• Evelyn Waugh (1903-1966) was een Britse schrijver. In 1932-'33 maakte hij een reis door Brits-Guyana en Brazilië, waar hij het boek 92 dagen over schreef. Hieronder de inleiding bij het boek.
12 oktober 1933
Ten slotte is de treurige ochtend dan meedogenloos en onontkoombaar aangebroken; de kwade dag die ik week na week heb uitgesteld, vijf maanden lang.
Gisteravond laat ben ik gearriveerd in het huis dat ik van iemand in bruikleen heb en installeerde mij in volstrekte afzondering in de lege kinderkamer; meteen na het ontbijt heb ik vanmorgen een stapel foliopapier, schone vloeibladen, een volle inktpot, opgevouwen landkaarten, een verfomfaaid reisjournaal en een berg foto's op de schrijftafel uitgestald, waarna ik moedeloos een pijp heb gerookt en twee kranten gelezen. Vervolgens ben ik naar het postkantoor van het dorp gewandeld, op zoek naar Reliëf-kroontjespennen en bij terugkeer met weerzin aan de schrijftafel gaan zitten piekeren. Toen nog een pijp gerookt, twee brieven geschreven, het weitje opgelopen en naar de vette pony gekeken; daarna terug naar de schrijftafel. Het duldde geen uitstel meer. Er zat niet anders op dan me aan het schrijven van dit boek te zetten.
Ik las laatst dat toen de biograaf van Trollope onthulde dat deze schrijver een man van de klok was die op gezette tijden aan het werk ging, alsof het een kantoorbaan was, en ermee stopte als het tijd was, zelfs al zat hij middenin een zin, dit zijn goede naam en de verkoop van zijn boeken direct nadelig beïnvloedde. De mensen van zijn tijd geloofden in de romantische legende van het geïnspireerde genie; zij schepten genoegen in het beeld van de verdorven kunstenaar: Rossetti, die gek was geworden door de chloraal en intiem was met vrouwen die slecht bekend stonden, of Swinburne, die languit onder tafel lag; zij hadden respect voor het majestueuze en verhevene: Tennyson, Carlyle en Ruskin met hun witte bakkebaarden en hun zwarte capes; wat zij niet konden geloven was dat iemand die net zo leefde als zijzelf, die regelmaat betrachtte in het opstaan en naar bed gaan en die dagelijks een vaste hoeveelheid werk afleverde, ook maar iets zou kunnen schrijven dat de moeite van het lezen waard was.
Tegenwoordig wordt daar natuurlijk volkomen anders over gedacht. De hoogste lof die men een succesvol schrijver kan toezwaaien is aan te nemen dat hij een ander inhuurt om het schrijfwerk voor hem te doen. De meeste Engelsen houden niet van werken en mopperen op hun baan, en schrijvers leggen het er zó dik op dat zij een hekel hebben aan schrijven, dat het begrijpelijk is als hun publiek medelijden met hen zou krijgen en hen aanspoort eens wat anders te proberen. Ik heb zelden een romanschrijver ontmoet die zijn werk graag deed en ik heb nog nooit gehoord dat eentje er de brui aan gaf en zich ging wijden aan iets dat beter bij hem paste. Ik denk dat het beter voor het vak was geweest als schrijvers aan het voorwendsel van de inspiratie hadden vastgehouden. Men heeft nu de neiging te overdrijven in de tegenovergestelde richting en ons allemaal te beschouwen als op geld beluste werkezels. Volgens mij is de waarheid deze, dat, hoewel de meesten van ons niet zouden schrijven als het niet betaald werd, wij niet anders zouden schrijven dan we doen als het beter betaald werd. In zekere zin vormt dit alles een apologie voor het boek dat ik in deze ellendige weken ga schrijven. Het moet een beschrijving worden van de wijze waarop ik de afgelopen winter heb doorgebracht en aangezien er geen sprake is geweest van ontsnappingen aan de dood, romances of ontdekkingen lijkt het op het eerste gezicht nogal aanmatigend te veronderstellen dat ik wie dan ook zal kunnen boeien. Welk verstandig mens gaat nou een reisboek lezen, laat staan kopen, dat geen wetenschappelijke waarde heeft en dat gaat over een gebied waar hij niet van plan is ooit naartoe te gaan? (Deze zin geef ik cadeau aan recensenten met slechte plannen.) Welnu, ik denk dat het antwoord is dat de mens een communicatief dier is; dat er waarschijnlijk een aantal mensen bestaat dat van dezelfde soort dingen houdt als ik en dat een ervaring waarvoor ik zes maanden van mijn tijd, een behoorlijk bedrag aan geld en heel wat inspanning over heb gehad, anderen misschien wel een paar uur lezen waard is. Net als een timmerman, die, naar ik veronderstel, bij het zien van een stuk ruw timmerhout de opwelling heeft om eraan te gaan schaven, het rechthoekig te maken en het zijn vorm te geven, zo is een schrijver er niet echt tevreden mee zijn ervaringen in de vormloze en toevallige gedaante te laten bestaan als waarin het leven die aanbiedt. En aan ervaringen vormgeven betekent voor een schrijver dat hij ze communiceerbaar maakt.
Als iemand hoort dat een schrijver iets gaat doen dat ongewoon lijkt, zoals een reis naar Brits-Guyana maken, dan volgt altijd de opmerking: 'Ik neem aan dat u materiaal voor een boek gaat verzamelen', en aangezien je wel een erg verwaande kwast moet zijn om steeds weer de moeite te nemen je motieven uiteen te zetten, is het maar het gemakkelijkste hierop 'Ja' te zeggen en het daarbij te laten. Maar de waarheid is dat zichzelf respecterende schrijvers geen 'materiaal verzamelen' voor hun boeken, of liever gezegd, dat zij daarmee tijdens hun leven voortdurend bezig zijn. Je gaat niet reizen, net zo min als dat je verliefd wordt, om materiaal te verzamelen. Het maakt gewoon deel uit van je leven. Sommige schrijvers hebben een liefde voor het Engelse platteland; zij vestigen zich in Sussex, identificeren zich met het dorp, de boerderij en de heg en het kan niet missen of zij gaan daarover schrijven; anderen treden toe tot de hogere kringen; voor mijzelf en velen die beter zijn dan ik, zijn verre en onbeschaafde streken fascinerend en wel in het bijzonder gebieden waar culturen met elkaar in conflict zijn, en waar ontwikkelingsstadia aan elkaar grenzen, waar denkbeelden losgeraakt zijn van hun achtergrond en vreemde veranderingen ondergaan als zij worden overgeplant. Op die plaatsen tref ik de ervaringen aan die zo krachtig zijn dat zij omzetting in een literaire vorm verlangen.
Dus zal ik in de komende een a twee maanden mijn reis door Guyana en Brazilië opnieuw beleven. Niet dat die reis ooit uit mijn gedachten is geweest. Hij was steeds aanwezig, een hele, drukke en gemelijke zomer lang en hij drong zich bij stukjes en beetjes op ongeregelde momenten aan me op. En nu, in deze kinderkamer aan de kust, zal de reis in zijn geheel uiteengelegd worden, net als de landkaarten, de foto's en de tekeningen op de schrijftafel, terwijl de vallende bladeren in de herfstzon me eraan herinneren dat het spoedig weer tijd wordt er op uit te trekken naar een ander gebied.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten