zondag 12 november 2017

Willem Kloos, Aegidius W. Timmerman -- 12 november 1892

• Willem Kloos (1859-1938) was een nederlandse dichter. Het onderstaande komt uit Zelfportret, en refereert aan de avond dat Paul Verlaine en Kloos naast elkaar aan tafel zaten, maar geen woord met elkaar wisselden. Het voorval wordt beschreven (zie hieronder) in de memoires van Aegidius W. Timmerman. Verlaine zelf schrijft er niet over in zijn verslag van zijn bezoek aan Nederland.

Timmerman: Wij waren allen vol spanning en verwachtingen, diep onder den indruk van Verlaine's komst. De drie grootste dichters, die er leefden, Willem Kloos, Verlaine, Herman Gorter zouden elkander ontmoeten. [...] De vriendelijke en zachtaardige Verlaine, die een verleden achter zich had en daarom gehoond of genegeerd werd door de officieele kunst-bonzen met hun officieele botheid en bekrompenheid, was het voorwerp van een uitgezochte en dankbaar genoten hulde-betooging. Ik heb tranen over zijn wangen zien vloeien, toen bij Couturier in Amsterdam, het geheele publiek, zonder voorafspraak, zwijgend en geruischloos oprees bij zijn binnentreden. Hij aarzelde even en keek om, alsof hij niet begreep, dat het hém gold en meende, dat áchter hem pas de gehuldigde moest binnenkomen. Dat was den armen verschoppeling - Pauvre Lélian - nog nooit overkomen en zijn gevoelige ziel te machtig. [...] Ook niet op het diner, dat hem aangeboden werd in Den Haag bij Riche... Daar zaten Verlaine en Willem naast elkaar aan. En nu hadden wij er ons allen op gespitst toe te zien en vooral te horen hoe de beide Genieën zich tegenover elkaar zouden gedragen. Precies kleine kinderen... En, om geen woord van de Godentaal te missen, werd er hardnekkig gezwegen en elk eenigszins luidgesproken woord door gesis onderdrukt. [...] Want de heele bijeenkomst begon op een begrafenismaal te gelijken of ook wel op een wedstrijd van kanarievogels. Iedereen zat zenuwachtig te fluisteren en te wachten tot het gezang zou beginnen. Maar de dichters, die allebei veel te naief en te onbevangen waren, om er iets van te merken, zaten rustig te genieten van hun maal, totdat eindelijk, eindelijk Verlaine zich naar Kloos boog en... ‘Hou je mond, hou nou toch éven je bek...’ - met zijn zachte stem zeide - het was doodstil geworden - ‘Monsieur Klooze, aimez-vous la salade?...’

Kloos:  Ik had en hield voortdurend, ook als ik een enkele keer met vele anderen aan het feestvieren ging, diepst-in helemaal van zelf te veel geestelijke dingen in mijn hoofd, zodat ik wel eens schertsend door mijn vrienden Willem de Zwijger ben genoemd. En zó zat ik ook, gelijk Dr. Willemse meedeelt, ik weet nu niet meer hoe lang reeds naast de zielsvoorname Verlaine aan tafel in het Haagse restaurant. Er was al enige malen op hem gespeecht geworden en zelf zat ik enige Franse zinnetjes te bedenken, die ik tot Hem richten kunnen zou, maar er wou niets in mij rijzen, en dus bleef ik slechts luisteren, en prikte van tijd tot tijd een klein hapje van mijn bord, vreedzaam maar inwendig een beetje absent. Toen richtte de door mij bewonderde opeens een gewoon vraagje tot mij en ik antwoordde met een paar Franse woordjes even gewoon. Ik ben eigenlijk nooit een mens voor vergaderingen of andere gezelligheidjes geweest. Ik was eigenlijk nooit iets anders als een geest, die helemaal op zichzelf staat en uit zichzelf denkt en soms plots iets doet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten