• Antonie Duyck (1560-1629) was vanaf 1621 raadpensionaris van Holland. In 1593 was hij advocaat-fiscaal van de Raad van State en hield in die functie een journaal bij waarin hij verslag deed van de militaire campagnes van prins Maurits.
[Den xxen Aprilis]
Den xxen Aprilis was het schoen weder ende vertrock Sijne Excellentie vrouch vuytet leger naer Rotterdam omme aldaer adieu te nemen aende Graevinne van Swartsenborch sijn moeye ende aen Jonckvrou Louyse sijn halve suster, die mette Princesse ende d’andere susters te desen daege tot Dort commen souden om gelijcke saecken, want sij van meyninge waeren haer reyse aen te nemen naer Duytslant, soe men seyde om te consummeren thuwelijck vanden jongen Palsgraeve mette voors. Jonckvrou Louyse. Ten selven daege quam in tleger den Graeve van Solms, dan arriverende soe Sijn Excellentie wilde vertrecken is mette selve Sijn Excellentie ende Graeff Philps mede naer Rotterdam getoogen. Te desen daege werde een groot deel vanden wal in tsuyden van tquartier van Sijne Excellentie met haer behoirlijcke dickte, hoochte ende parapet opgelevert als volmaeckt ende de reste naer bijgebracht, werde mede seer gearbeyt in tquartier van Raemsdonck soe aende trancheen als schantskens aldaer. Men ginck mede voort metten wech door tlege lant, welcke mits de marasicheyt van tlant langsaem werck viel. Men schoot mede altemet eens op de stadt. Dvoors. 4 vaenen ruyteren op gisteren van Bergen op den Zoem gecommen ende bescreven sijnde om de Graevinnen voors. naer Duytslant te convoyeren, verstaende dat de resolutie verandert was ende dat se tscheep over Breemen wilden reysen, sijn gaen logeren boven Cappelle langes heen in de Langestraete. Des avonts quam Sijn Extie mette Princesse ende d’andere Graevinnen logeren tot Dordrecht, om soe voerts te commen naer Breda. Des nachts werden 2 halve canons in een ponte voorbij de stadt langes het waeter opgebracht tot aen tschantsken, leggende op den Stelhoffsen dijck, dat vanden viant verovert was, omme in tselve schantsken gebracht te werden, daernaer dat den viant dapper schoot, sonder nochtans merckelijcke schaede te doen, daer tegens de onsen weder ettelijcke maelen oick met geschut schooten. Noch werde de approche in t’noortwesten versterckt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten