• Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij, waaruit gedeeltes in het Nederlands zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek 1907-1933.
[14 oktober]
Vier dagen later was mijn tweede concert. Er was nog minder publiek, het stond me gewoon tegen om te spelen, maar ik dwong me ertoe mezelf te vermannen: dit was immers geen concert, maar een repetitie voor Moskou, voor Moskou ja, niet voor Petrograd - in Petrograd ben ik bekend en geliefd, terwijl ik Moskou nog moet veroveren. De lauweren van de jeugdige pianist Orlov, de lieveling van het Moskouse publiek en een gracieuze, maar leeghoofdige pianist, laten me niet met rust. Nou ja, en na Orlov moet ik ook met Rachmaninov de strijd aanbinden.
Dit concert speelde ik heel goed en subtiel. Mama, altijd streng en ontevreden, was verrukt. De oude Safonov, die dwars door het voor hem onbekende modernisme heen de zachtheid en tederheid van mijn nuanceringen beluisterde, prees me zeer. Asja Lesnaja zat op de eerste rij en kwam na afloop van het concert naar de kleedkamer Het was geen gyninasiummeisje, maar een leerlinge van Meyerholds dramastudio, een jaar of twintig oud, van het Pools-joodse type, eerder origineel dan leuk, zij het dat ook wel, lang en lenig, gekleed met een hang naar originaliteit en met een rood mutsje op (men kende haar in Kislovodsk dan ook onder de naam 'Roodkapje'; ze heette Chmelnitskaja, Lesnaja was een pseudoniem). Toen we uit artiestenfoyer naar buiten liepen, kreeg ik een ovatie, maar we sloegen meteen af, liepen het bruggetje over, de Kruisberg op en gingen wandelen.
Tegelijk met 'Roodkapje' verschenen er andere personen, zeer interessante: de anarchist Zmijev. Hij kwam in de salon van het Grand Hotel naar me toe en vroeg een vuurtje. We raakten aan de praat. Naar eigen zeggen was hij onlangs uit Londen gearriveerd. Het was een heel jonge man, levendig, geestig en met een voor mij uitermate ongewone wereldbeschouwing. Hij noemde zich lid van de Petrogradse raad van arbeidersafgevaardigden van de partij der anarchisten. Dat was buitengemeen pikant, ook al sta ik er niet voor in dat het inderdaad zo was. Menigeen zag hem domweg als een affairist, maar dat bestrijd ik. Een avonturier, ongetwijfeld. Een anarchist, zeer wel mogelijk, in elk geval wist hij op dat gebied heel verbazingwekkende dingen. Hij was buitengewoon op me gesteld, terwijl ik mijn tijd met plezier in zijn gezelschap doorbracht, omdat zijn anarchistische wereldbeschouwing - zoiets als de wereld op zijn kop - mij wel intrigeerde. Afgezien daarvan had hij, zoals ik al zei, een rake en levendige geest. Zodoende verliep mijn tijd in gezelschap van Asja en Zmijev en week daarmee wat af van zijn eerdere contemplatieve loop: nu eens vroeg Asja me uit wandelen, dan weer vertelde de anarchist mij over het leven van Kropotkin. Het weer en de lucht in Kislovodsk waren betoverend en trokken je naar buiten. Maar toch werkte ik een uur of twee per dag aan het andante van de Vierde sonate en besteedde een uur of anderhalf aan Kant, in een poging zijn hels moeilijke transcendentale logica onder de knie te krijgen. 's Avonds ging ik dikwijls naar de operette, in de Kursaal, waar op de eerste rij een stoel voor me was gereserveerd. Tot dan toe was ik vrijwel nooit in de operette geweest, omdat ik daar een hartgrondige hekel aan had, maar nu was ik er wel geïnteresseerd in geraakt, omdat ik het hele repertoire" vanuit een kritisch oogpunt bezag, niet voor wat de muziek betreft natuurlijk, maar voor het levendige en toneelmatige karakter. En wat denk je? Mijn vonnis: ze kunnen geen operettes schrijven. De levendigheid zit voornamelijk, in de scènes met dialoog en zonder muziek. Het ontbreekt de auteurs aan techniek en toneelmatige verbeelding om die met muziek te schrijven. Op sommige plaatsen is het wel levendig, en scenisch, soms is er wel sprake van elegantie (van een niet al te hoge kwaliteit), maar het kan allemaal duizendmaal beter. Het verlangen bekroop me zelfs - nee, niet om een operette te schrijven, daar zou ik niet brutaal genoeg voor zijn, maar wel een lichtvoetige, levendige en vrolijke opera. Voorlopig heb ik die gedachte laten varen, maar ik kom er nog op terug. En naast dat idee had ik een ander project: een opera op een onderwerp uit het leven van de anarchisten. De opera De anarchist. Over dat thema praatte ik tamelijk vaak met Zmijev. We konden echter niets afspreken, gezien het volgende: uit Petrograd kwamen berichten over een opstand van de bolsjewieken. De regering zit opgesloten in het Winterpaleis en probeert zich met kanonnen de aanvallende roodgardisten van het lijf te houden. Kerenski is behendig uit Petrograd weggeglipt en schiet aan het hoofd van trouw gebleven troepen te hulp. Volgens de laatste berichten hebben de bolsjewieken zich overgegeven en is de muiterij de kop in gedrukt. Toen had Zmijev het als anarchist niet meer en verdween spoorslags naar Rostov, waar fabrieken zijn en dus anarchistische partijen. Met Zmijev verdwenen ook de gesprekken over de opera, mijn honderd roebel die hij in gedeelten van me geleend had en mijn ondergoed, dat hij als verschoning had gevraagd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten