust zijn van het verschil tussen goed en kwaad dan zijn voorgangers. Hij noemde de benoeming van een zwarte nanny op het Witte Huis ‘een van Carters meest positieve daden.’ Veel mensen zijn alleen met hun mond bereid anderen te vergeven. Het is natuurlijk veel moeilijker de daad werkelijk bij het woord te voegen. Jimmy Carter had uitzonderlijke moed getoond, maar Clark gaf tezelfdertijd toe: ‘Dit soort moed zou anderzijds tot hoogst gevaarlijke beslissingen kunnen leiden.’ Belangrijk gesprek.
9 februari 1977
Ben van de YMAC aan de 47ste straat naar het kantoor van professor Kenneth Clark, aan de 86ste straat gelopen. Onderweg raakte ik geconcentreerd op mam en zag een kapel, waar de mis werd gelezen. Brandde twee kaarsen. Kon me moeilijk concentreren met al die mensen, die tegen je aanstootten.
Professor Clark, de zwarte psycholoog, leidt thans een prestigieus adviesbureau. Terwijl ik wachtte sprak ik met de zwarte receptioniste over de zwarte kinderjuffrouw op het Witte Huis. ‘Carter must have gotten to know her qualities and found her to be trustworthy,’ zei ze. ‘If he feels it is right, well it is his decision.’ We belandden ook bij de film Roots waarin de origine van Amerikaanse negers en de slavenhandel wordt uitgebeeld. Was het een schok voor haar? ‘Not at all. We blacks all knew what went on in the past.’
Het gesprek met professor Clark verliep vlot. Heb een uitstekend contact met hem. Ik maakte een kop van wat ik als zijn voornaamste boodschap beschouwde: ‘Politieke leiders moeten eigenlijk een psychologische test ondergaan.’ De mening van Clark liep parallel aan die van psychiater Hutschnecker, die de eerste was die dit in Amerika van de daken riep. In tegenstelling tot Mazlish en Hutschnecker bleek Clark aanzienlijk vertrouwen in Jimmy Carter te hebben.
Clark, voormalig voorzitter van de Amerikaanse Vereniging van Psychologen ging ver: ‘Wij zouden een technologie moeten ontwikkelen, waarmee wij onze politieke leiders aan een psychologisch onderzoek zouden moeten onderwerpen alvorens zij in leidende machtsposities terechtkomen. Ook nadat zij verantwoordelijkheid voor het wel en wee van miljoenen mensen krijgen te dragen, zouden politici voortdurend mentaal begeleid en onder diagnose moeten blijven.’ Ik opperde dat de vraag overbleef ‘wie’ er uiteindelijk een president van Amerika een ‘brevet van mentale bekwaamheid’ moesten uitreiken. Via een team wetenschappers zou hierover consensus moeten worden bereikt. ‘Mijn studenten waren aanvankelijk ook geschokt, toen ik deze gedachte naar voren bracht. Het toonde echter aan dat in een democratie als de onze nog altijd het primitieve bijgeloof de overhand heeft dat politieke leiders onaantastbaar zouden zijn, ongeacht de wijze waarop zij tot het hoge ambt worden geroepen. Men gaat er namelijk vanuit dat wanneer iemand tenslotte in het Witte Huis terechtkomt, hij vanzelfsprekend geschikt voor de job zou zijn. Iedere poging om een dergelijk ambt aan bepaalde begrenzingen vast te leggen, wordt onmiddellijk uitgelegd als een aanval op de democratie.’ Hij was het ermee eens dat vele Amerikanen, ondanks Watergate en alle andere ploertenstreken van Richard Nixon, opnieuw op Nixon zouden stemmen als zij de gelegenheid zouden krijgen. Ik vertelde hem dat in Nederland iets dergelijks aan de hand was. Ondanks dat prins Bernhard feitelijk zijn eed als officier van het leger had geschonden, was er bij veel Nederlanders een soort onverklaarbare vergevingsgezindheid ontstaan. ‘U moet mij niet om een rationele verklaring vragen voor dit soort reacties van de zijde van het publiek,’ aldus psycholoog Clark. ‘Wat prins Bernhard heeft gedaan kon natuurlijk niet door de beugel, maar er zijn daarbij diepgewortelde psychologische krachten aan het werk. We zijn allemaal mensen. Dit betekent dat we in wezen verdomd gecompliceerd zijn, inconsequent, irrationeel en maar al te dikwijls immoreel handelen en denken.’ Daarop noemde hij Jimmy Carter een der meest gecompliceerde mensen die de vs ooit hebben gehad. Hij maakt de indruk van ‘een rein en zuiver mens te zijn.’ Hij zou zich beter bewust zijn van het verschil tussen goed en kwaad dan zijn voorgangers. Hij noemde de benoeming van een zwarte nanny op het Witte Huis ‘een van Carters meest positieve daden.’ Veel mensen zijn alleen met hun mond bereid anderen te vergeven. Het is natuurlijk veel moeilijker de daad werkelijk bij het woord te voegen. Jimmy Carter had uitzonderlijke moed getoond, maar Clark gaf tezelfdertijd toe: ‘Dit soort moed zou anderzijds tot hoogst gevaarlijke beslissingen kunnen leiden.’ Belangrijk gesprek.
woensdag 7 februari 2024
Max Nord • 8 februari 1944
• Max Nord (1916-2008) was een Nederlandse dichter en journalist. Uit: Dagboeken van toen.
8 februari - M(ax) C(roiset) heeft een officier in huis, jurist, en praat met hem over schilderkunst. M. brengt naar voren dat het toch onhoudbaar is over kunst te praten als men eerst moet weten of de kunstenaar in kwestie wel arisch is.
- Dat is nu nog een probleem, maar straks niet meer! Over enkele jaren is alle joodse kunst opgeruimd. Dann kann man sich nicht mehr irren....
8 februari - M(ax) C(roiset) heeft een officier in huis, jurist, en praat met hem over schilderkunst. M. brengt naar voren dat het toch onhoudbaar is over kunst te praten als men eerst moet weten of de kunstenaar in kwestie wel arisch is.
- Dat is nu nog een probleem, maar straks niet meer! Over enkele jaren is alle joodse kunst opgeruimd. Dann kann man sich nicht mehr irren....
dinsdag 6 februari 2024
Virginia Woolf • 7 februari 1941
• Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij.
Friday 7 February
Why was I depressed? I cannot remember.
We have been to Charlie Chaplin. Like the milk girl we found it boring. I have been writing with some glow. Mrs Thrale is to be done before we go to Cambridge. A week of broken water impends. Cambridge; then Elizabeth Bowen; then Vita & Enid Jones. Helen has repaid me £25. Do I like her better for it? I think so. The snow came back. Marshes in the thaw a swamp. We were in London [on 5 February] & had to come home, owing to a bomb, by Dorking; the car was locked at Martin's [garage]; we dined at the White Hart — poor soup & oxtail; London streets are very empty — Oxford Street a wide grey ribbon. My red purse bag stolen & L. gave me another. At Charleston Clive was stockish, like a Bell. ï said "What a risk Nessa ran marrying him!" The Sitwells are proving their existence as poets in the Law Courts — This is despicable but delightful. And what else? [Ellen] Terry appears today in the N.S. The Italians are flying. The 3rd week in March is fixed for invasion. Now black out, & perhaps write to Mary. No I think read — what? I must tune up for my Elizabethans.222-2015>
Friday 7 February
Why was I depressed? I cannot remember.
We have been to Charlie Chaplin. Like the milk girl we found it boring. I have been writing with some glow. Mrs Thrale is to be done before we go to Cambridge. A week of broken water impends. Cambridge; then Elizabeth Bowen; then Vita & Enid Jones. Helen has repaid me £25. Do I like her better for it? I think so. The snow came back. Marshes in the thaw a swamp. We were in London [on 5 February] & had to come home, owing to a bomb, by Dorking; the car was locked at Martin's [garage]; we dined at the White Hart — poor soup & oxtail; London streets are very empty — Oxford Street a wide grey ribbon. My red purse bag stolen & L. gave me another. At Charleston Clive was stockish, like a Bell. ï said "What a risk Nessa ran marrying him!" The Sitwells are proving their existence as poets in the Law Courts — This is despicable but delightful. And what else? [Ellen] Terry appears today in the N.S. The Italians are flying. The 3rd week in March is fixed for invasion. Now black out, & perhaps write to Mary. No I think read — what? I must tune up for my Elizabethans.222-2015>
maandag 5 februari 2024
Rogi Wieg • 6 februari 1997
• Rogi Wieg (1962-2015) is een Nederlandse schrijver. Zijn dagboek over het jaar 1997 is gepubliceerd als Liefde is een zwaar beroep.
5 februari
Kroonprins Willem Alexander zal op 27 april op radio 1 tot en met 5 niet worden gefeliciteerd met zijn verjaardag. De NOS vindt deze geste 'niet meer van deze tijd'. Wat zal Willem dat vervelend vinden. Nee, Willem is een moderne jongen. En moderne jongens doen niet aan hun verjaardag. Ik vind overigens dat onze koningin al haar hoeden naar Maarten 't Hart moet opsturen. In plaats van een lintje. Met een lintje kun je je niet verkleden als je langer bent dan 5 cm.
Op 5 mei ga ik een mooi oorlogsgedicht zeer trots voordragen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Ik zal langzaam en met trieste ogen voorlezen. Vorig jaar stond ik nog tussen de proleten op de Dam. Nu zal ik mensen Ontroeren.
6 februari
De violist Rudolf Koelman begint in maart als concertmeester van het Concertgebouworkest. Hij volgt Jaap van Zweden op, die tegenwoordig naar de psychiater gaat, een baardje heeft laten staan en een zwarte zonnebril draagt. Ik heb van een kennis gehoord dat de psychiater vindt dat Jaap maar minder viool moet gaan spelen en 'meer de dingen moet doen waar hij zin in heeft'. Goed, carrière naar de kloten, als Jaap naar de psychiater luistert. (Toen ik zestien was, heb ik een keer geroulette met Van Zweden. Wat kon die jongen spelen!)
Rudolf ken ik van heel lang geleden. Hij woonde bij een zekere familie Jaspers in huis. Koelmans kamer bevond zich onder de grond en hij lag de hele dag op bed strips te lezen. Toen vertrok hij naar Bern en werd hij straatmuzikant. Hij is een tijdje verliefd geweest op mijn zusje, maar die had in die tijd nog geen smaak, dus dat werd niks tussen hen.
Maar Rudolf is terug en mag zich de rest van zijn leven uit de naad werken voor een middelmatig salaris. A. is aan het oefenen in de Stopera. Konijn Toontje doet alsof ze slaapt. Ik kan me niet voorstellen dat ik hier nog lang zal blijven. Maar waarom niet?
6 februari
Souffleurs van de duivel, mijn voortreffelijke verhalenbundel, wórdt herdrukt. Van Oorschot vraagt of ik nog correcties heb. Nee. Bij Van Oorschot regeert de geniale Gerrit Noordzij. Hij gelooft alleen in letteromslagen en zijn liefde voor het alfabet is onvoorwaardelijk. Wouter van Oorschot doet met hem mee. Een écht plaatje op een omslag is commercieel, immoreel, anti Geert van Oorschot, anti literatuur en vooral duur. Ik zal maar niet gaan zeuren om een nieuw omslag bij Wouter. Deze verhalenbundel verschijnt toch in pocketvorm bij Maarten Muntinga en dan heb ik eindelijk mijn plaatje. Ik sta zelf op het omslag van de pocket.
Nadenken over essentiële dingen, hoe doe je dat? Dacht Kierkegaard bijvoorbeeld diep na? En Kant?
161-2014>
5 februari
Kroonprins Willem Alexander zal op 27 april op radio 1 tot en met 5 niet worden gefeliciteerd met zijn verjaardag. De NOS vindt deze geste 'niet meer van deze tijd'. Wat zal Willem dat vervelend vinden. Nee, Willem is een moderne jongen. En moderne jongens doen niet aan hun verjaardag. Ik vind overigens dat onze koningin al haar hoeden naar Maarten 't Hart moet opsturen. In plaats van een lintje. Met een lintje kun je je niet verkleden als je langer bent dan 5 cm.
Op 5 mei ga ik een mooi oorlogsgedicht zeer trots voordragen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Ik zal langzaam en met trieste ogen voorlezen. Vorig jaar stond ik nog tussen de proleten op de Dam. Nu zal ik mensen Ontroeren.
6 februari
De violist Rudolf Koelman begint in maart als concertmeester van het Concertgebouworkest. Hij volgt Jaap van Zweden op, die tegenwoordig naar de psychiater gaat, een baardje heeft laten staan en een zwarte zonnebril draagt. Ik heb van een kennis gehoord dat de psychiater vindt dat Jaap maar minder viool moet gaan spelen en 'meer de dingen moet doen waar hij zin in heeft'. Goed, carrière naar de kloten, als Jaap naar de psychiater luistert. (Toen ik zestien was, heb ik een keer geroulette met Van Zweden. Wat kon die jongen spelen!)
Rudolf ken ik van heel lang geleden. Hij woonde bij een zekere familie Jaspers in huis. Koelmans kamer bevond zich onder de grond en hij lag de hele dag op bed strips te lezen. Toen vertrok hij naar Bern en werd hij straatmuzikant. Hij is een tijdje verliefd geweest op mijn zusje, maar die had in die tijd nog geen smaak, dus dat werd niks tussen hen.
Maar Rudolf is terug en mag zich de rest van zijn leven uit de naad werken voor een middelmatig salaris. A. is aan het oefenen in de Stopera. Konijn Toontje doet alsof ze slaapt. Ik kan me niet voorstellen dat ik hier nog lang zal blijven. Maar waarom niet?
6 februari
Souffleurs van de duivel, mijn voortreffelijke verhalenbundel, wórdt herdrukt. Van Oorschot vraagt of ik nog correcties heb. Nee. Bij Van Oorschot regeert de geniale Gerrit Noordzij. Hij gelooft alleen in letteromslagen en zijn liefde voor het alfabet is onvoorwaardelijk. Wouter van Oorschot doet met hem mee. Een écht plaatje op een omslag is commercieel, immoreel, anti Geert van Oorschot, anti literatuur en vooral duur. Ik zal maar niet gaan zeuren om een nieuw omslag bij Wouter. Deze verhalenbundel verschijnt toch in pocketvorm bij Maarten Muntinga en dan heb ik eindelijk mijn plaatje. Ik sta zelf op het omslag van de pocket.
Nadenken over essentiële dingen, hoe doe je dat? Dacht Kierkegaard bijvoorbeeld diep na? En Kant?
161-2014>
zondag 4 februari 2024
Nic van Bruggen • 5 februari 1975
• Nic van Bruggen (1938-1991) was een Belgische dichter. Het fragment is afkomstig uit zijn
Uit het Dagboek van een Pink Poet.
Het is een barkoude avond, na een van die heerlijke winterdagen die van februari 1975 zo'n onvergetelijke maand maken. We wonen beiden nu ruimschoots een half jaar in de mooiste, de mafste, de meest hallucinante straat van de stad, Jef [Geeraerts] een beetje langer dan ik al, en dertig nummers verder. De grote, zwarte hond in de gang heeft me in de pols gebeten, maar zachtjes, je ziet het nauwelijks nog. Het is al behoorlijk laat en ik lig ten huize Geeraerts in de pelsen voor de opvlammende haard, zalig van de hitte en de in mijn achterhoofd langzaam opzettende nevels van een ijzersterk eigen brouwsel dat Jef met onbeheerste geuten royaal uit een dame-jeanne schenkt en Korsikaanse brandewijn noemt. Terwijl ik bedenk dat de romanciers' borstharen al danig aan het grijzen zijn (N. slaapt op haar buik in de paarse lakens) taxeer ik een fraaie, korte Afrikaanse jachtspeer, zoek wegend op m'n wijsvinger naar haar zwaartepunt. Ik heb in jongere jaren ooit tot het niet onverdienstelijke speerwerperstrio van de Antwerp Athletic Club behoord en daarvan nog wat schattende feeling voor die dingen overgehouden. Mijn waarderende belangstelling inspireert Jef tot een lang verhaal over eigenhandige jachttaferelen en we betasten zorgvuldig de hele spiezenkollektie, met liefdevol gestreel het persoonlijke werpwapen van de gevierde auteur, die me er verder lachend op attent maakt dat de veiligheidspal van zijn .22 FN Trombone nu deugdelijk vergrendeld zit: "Sinds Georges Adé hier een kogel de muur injoeg, je ziet de gaten nog in het gordijn." Even later vertrouwen we elkaar toe dat we beiden — vissen, vissen — graag kijken naar étalages van wapenwinkels, zadelmakers, messenzaken, ijzerhandels. Dat we dus houden van eerlijke, harde, sterke dingen die lichamelijk zijn en je vertrouwd worden als vrienden. Bij het afscheidsglas toont de geliefde schrijver me zijn reliekenkoffer, doet mij een Bantoe-ceremoniemes ten geschenke. Op de trap vertel ik hem dat Henri-Floris Jespers tot beheerder van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen gekozen is. "Jaja," zegt hij, "die man hoeft zelfs geen literatuur meer te schrijven, die wórdt nog eens literatuur." Twee minuten later, half drie is het dan, als ik - terwijl mijn kattenbroers in lichte paniek toekijken - twee nagels sla in de muur voor mijn werktafel. En hang er het mes op.276-2019>
Het is een barkoude avond, na een van die heerlijke winterdagen die van februari 1975 zo'n onvergetelijke maand maken. We wonen beiden nu ruimschoots een half jaar in de mooiste, de mafste, de meest hallucinante straat van de stad, Jef [Geeraerts] een beetje langer dan ik al, en dertig nummers verder. De grote, zwarte hond in de gang heeft me in de pols gebeten, maar zachtjes, je ziet het nauwelijks nog. Het is al behoorlijk laat en ik lig ten huize Geeraerts in de pelsen voor de opvlammende haard, zalig van de hitte en de in mijn achterhoofd langzaam opzettende nevels van een ijzersterk eigen brouwsel dat Jef met onbeheerste geuten royaal uit een dame-jeanne schenkt en Korsikaanse brandewijn noemt. Terwijl ik bedenk dat de romanciers' borstharen al danig aan het grijzen zijn (N. slaapt op haar buik in de paarse lakens) taxeer ik een fraaie, korte Afrikaanse jachtspeer, zoek wegend op m'n wijsvinger naar haar zwaartepunt. Ik heb in jongere jaren ooit tot het niet onverdienstelijke speerwerperstrio van de Antwerp Athletic Club behoord en daarvan nog wat schattende feeling voor die dingen overgehouden. Mijn waarderende belangstelling inspireert Jef tot een lang verhaal over eigenhandige jachttaferelen en we betasten zorgvuldig de hele spiezenkollektie, met liefdevol gestreel het persoonlijke werpwapen van de gevierde auteur, die me er verder lachend op attent maakt dat de veiligheidspal van zijn .22 FN Trombone nu deugdelijk vergrendeld zit: "Sinds Georges Adé hier een kogel de muur injoeg, je ziet de gaten nog in het gordijn." Even later vertrouwen we elkaar toe dat we beiden — vissen, vissen — graag kijken naar étalages van wapenwinkels, zadelmakers, messenzaken, ijzerhandels. Dat we dus houden van eerlijke, harde, sterke dingen die lichamelijk zijn en je vertrouwd worden als vrienden. Bij het afscheidsglas toont de geliefde schrijver me zijn reliekenkoffer, doet mij een Bantoe-ceremoniemes ten geschenke. Op de trap vertel ik hem dat Henri-Floris Jespers tot beheerder van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen gekozen is. "Jaja," zegt hij, "die man hoeft zelfs geen literatuur meer te schrijven, die wórdt nog eens literatuur." Twee minuten later, half drie is het dan, als ik - terwijl mijn kattenbroers in lichte paniek toekijken - twee nagels sla in de muur voor mijn werktafel. En hang er het mes op.276-2019>
Nescio • 4 februari 1954
• Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. In zijn Natuurdagboek (1946-1955) deed hij verslag van onder meer zijn wandelingen.
4 Februari op Donderdagochtend, kon ik 't niet meer harden en nam de, nog eenigszins bevroren, bus van 10 uur 15 naar Loenen. Het vroor wat minder en de wind was wat minder. Schitterend licht, alles wijd uit elkaar en alles toch dichtbij. En toch: Ouerkerk niet duidelijk, tegen een soort donkerte. Alleen de groote toren. Het laantje voorbij Ouerkerk met weer de schaduwen van de boomen. De molen. De groep boomen in de wei, rechts, een geheel eigen groep. De boomen bij het kasteel van Loenersloot, zoo zwart, zoo dicht bij elkaar met lichte strepen er tusschen. De boompjes die op Vreeland aanloopen en de weg naar Loenen. Bij de draai een opgangetje, naar een boerderij denk ik, een clair obscur tusschen en onder bosschage, de hier en daar verlichte stammetjes, bijna die Heimat der Seele. Het straatje van Loenen in schitterende zon, maar de Vecht bar, geheel dicht met groote schotsen en het onherbergzame bruggetje. Een halfkoud kopje koffie in het halfkoude café (met een gevulde koek, in het straatje gekocht, lekker versch). En terug en met de bus van het Amstelstation naar huis, voor half één thuis.
Een sleepboot probeerde het ijs te breken in de Keulsche vaart. Toen we terugkwamen wassi zoowat nix opgeschoten. De sleepboot heette 'Hendrik'.
128-2013>
4 Februari op Donderdagochtend, kon ik 't niet meer harden en nam de, nog eenigszins bevroren, bus van 10 uur 15 naar Loenen. Het vroor wat minder en de wind was wat minder. Schitterend licht, alles wijd uit elkaar en alles toch dichtbij. En toch: Ouerkerk niet duidelijk, tegen een soort donkerte. Alleen de groote toren. Het laantje voorbij Ouerkerk met weer de schaduwen van de boomen. De molen. De groep boomen in de wei, rechts, een geheel eigen groep. De boomen bij het kasteel van Loenersloot, zoo zwart, zoo dicht bij elkaar met lichte strepen er tusschen. De boompjes die op Vreeland aanloopen en de weg naar Loenen. Bij de draai een opgangetje, naar een boerderij denk ik, een clair obscur tusschen en onder bosschage, de hier en daar verlichte stammetjes, bijna die Heimat der Seele. Het straatje van Loenen in schitterende zon, maar de Vecht bar, geheel dicht met groote schotsen en het onherbergzame bruggetje. Een halfkoud kopje koffie in het halfkoude café (met een gevulde koek, in het straatje gekocht, lekker versch). En terug en met de bus van het Amstelstation naar huis, voor half één thuis.
Een sleepboot probeerde het ijs te breken in de Keulsche vaart. Toen we terugkwamen wassi zoowat nix opgeschoten. De sleepboot heette 'Hendrik'.
128-2013>
Clara • 3 februari 1898
• Uit: Bladen uit Clara's dagboek. Fictief dagboek, geschreven door Erna. Clara dreigt haar man te verliezen aan de verleidster Lucie, en dat begint ze nu door te krijgen.
3 Februari.
Er is iets gebeurd; er is verandering gekomen; ik moet weer leven, weer strijden.
Vanavond kwam Henri niet; ik had het wel gedacht en was juist van plan tante mijn moeielijk besluit te zeggen, toen er gebeld werd. ‘Henri,’ zei tante.
Ik hoorde, dat het zijne bel niet was, maar toch hoopte ik 't. De meid liet Jeanne binnen, zij kwam theedrinken.
Hare logée had mee willen komen, maar was ongesteld geworden.
Jeanne was bijzonder hartelijk en fluisterde mij in: ‘wat zie je bleek Claartje; ben je niet goed in orde? daar moet je dokter voor zorgen.’
Ik schudde het hoofd, maar kon bijna mijne tranen niet inhouden.
‘Mag ik je nieuwe photo's eens zien?’ vroeg Jeanne een oogenblik later. ‘Je hebt ze toch zeker opgehangen? laten wij dan even naar je kamer gaan.’
Toen wij samen op mijne kamer waren, begon Jeanne:
‘Hoor eens Claar, ik moet je wat zeggen; ik kan het niet laten.’
Ik bleef haar vragend aanstaan.
‘Henri is vanavond bij ons.’
Ik wilde iets zeggen, maar het was me onmogelijk geluid uit te brengen.
Jeanne trok mij op de canapé en met haar arm door den mijne gestoken, zooals wij vroeger zoo dikwijls zaten, vervolgde ze:
‘Je moet er niet zoo van schrikken; misschien is het nog niets, maar het is niet goed, dat Henri Lucie van Overen ontmoet.... Ik wist niet, dat zij elkaar vroeger gekend hadden, maar toen Lucie pas hier was, vertelde zij mij al, dat Henri haar vroeger het hof had gemaakt. Zij had echter maar een beetje met hem geflirt, ofschoon zij hem wel mocht lijden. Dat is nu geloof ik, drie of vier jaar geleden, ze hebben elkaar in dien tijd niet gezien, maar zoodra zij hem hier ontmoette, heeft ze haar best gedaan hem weer tot zich te trekken, en ik vrees.... dat het haar gelukken zal.... Kind, kind, kijk niet zóó!’
‘Ga alsjeblieft voort,’ fluisterde ik.
‘Ja, ik.... zie je....’ zij aarzelde, ‘ik was eigenlijk een beetje jaloersch op je, omdat je zoo gauw geëngageerd was, dus ik waarschuwde je niet; ik dacht ook niet, dat het ernst zou worden, maar gisteren vertelde Lucie mij, dat zij van plan is, er ernst van te maken; zij wil er hem toe brengen zijn engagement te verbreken en haar te vragen.’
‘En....?’
‘En zij had alle hoop te zullen slagen, zei zij. O, ik begrijp zelf niet hoe ik je dit alles kan vertellen, maar het is noodig, dat voel ik; vergeef mij dus, als ik je verdriet doe.’
‘Ja, ja; ga maar voort.’
‘Lucie zou graag getrouwd zijn; Henri heeft eene goede praktijk, en zij denkt hem gemakkelijk naar hare hand te kunnen zetten.’
‘Heeft ze dat gezegd?’ vroeg ik levendig.
‘Het waren hare eigene woorden.’
‘Dus zou zij hem niet gelukkig maken?’
‘Maar waarom vraag je dat?’
‘Dat doet er niets toe; antwoord in Godsnaam, als je me waarlijk helpen wilt.’
‘Neen, eerlijk gesproken, zou ik niet graag in de plaats van haren toekomstigen man zijn: zij zal weinig onbaatzuchtige gedachten aan hem wijden.’
Toen ik dat hoorde, voelde ik eene wonderbare kracht mijne slapheid en gedruktheid vervangen, eene kracht, die mij nu nog bezielt. Hij zou dus niet gelukkig met die andere worden, dan moet ik strijden voor zijn geluk, dan moet ik hem behouden, heroveren, al zou het nog zooveel moeite kosten. Weg met elke andere gedachte, weg met mijn' trots, ik moet den strijd met die andere beginnen, nu de prijs zijn geluk is, het doel van mijn leven.
Ik stond dadelijk op en gaf Jeanne eene kus.
Zij zag mij verwonderd aan, maar ik zei: ‘Vraag mij niets; ik dank je voor je waarschuwing, maar ik vertrouw Henri volkomen; geloof dat en zeg het ook gerust aan Lucie. Blijft ze nog lang?’
‘Ik denk nog eene week of drie; maar waarom doe je zoo vreemd? ik dacht, dat je mij dankbaar zoudt zijn.’
‘Dat ben ik ook, heusch. Och vergeef mij, als ik wat vreemd doe; later zal ik je alles vertellen. Ik ben toch blij, dat je nog eene even goede vriendin voor mij bent gebleven.’
Ik ging naar beneden; Jeanne volgde zonder te spreken.
Zij kon natuurlijk niet weten, wat er in mij is omgegaan, maar ik voel mij nu heel anders dan vanmorgen; ik heb moed, den strijd te aanvaarden. Ik had vanavond wel dadelijk mee willen gaan met Jeanne, maar dat zou verkeerd geweest zijn, ik moet met beleid te werk gaan.
Kom, ik ga slapen, ik wil slapen, om er morgen wat beter uit te zien. Er moet weer glans in mijne oogen komen, en kleur op mijne wangen; ik moet Henri den strijd gemakkelijk maken, want ook hij strijdt, dat begrijp ik nu, er gaat veel in hem om.
Moge de nacht mij raad brengen. Het eerste vereischte is geloof in de mogelijkheid der overwinning, en dat heb ik; ik zal overwinnen: liefde zegepraalt immers over alle hinderpalen.
3 Februari.
Er is iets gebeurd; er is verandering gekomen; ik moet weer leven, weer strijden.
Vanavond kwam Henri niet; ik had het wel gedacht en was juist van plan tante mijn moeielijk besluit te zeggen, toen er gebeld werd. ‘Henri,’ zei tante.
Ik hoorde, dat het zijne bel niet was, maar toch hoopte ik 't. De meid liet Jeanne binnen, zij kwam theedrinken.
Hare logée had mee willen komen, maar was ongesteld geworden.
Jeanne was bijzonder hartelijk en fluisterde mij in: ‘wat zie je bleek Claartje; ben je niet goed in orde? daar moet je dokter voor zorgen.’
Ik schudde het hoofd, maar kon bijna mijne tranen niet inhouden.
‘Mag ik je nieuwe photo's eens zien?’ vroeg Jeanne een oogenblik later. ‘Je hebt ze toch zeker opgehangen? laten wij dan even naar je kamer gaan.’
Toen wij samen op mijne kamer waren, begon Jeanne:
‘Hoor eens Claar, ik moet je wat zeggen; ik kan het niet laten.’
Ik bleef haar vragend aanstaan.
‘Henri is vanavond bij ons.’
Ik wilde iets zeggen, maar het was me onmogelijk geluid uit te brengen.
Jeanne trok mij op de canapé en met haar arm door den mijne gestoken, zooals wij vroeger zoo dikwijls zaten, vervolgde ze:
‘Je moet er niet zoo van schrikken; misschien is het nog niets, maar het is niet goed, dat Henri Lucie van Overen ontmoet.... Ik wist niet, dat zij elkaar vroeger gekend hadden, maar toen Lucie pas hier was, vertelde zij mij al, dat Henri haar vroeger het hof had gemaakt. Zij had echter maar een beetje met hem geflirt, ofschoon zij hem wel mocht lijden. Dat is nu geloof ik, drie of vier jaar geleden, ze hebben elkaar in dien tijd niet gezien, maar zoodra zij hem hier ontmoette, heeft ze haar best gedaan hem weer tot zich te trekken, en ik vrees.... dat het haar gelukken zal.... Kind, kind, kijk niet zóó!’
‘Ga alsjeblieft voort,’ fluisterde ik.
‘Ja, ik.... zie je....’ zij aarzelde, ‘ik was eigenlijk een beetje jaloersch op je, omdat je zoo gauw geëngageerd was, dus ik waarschuwde je niet; ik dacht ook niet, dat het ernst zou worden, maar gisteren vertelde Lucie mij, dat zij van plan is, er ernst van te maken; zij wil er hem toe brengen zijn engagement te verbreken en haar te vragen.’
‘En....?’
‘En zij had alle hoop te zullen slagen, zei zij. O, ik begrijp zelf niet hoe ik je dit alles kan vertellen, maar het is noodig, dat voel ik; vergeef mij dus, als ik je verdriet doe.’
‘Ja, ja; ga maar voort.’
‘Lucie zou graag getrouwd zijn; Henri heeft eene goede praktijk, en zij denkt hem gemakkelijk naar hare hand te kunnen zetten.’
‘Heeft ze dat gezegd?’ vroeg ik levendig.
‘Het waren hare eigene woorden.’
‘Dus zou zij hem niet gelukkig maken?’
‘Maar waarom vraag je dat?’
‘Dat doet er niets toe; antwoord in Godsnaam, als je me waarlijk helpen wilt.’
‘Neen, eerlijk gesproken, zou ik niet graag in de plaats van haren toekomstigen man zijn: zij zal weinig onbaatzuchtige gedachten aan hem wijden.’
Toen ik dat hoorde, voelde ik eene wonderbare kracht mijne slapheid en gedruktheid vervangen, eene kracht, die mij nu nog bezielt. Hij zou dus niet gelukkig met die andere worden, dan moet ik strijden voor zijn geluk, dan moet ik hem behouden, heroveren, al zou het nog zooveel moeite kosten. Weg met elke andere gedachte, weg met mijn' trots, ik moet den strijd met die andere beginnen, nu de prijs zijn geluk is, het doel van mijn leven.
Ik stond dadelijk op en gaf Jeanne eene kus.
Zij zag mij verwonderd aan, maar ik zei: ‘Vraag mij niets; ik dank je voor je waarschuwing, maar ik vertrouw Henri volkomen; geloof dat en zeg het ook gerust aan Lucie. Blijft ze nog lang?’
‘Ik denk nog eene week of drie; maar waarom doe je zoo vreemd? ik dacht, dat je mij dankbaar zoudt zijn.’
‘Dat ben ik ook, heusch. Och vergeef mij, als ik wat vreemd doe; later zal ik je alles vertellen. Ik ben toch blij, dat je nog eene even goede vriendin voor mij bent gebleven.’
Ik ging naar beneden; Jeanne volgde zonder te spreken.
Zij kon natuurlijk niet weten, wat er in mij is omgegaan, maar ik voel mij nu heel anders dan vanmorgen; ik heb moed, den strijd te aanvaarden. Ik had vanavond wel dadelijk mee willen gaan met Jeanne, maar dat zou verkeerd geweest zijn, ik moet met beleid te werk gaan.
Kom, ik ga slapen, ik wil slapen, om er morgen wat beter uit te zien. Er moet weer glans in mijne oogen komen, en kleur op mijne wangen; ik moet Henri den strijd gemakkelijk maken, want ook hij strijdt, dat begrijp ik nu, er gaat veel in hem om.
Moge de nacht mij raad brengen. Het eerste vereischte is geloof in de mogelijkheid der overwinning, en dat heb ik; ik zal overwinnen: liefde zegepraalt immers over alle hinderpalen.
donderdag 1 februari 2024
Simon Vinkenoog • 2 februari 1968
Uit: Weergaloos, van de Nederlandse schrijver Simon Vinkenoog (1928-2009).
You are a God, live like one!
Uit The Mile Underground, Colorado, najaar 1967, en International Times, Londen, nr. 25, 2 februari 1968.
In Nederland gepubliceerd door De Andere Krant, 's-Hertogenbosch, no. 1, 17 februari 1968, en OM, Amsterdam, no. 1, maart 1968. Het bleek nodig een nieuwe vertaling te maken.
United States of America
The Doors
Love
Quicksilver Messenger Service
Big Brother & The Holding Company
The Grateful Dead
Cartoon Archetypical Slogan Theater (CAST)
Shiva's Children
The Social Deviants
Living Theatre*
The Human Family
The Dreamland Express
The Tangerine Dream
The Gong
Dragonfly
The Crazy World of Arthur Brown
Jimi Hendrix Experience
The Exploding Galaxy
Royal Nature Tour
Society for the Protection of Truth (SPOT)
Pink Floyd
Ars Nova
The Byrds
Moby Grape
Earth Opera
Blood, Sweat & Tears
The Big Pink
Circus
Process
Jefferson Airplane
Pearls Before Swine
Ahora Mazda
You are a God, live like one!
Uit The Mile Underground, Colorado, najaar 1967, en International Times, Londen, nr. 25, 2 februari 1968.
In Nederland gepubliceerd door De Andere Krant, 's-Hertogenbosch, no. 1, 17 februari 1968, en OM, Amsterdam, no. 1, maart 1968. Het bleek nodig een nieuwe vertaling te maken.
United States of America
The Doors
Love
Quicksilver Messenger Service
Big Brother & The Holding Company
The Grateful Dead
Cartoon Archetypical Slogan Theater (CAST)
Shiva's Children
The Social Deviants
Living Theatre*
The Human Family
The Dreamland Express
The Tangerine Dream
The Gong
Dragonfly
The Crazy World of Arthur Brown
Jimi Hendrix Experience
The Exploding Galaxy
Royal Nature Tour
Society for the Protection of Truth (SPOT)
Pink Floyd
Ars Nova
The Byrds
Moby Grape
Earth Opera
Blood, Sweat & Tears
The Big Pink
Circus
Process
Jefferson Airplane
Pearls Before Swine
Ahora Mazda
Abonneren op:
Posts (Atom)