• Raymond Queneau (1903-1976) was een Frans schrijver, dichter, dramaturg en wiskundige. Notities en fragmenten uit zijn dagboeken zijn opgenomen in Mijn moeder zong.
4 augustus. Claude B. Krijgsgevangene. In april hadden de Duitsers gedeporteerden uit Hamburg (en Bremen?) naar hun kamp gebracht. Te voet gekomen. Zanderige streek. Klinkers op de wegen. De gevangenen met hun grote schoenen op die wegen: tap, tap, tap. Van de ochtend tot de avond. Dantesk.
Onder hen waren kinderen. Een Hongaarse jongen (joods) van 16-17 jaar had tweeëntwintig vriendjes vermoord. Hij was groot, vet. 'De Duitsers hebben me niet klein gekregen en jullie krijgen me ook niet klein.' Hij werd neergeschoten.
Een gedeporteerde met zijn muts onder zijn arm, waar het bloed uit druipt: een mensenlever. En een hart in een tenen korf.
Ze werden alleen door de gevangen militairen onder handen genomen. De oude Duitse gewone soldaten trokken wit weg toen ze de lijken zagen.
Weinig politieke gevangenen. Van alles. Bijvoorbeeld gedeserteerde militiesoldaten.
De gevangen militairen hebben het kamp ongeveer twee weken voor de komst van de Engelsen bevrijd: verbazing, ontzetting van de Engelsen toen ze de gedeporteerden en de lijken zagen. Honderden stierven.
De Duitse vrouwen werden gedwongen de lijken te begraven, en mochten geen brancards gebruiken; wenden er snel aan. Taai.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten