5 juni. Joppe - Bij het ooievaarsnest liep ik Philomene tegen het lijf. 'Vanmiddag,' zei ze, 'komen er wat mensen, schenk ik een borrel, kom ook als je zin hebt.' Om vier uur fietste ik erheen. In de voortuin flaneerden onbekenden over de grindpaden. In huis stonden overal groepjes mensen met elkaar te praten. Een man in een blazer speelde op de Grotrian Steinway. Met een glas rode wijn begaf ik mij naar de achtertuin. Op het plankier bij de waterkant ging ik in een witte tuinstoel zitten. Ik keek uit over het Joppe. 's Morgens had het in het kader van de West-Europese moesson nog gestortregend, maar de lucht was inmiddels opengetrokken. Niettemin wedijverden hemel en wolken dankzij de hoge luchtvochtigheid in pastelkleurige veegtinten. Het leek of het uitspansel uit een wasmachine kwam en in de onstuimige zuidwester te drogen hing. Over het riet scheerde de bries. Heel in de verte zag ik bolle witte zeilen. Steeds kwamen er potsierlijke, gepavoiseerde vaartuigjes voorbij, met ploffende buitenboordmotoren. Ik hoorde een bosrietzanger, een kleine karekiet, en natuurlijk de alomtegenwoordige zeurzang van de groenling. Ik dommelde een beetje weg en het getal twaalf dat aan de overkant op een Koudenhoornbord prijkte, begon zich in mijn hoofd te delen in tweemaal zes en driemaal vier. Een blonde vrouw die een witte doorkijktrui droeg, met daaronder een witte doorkijkrok, witte kousen, witte schoenen, kwam naast mij zitten, zei: 'Ik begrijp eigenlijk niet wat ik hier doe. Thuis laat ik de afwas staan, en hier ga ik warempel ongevraagd meteen in de keuken aan de slag. Wat doen al die andere mensen hier in vredesnaam? Wie zijn het? Waarom zijn ze hier eigenlijk? Weet jij dat?'
'Nee,' zei ik, 'geen flauw idee, maar ach, het hele leven is een borrel waarvan je niet weet waarom hij gehouden wordt en waarom je ervoor bent uitgenodigd. Of weet jij wel waarom je op de wereld rondloopt?'
'In ieder geval om zo nu en dan de afwas te doen,' zei ze.
'Veel andere redenen zul je toch niet kunnen bedenken,' zei ik.
'Zal ik nog een glas wijn voor je halen?' vroeg ze.
'Ach, dat kan ik zelf ook doen.'
'Ja, maar je zit erbij alsof je al in de hemel bent, het zou spijtig zijn als je weer moest opstaan.'
'Nou goed, haal dan maar een glas.'
'Dan denk je misschien dat ik een engel ben.'
'Dat denk ik toch al.'
'Mooi zo, ben ik toch niet voor niks naar deze malle borrel gekomen.'
Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten