• Isaak Babel (1896-1940) was een Russische schrijver. Zijn Dagboek 1920 is in het Nederlands vertaald door Peter Zeeman.
Beljov, 12.7.20
[...] Weekhartigheid. Verrukt aanschouw ik het onrussische, zuivere, energieke leven van de Tsjechen. Een geschikte dorpsoudste, in alle richtingen galopperen ruiters, telkens nieuwe eisen, veertig wagens hooi, 10 varkens, agenten van het Speciale Provianderingscomité — graan, een kwitantie voor de dorpsoudste — haver ontvangen — bedankt. De commandant van de verkenningsdienst van het 34ste regiment.
Degelijke boerenwoningen glanzen in de zon, dakpannen, ijzer, steen, appels, een stenen schoolgebouw, vrouwen van het halfsteedse type, heldere schorten. We lopen naar molenaar Juripov, de rijkste en de intelligentste, een rijzige knappe karakteristieke Tsjech met een Westeuropese snor. Een prachtige binnenplaats, een duiventil, dat ontroert me, nieuwe maalmachines, voormalige welstand, witte muren, een grote binnenplaats, een ruim gelijkvloers helder huis en kamer — heeft waarschijnlijk een fijn gezin, deze Tsjech, zijn vader is een pezige arme drommel, fatsoenlijke mensen, een energieke zoon met gouden tanden, slank en breedgeschouderd. Een aardige, vermoedelijk, jonge vrouw en kinderen.
De molen is uiteraard gemoderniseerd.
De Tsjech is overstelpt met kwitanties. We hebben vier paarden bij hem weggehaald en hem nota's gegeven voor het districtscommissariaat in Rovno, we hebben zijn rijtuig meegenomen, in ruil daarvoor een kapotgegane mitrailleurwagen gegeven, drie kwitanties voor meel en haver.
[...]
Terug, avond, tussen de rogge hebben ze een Pool gegrepen, alsof ze op een dier jagen, weidse velden, bloedrode zon, gouden nevel, wiegend graan, in het dorp wordt het vee bijeengedreven, roze stoffige wegen, ongewoon teer van vorm schieten vanachter de randen van de paarlen wolken vlammende tongen weg, een oranje vlam, boerenkarren werpen stof op.
Ik zit op de staf te werken (het paard galoppeerde prima), ga slapen naast Lepin. Een Let, stupide smoelwerk, een beetje varkensachtig, een bril, lijkt me fatsoenlijk. Lid van de generale staf.
Hij doet nogal botweg en onverwacht grappig. Moedertje, wanneer jij doodgaat, en klampte zich aan haar vast.
Geen kerosine op de staf. Hij zegt: wij streven naar het licht maar hebben geen verlichting, ik ga wat met de meisjes van het dorp spelen, houdt zijn arm uitgestrekt, laat hem niet zakken, gespannen smoelwerk, zijn varkenslip trilt, zijn bril beweegt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten