woensdag 3 april 2024

C.L.M. Bijl de Vroe • 4 april 1915

Cornelis Lucien Marie Bijl de Vroe (1879-1945) vertrok eind 1914 met vrouw en kind naar Indië om hoveling te worden aan het hof van de Grote Heer te Buitenzorg. In mei 1919 keerde hij terug naar Nederland. Hij hield in zijn Indische periode een dagboek bij dat is uitgegeven als Rondom de Buitenzorgse troon. "Juist in de onopzettelijkhied van dit dagboek komen mentaliteit en sfeer van deze zeer karakteristieke kant van de Indische samenleving sterk naar voren."

4 april
Onze eerste Paschen in Indië. We maakten een aardige wandeling buiten de stad. Genoten den vorigen avond van de comedie opvoering van La Cyprienne van Sardou.

6 april
Reisden wederom met Z.E. [zijne excellentie] naar Batavia voor een diner ten paleize Koningsplein en hielpen de gasten ontvangen welke behouden aankwamen ofschoon de paarden voor het rijtuig van den Directeur van Financien, F.A. Liefrinck stortten. Beide, ook Mevrouw Liefrinck waren zeer kalm en alles had een gunstig verloop. Om 11 u. na afloop praatte de hofhouding in den tuin nog wat na waarbij volgens oude gewoonte ook de vice-president van den Raad v. Indië v.d. Houven van Oordt en Mevrouw aanzaten alsmede de Liefrincks en toen ook deze ten 12 u afreisden werd de reünie in pyama en kimono voortgezet tot half twee.
Het gesprek liep ook over de familie van Z.E.: en werd de verbazing uitgesproken dar zij ondanks hun geloof niet meer verdraagzaam waren ook in het dagelijksch leven. Z.E. zelf, voortdurend in de weer met staatszaken die dikwijls veel zorg en tact eischten werd meer dan noodig lastig gevallen met allerlei beuzelingen door zijne dochters en vroeger ook door zijne echtgenoote hetgeen dan wel eens tot wrijving aanleiding gaf, daar de dames wel eens meer energie in dergelijke zaken aan den dag legden dan strict noodig was.

7 april
Om 11 u reden we naar het station in drie rijtuigen waar een extra treingereed stond, die weldra afreisde. Bij het vertrek blijft Z.E. en natuurlijk ook wij altijd staan tot de wagen het station uit is, waarbij de stationchef met ontbloot hoofd den trein uitgeleide doet. Het ergerde mij weer hoe weinig ordelijk en netjes zulk een uitgeleide geschiedt. Op het station neemt niemand notitie van de aanwezigheid van Z.E. dan de Chef en een inspecteur van politie welke er dan zoo lamlendig en ongelukkig bijstaan als een Hollander zulks gewoon is. Verder groet niemand. Een z.g.n. heer in wit pak ligt, meer dan zit in een stoel, handen in den zak, beenen wijd uit, gezicht stom, landerig en onbeschaamd. Dat is 't uitgeleide. Groote goden wat zou een pak ransel en drie jaren militaire tucht zulke menschen goed doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten