• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette.
Zaterdag 25 februari
Bezoek van Flaubert. Als bewijs van zijn provinciale vasthoudendheid, van zijn verbeten ijver, vertelde hij ons over de fantastische dingen, die hij drie jaar lang in Rouen heeft geschreven. Hij droeg stukken voor van een treurspel waar hij met Bouilhet aan was begonnen, over de ontdekking van de koepokstof, volgens de meest zuivere beginselen van Marmontel – waarin alles, tot aan ‘pokdalig als een schuimspaan’, in metaforen van wel acht regels was gevat –, wat het koppige doorzettingsvermogen van de man laat zien, zelfs als het grappen betreft die goed zijn voor een kwartier amusement.
Sinds hij van school is, heeft hij veel geschreven, maar nooit iets gepubliceerd, behalve twee kleine artikeltjes in een Rouaanse krant. Hij betreurt het dat hij een roman van ongeveer honderdvijftig bladzijden, die hij geschreven heeft toen hij van school kwam, niet kan publiceren: hij beschrijft daarin het bezoek aan een prostituée van een jonge man die zich verveelt, een psychologische roman die te veel persoonlijke zaken bevat.
Als het erop aankomt, ontbreekt het deze rondborstige, oprechte, openhartige en uitermate vrolijke man aan van die kleine haakvormige elementjes, die van een kennis een vriend kunnen maken. Het was dezelfde tijd van de dag als waarop wij hem voor het eerst hebben ontmoet, en toen wij hem voorstelden eens bij ons te komen eten, zei hij dat het hem speet, maar dat hij alleen ’s avonds kon werken. Ach! Wat is het toch een vermakelijk misverstand! Die mensen – van wie de burgers denken dat zij altijd aan feesten en orgieën bezig zijn en twee keer zoveel meemaken als de anderen –, die mensen hebben geen avond vrij voor vriendschap en gezelligheid. Het zijn eenzame, teruggetrokken werkers, die ver van het normale leven afstaan, met een eigen gedachtenwereld en een opus.
Molière is de opkomst van de bourgeoisie, een krachtige uitdrukking van de geest van de derde stand. Het is het begin van het gezonde verstand en de nuchtere rede, het einde van die zich overal manifesterende ridderlijkheid en poëzie. Vrouwen, liefde en al die edele, galante hartstochten worden er teruggebracht tot de beperkte maat van het huishouden en de bruidsschat. Er wordt tegen ieder elan en iedere spontaneïteit waarschuwend en corrigerend opgetreden. Corneille is de laatste heraut van de adel; Molière is de eerste dichter van de burgerstand. 149-2015>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten