• Curzio Malaparte (1898-1957) was een Italiaanse schrijver. In 1947-1949 verbleef hij in Parijs. Zijn dagboek over die periode is verschenen als Dagboek van een vreemdeling in Parijs (vertaling Jan van der Haar).
25 april. In Royaumont met pater Bianchi, een franciscaan, hoogleraar theologie aan de katholieke universiteit van Milaan, Bompiani, Tamburi. Pater Bianchi is een hooggeleerd man. Onder andere zegt hij: ‘Genade is voor mij zonder belang. Ik heb er maling aan. Ik wil me redden zonder de noodzaak van genade. Elke avond ontdoe ik me van alles, ik bevrijd me. En elke ochtend moet ik me weer opladen. ’s Avonds ontlaad ik me. De ochtend is dankzij de dag een herovering van mijn geloof.’ Hij zegt: ‘De dieren vormen het bewijs van de vijandschap tussen God en de mens.’ Hij legt uit dat Adam met de zonde de heerschappij over de dieren, de natuur is kwijtgeraakt. De dieren vormen derhalve het bewijs van deze verlaging van de mens.
25 april. Het landschap van Île-de-France kan in mijn hoofd niet losgemaakt worden van paarden en van de Franse schilderkunst. Het is een landschap zoals dat in Toscane, ‘gekoppeld’ aan de schilders. De tekening van de takken die schuilgaat onder de bladeren van de bomen, die van de kusten onder het groen, die van de huizen onder de kleuren van het dak en de muren, het is dezelfde tekening die schuilgaat onder de bladeren, het gras, het rood en het wit en het groen en het blauw in de schilderkunst van Watteau tot Manet.
26 april, Parijs. Het gaat over een met ons bevriende schilder. Ik zeg: ‘Het is wel een modern iemand, los van zijn schilderkunst, van wat hij aan schilderijen maakt.’ De schilder Orfeo Tamburi is minder toegeeflijk. Hij zegt: ‘Het is een gemankeerde sukkel.’153-2015>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten