zondag 14 april 2024

Friedrich Nietzsche • 15 april 1876

• Twee brieven van Friedrich Nietzsche (1844-1900) aan Mathilde Trampedach, met wie hij wilde trouwen. Uit: Afgemat als een eendagsvlieg bij avond. Een selectie uit de brieven 1858-1879 (vertaald door Hans Driessen).

[Toelichting van de vertaler] En dan als een donderslag bij heldere hemel een huwelijksaanzoek, aan Mathilde Trampedach, dochter van vermogende ouders. Nietzsche loopt overigens al jaren rond met het voornemen een vrouw te zoeken, die vooral aan één eis moet voldoen: ze moet geld hebben. Nietzsche wordt bij dit zoeken actief bijgestaan door [zijn vriendin Malwida] Von Meysenbug. 

[Aan Mathilde Trampedach, Genève]

Bazel, 11 april 1876
Mejuffrouw, u schrijft hedenavond iets voor mij, ik wil ook iets voor u schrijven. – Verzamel alle moed in uw hart om niet te schrikken van de vraag die ik hierbij aan u stel: wilt u mijn vrouw worden? Ik houd van u en mij komt het voor alsof u me al toebehoorde. Geen woord over het plotselinge van mijn genegenheid! Er is in elk geval geen sprake van schuld, en niemand hoeft zich dan ook te verontschuldigen. Maar wat ik wilde weten is of u hetzelfde denkt als ik – namelijk dat we geen moment vreemden voor elkaar zijn geweest! Denkt u ook niet dat ieder van ons door een verbintenis vrijer en beter zou worden dan ieder op zich zou kunnen, dus excelsior?* Wilt u het erop wagen samen met mij door het leven te gaan, met iemand die innig naar bevrijding en verbetering streeft? Op alle paden van het leven en van het denken?
Welnu, weest u vrijmoedig en laat u zich door niets weerhouden. Van deze brief en mijn aanzoek weet behalve vriend Senger verder niemand iets. Ik reis morgen om 11 uur met de sneltrein terug naar Bazel, ik móet terug; mijn adres in Bazel voeg ik hierbij. Kunt u mijn vraag met Ja! beantwoorden, dan zal ik meteen aan uw moeder schrijven; ik zal in dat geval aan u het adres vragen. Kunt u het van uzelf verkrijgen een spoedig besluit te nemen, Ja! dan wel Nee – dan kunt u me morgen tot 10 uur bereiken in Hôtel garni de la Poste.
Alle goeds en zegen voor altijd wenst u,
Friedrich Nietzsche

* Toespeling op een gedicht van Longfellow, getiteld ‘Excelsior’, dat Nietzsche en Mathilde kennelijk samen hadden gelezen.

[Aan Mathilde Trampedach, Genève]

Bazel 15 april
Hooggeachte juffrouw, u bent grootmoedig genoeg mij te willen vergeven, ik voel dit aan de milde toon van uw brief. Ik heb in gedachten zoveel geleden onder mijn gruwelijke en stuitende handelwijze, dat ik u voor deze mildheid niet dankbaar genoeg kan zijn. Ik wil niets uitleggen en weet niet hoe me te rechtvaardigen. Ik wil alleen maar de wens uitspreken dat u, mocht u mijn naam ergens lezen of mijzelf weer zien, niet alleen aan de schrik zult denken die ik u heb bezorgd; ik verzoek u in alle omstandigheden te geloven dat ik graag goed zou maken wat ik aan slechts heb gedaan.
Met achting de uwe, F. Nietzsche

Geen opmerkingen:

Een reactie posten