• Hugo Brems (1944) is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven. In 1983 publiceerde hij Onze armoede is doorzichtig als glas
Fragmenten uit een Pools dagboek, Warschau 14 tot 28 november 1982.
Maandag 22
Vrijaf nog. Ik ga winkelen. Dit zijn dus de zogenaamde gezellige winkelstraten van het centrum: drie borstels, een kraan, een nachtjapon. Met Kerstmis en Sinterklaas zullen de kinderen hier ook niet verwend worden. In speelgoedwinkels: plastieken beestjes voor in bad, een fluitje, wat houten blokken. In sportwinkels: niet veel meer dan tweedehands ski's en een fietspomp. Niet te verwonderen dat C., wanneer hij de volgende week terugkomt uit België, voor de winkeljuffrouw van zijn slager een pop moet meebrengen (voor haar dochtertje). Zij zorgt er dan wel voor dat hij de mooiste stukjes vlees krijgt.
Dinsdag 23
's Avonds lees ik wat in het boek dat ik van een collega leende. Het is de Nederlandse vertaling van een roman van Tadeusz Konwicki, ‘De kleine apocalyps’. Een boek dat hier verboden is. Ik citeer deze bijzonder juist typerende passage:
‘In mijn land is geen armoede. Op de hoeken van de straten staan weinig bedelaars, en als er iemand bedelt doet hij dat zonder overtuiging. (...) Niemand deelt nog lucifers in vieren en niemand telt nog zoutkorrels.
Lucifers in vieren delen loont tegenwoordig de moeite niet. Nauwelijks een op de drie wil ontvlammen.
Onze armoede is doorzichtig als glas en onzichtbaar als lucht. Onze armoede bestaat uit kilometers lange rijen, uit onophoudelijk gedrang van ellebogen, snauwerige ambtenaren, uit zonder reden vertraagde treinen, een door fatale krachten afgesloten waterleiding, dus gewoon gebrek aan water, uit onverwacht gesloten winkels, een razende en tierende buurman, uit leugenachtige kranten en urenlange toespraken op t.v. in plaats van een sportuitzending, uit de dwang tot de partij te behoren, uit een kapotte wasmachine die je in de staatswinkel hebt gekocht, uit speciale winkels waar je dingen voor dollars kunt kopen, de monotonie van een leven zonder hoop, instortende historische steden, verdorrende provincies en vergiftigde rivieren. Onze armoede is de genade van de totale staat, de genade dank zij welke wij leven.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten