zondag 14 april 2024

Henrik Ibsen • 13 april 1895

• Uit een brief van de grote Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906) aan zijn vrouw Suzannah. Uit: De zomer beschrijf je het best op een winterdag (uit de Privé Domein-reeks van De Arbeiderspers, vertaald door Suze van der Poll en Rob van der Zalm). Toelichting onderaan.

Paaszaterdagavond, 13 april 1895
Lieve Suzannah,
[...] Eergisteren kwamen [Ibsens zoon] Sigurd en [diens echtgenote, dochter van die andere grote toneelschrijver, Bjørnstjerne Bjørnson] Bergliot bij mij eten, het was heel gezellig. Sigurd heeft zijn zinnen gezet op een professoraat in de sociologie, maar hij zag wel in dat het zonder hulp van de conservatieven niet zou lukken, en daarom heeft hij mij gevraagd een goed woordje voor hem te doen bij professor Hagerup en anderen. Dat doe ik met het grootste genoegen. Maar aangezien de positie van het ministerie momenteel nogal onzeker is, acht ik het niet waarschijnlijk dat zoiets in de nabije toekomst gerealiseerd kan worden. Sigurd zal je trouwens zelf wel uitvoerig over de zaak schrijven.
Met Kristofer Janson gaat het helemaal niet goed. Hij is voor zijn levensonderhoud totaal afhankelijk van zijn lezingen, maar hij houdt nu al een paar maanden het bed met influenza en hij heeft geen cent kunnen verdienen. Daarom gaan er wat lijsten voor hem rond, maar of dat nu echt wat oplevert? Ik begrijp niet hoe hij denkt zijn gezin te onderhouden, hij heeft zijn financiën heel slecht geregeld, vind ik. Wat onze eigen financiën betreft: ik kan je vertellen dat ik nu 24.000 kronen heb vastgezet, en ik hoop er nog eens 6000 bij te kunnen doen, zodat er dus in totaal 30.000 bij komt. Dan hebben we 166.000 kronen op de bank staan. Niet gek gedaan, al zeg ik het zelf. [...]
Schrijf gauw aan je toegenegen,
H. I. 

[toelichting van de vertalers]
• Sigurd, die nog steeds op zoek was naar een betrekking, had een aantal sociologische artikelen gepubliceerd en kreeg uiteindelijk toestemming om in de herfst van 1896 een serie lezingen te houden. Zijn pogingen om hoogleraar te worden werden niet alleen bemoeilijkt door het feit dat hij liberaal was in een periode waarin de conservatieven de dienst uitmaakten, maar ook door de onzekere status van het Noorse ministerie van Kerkzaken en Onderwijs. De feitelijke macht lag op dat moment in Zweden.
• George Francis Hagerup (1853-1921) was hoogleraar aan de juridische faculteit, bestuurslid van de conservatieve partij (Høyre) en op het moment dat Ibsen deze brief schreef minister van Justitie. Hij zou later dat jaar premier worden.
• De Noors-Amerikaanse schrijver Kristofer Janson (1841-1917) was in 1893 naar Noorwegen teruggekeerd om lezingen te houden, waarin hij het unitarisme verkondigde. Hij werd enige tijd samen met Bjørnson, Kielland, Lie en Ibsen tot de groten van de Noorse literatuur gerekend. Ibsen kende hem onder meer uit zijn tijd in Rome.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten